‘Kijk, daar, ik zie …’
‘Kijken, niet spreken.’ ‘Maar wat is …’ ‘Ik zei: kijken, niet spreken.’ Ik word teruggetrokken, de korf in. Het leven is niet eenvoudig voor neootjes op deze verdieping. Je moet de keuzes gaan maken die je toekomst bepalen, maar je weet nog helemaal niet waar het in het bestaan om draait. De keuzes zijn groot en belangrijk. Maar wat bepaalt of je goed kiest of niet? Welke doelen moet je bereiken? Bestaat er wel zoiets als een goede keuze? Ik vraag me af of hier op onze verdiepingen iemand weet waar het in ons bestaan om gaat. Ik heb daarover nog niets gehoord, in ieder geval: niets dat een beetje inspirerend klonk. Volgens het protocol moeten we vanaf het platform voldoende kunnen leren over de mogelijkheden die er zijn voor onze keuzes. Het proces is simpel: je loopt naar buiten, je staat stil op het platform en je kijkt de wijde ruimte in. Daar zie je dan ontelbare universa in de leegte hangen en bewegen. Soms zweeft een universum vlakbij langs - terwijl ze dichtbij hangen kun je dieper naar binnen kijken, je ziet dan de types in ruimtelijke en dimensionele en temporele structuren, de verschillen in opgerolde en uitgerolde dimensies, variaties in basale logische structuren, betekenis en waarden van fundamentele grootheden. Je ziet universa met een gloed van vloeiing en zachtheid tot universa met de harde randen van explosies en duister. Je ziet alle combinaties die denkbaar zijn en je krijgt een glimp van de oneindige aantallen concepten die ondenkbaar zijn. Elke keer als ik die nabije universa bekijk, raak ik overweldigd door de veelkleurige inventiviteit, ideeënrijkheid en schoonheid van uitvoeringen. Schoonheid lijkt zeker een criterium. Myriaden universa hangen veel verder weg, in ontelbare richtingen en tijden. Je kunt als gevolg van de grotere afstand niet diep naar binnen kijken, maar je krijgt wel een heel goed globaal beeld. Glinsterend of duister, glanzend of dof. Stil en stabiel, of juist botsend, trillend, schokkend, verklevend, stuiterend, versmeltend, pulserend, resonerend. In isolatie, in samenhangende of juist onsamenhangende clusters, in golven met vloeiende golfslag of juist in woeste stormen met spattende patronen. De mogelijkheden zijn overweldigend. Dan sta je daar dus op het platform. Je ziet al die universa. Het idee is: je zoekt er exemplaren uit die je aanspreken en je leest daarvan de instellingen. Iets in die buurt zou dan wel eens jouw favoriete keuze kunnen zijn. Je gaat waarnemen en afwegen, interpoleren en extrapoleren, kopiëren en creatief ontwerpen, voorzichtig aan knoppen draaien of juist woest experimenteren, met als centrale vraag: welke opties passen bij mij, hoe wil ik mijn eigen toekomst vorm gaan geven? Als je dan een beeld begint te krijgen, dan probeer je de daarbij horende instellingen te reproduceren. Ja, het idee is dus best simpel. Maar ik zit nog steeds met de vraag: hoe doe je het góéd? Hoe geef je betekenis? In de korf is het … Nou ja, het is de korf. Ik kan niet schatten hoeveel neootjes er op deze verdieping zijn, de ruimte strekt zich uit naar alle kanten en ik voel in alle richtingen aanwezigheid. Veel zijn net als ik jong en onzeker. Ze staan in kleine groepjes en praten met elkaar, altijd zacht en voorzichtig. Ik ga er vaak bij staan om te luisteren. Eigenlijk weet niemand iets van belang. Er zijn ook meer ervaren neootjes. Ze lijken minder zoekend en ze hebben meer karakter. Ze willen niet met mij praten en ze laten me ook niet meeluisteren met hun gefluisterde gesprekken. Ik ben te neo. Als ik te dichtbij kom sturen ze me weg, dus ik blijf op een afstand. Af en toe kan ik een flard van hun opmerkingen opvangen. Heel af en toe is het iets dat bij de jongere neootjes niet bekend is, maar veel is dat niet. De karakters van de bewoners van de korf zijn gevarieerd – ik heb bedacht: ze zijn net zo verschillend als de universa. Sommigen van de meer ervaren neo’s zijn afhankelijk of vriendelijk of zelfs smekend, anderen zijn hard of bot of arrogant of agressief. Ik kan soms aan ze voelen dat ze bijna klaar zijn voor hun keuze. Ik ken ze individueel onvoldoende om te weten of er iemand ontbreekt omdat die al besloten heeft. Tussen de groepen neootjes door zwerft af en toe een meester. Ze zijn groots, dominant, ontzagwekkend, beangstigend, ontoegankelijk. Ik heb gehoord dat zij uit hogere verdiepingen komen en ons moeten ondersteunen in onze groei. Ik heb één keer de moed opgebracht om aan een meester te vragen naar die hogere dimensies. Hij gaf geen antwoord, hij negeerde me volledig. Een andere meester vermaande mij later dat ik me moet bezighouden met dingen die me aangaan en niet met dingen die te hoog voor me zijn. Ze overleggen dus wel met elkaar, al zie ik ze nooit samen. Deze verdieping strekt zich uit in alle richtingen van alle ruimten en tijden. Het is beklemmend om de imposante afmeting ervan te ervaren. Soms voel ik me eenzaam – tenminste, ik denk dat dit een passend woord is voor mijn gevoel. Als ik in de korf omlaag of omhoog kijk, zie ik laag na laag de dimensies. Beneden zijn de dimensies waar wij neootjes vandaan schijnen te komen – ons verleden is een vast onderdeel van verhalen die ik heb gehoord. Elk neootje graaft in zijn herinneringen en leertijdgenoten vertellen dat ze zich herinneren hoe zij door oneindig veel verpoppingen zijn opgestegen van heel ver beneden tot waar we nu zijn. Meestal zijn ze er trots op. Het idee vervult me met een vreemd soort angst. De diepte naar beneden is adembenemend, verdieping na verdieping, honderden verdiepingen na honderden verdiepingen, het gaat eindeloos door tot in zwarte duisternis en misschien zelfs nog daarna. Ik kan me niets voorstellen bij een reis die ik heb af moeten leggen van die oneindige afgrond naar hier. Ik kan me er ook niets van herinneren. Ik herinner me zelfs niets van een eventuele overgang van de laatste verdieping naar hier. Is dat ooit gebeurd en wat heb ik ervoor moeten doen? Waarom herinner ik me niets terwijl anderen dat wel lijken te doen? Heb ik een merkwaardig soort geheugenverlies? Of is het bij hen illusie, verzinsel, inlegkunde, misschien wel waanzin? Naar boven strekt de korf zich uit tot heel ver in de hoogte de dimensies vervagen. Zie ik duizend verdiepingen boven me? Honderdduizend? Wat is praktisch gezien het verschil tussen duizend en oneindig voor een neootje op mijn verdieping? In de dimensies boven ons zie je ze rondzwerven. De goden. Vlak boven ons zie ik presenties in alle schitteringen van grootsheid. Creatie en vernietiging in gradaties en combinaties. Kleur en heerlijkheid en vreemdheid in alle permutaties. Nog verder naar boven worden dimensies en hun presenties vager, onstoffelijker, transparanter, ongrijpbaarder, onbevattelijker. Dat hoort bij de orde in de korf. Ik heb van een gevorderde neo wel eens gehoord dat er op verdiepingen boven ons wordt verteld dat op verdiepingen daarboven wordt verteld dat er een bovenste verdieping is, maar dat niemand dat zeker weet omdat door onbevattelijkheid het hoogste overgaat in het niets. Neootjes vertellen dat in de dimensies vlak boven ons de goden almachtig zijn. Op de dimensies daarboven zijn ze nóg almachtiger, en zo maar door. Het stopt iets voor mij te betekenen maar dan kan het natuurlijk nog realiteit zijn. Misschien bedoel ik niet ‘natuurlijk realiteit’ maar ‘onnatuurlijk realiteit’, maar dat is dan even goed nog realiteit en daarmee ook natuurlijk. Ik denk niet dat ik dat begrijp. Of ik de orde van de korf kan bevatten is niet belangrijk. Het is nu eenmaal de orde van de korf. De wetten zelf ken ik niet allemaal, ik weet wel dat het déze wetten zijn die onze korf beheersen. Waarom zijn de wetten zó en niet anders? Misschien zouden de wetten anders hebben kunnen zijn. Als ze anders zouden zijn geweest, wat zou dat dan voor de korf betekenen? In een visioen zie ik me voor me hoe er grenzeloos veel korven door een meta-korven-ruimte zweven. Ze zijn allemaal anders. Korven hebben verschillende opbouw, verschillende regels en wetten, andere structuren en indelingen en andere karakters, andere kenmerken van de bewoners en andere mogelijkheden en keuzeruimten. In dat visioen zie ik dan voor me voor me hoe vanuit een hyperkorf die korven hun vorm krijgen door keuzes die in die hyperkorf gemaakt worden. En dan zie ik voor met hoe er grenzeloos veel hyperkorven zweven door een meta-hyperkorven-ruimte. Dimensies in dimensies in dimensies in …. Mijn geest gaat op slot. Volgende-stap-informatie-sessie. Het is deze keer een technische briefing over dashboard, keuzes en knoppen. De keuzes vallen in een paar fundamentele categorieën: keuze van aantallen en definities en diepten van dimensies, keuze van ruimtewiskunde en basisnatuurwetten en systeemconstanten. We moeten begrijpen hoe die keuzes de eigenschappen van het universum bepalen. De categorieën zijn beperkt in aantal, de daarin vallende aantallen inputvariabelen zijn onoverzienbaar groot, de mogelijke waarden van de inputvariabelen zijn oneindig in aantal. De uitkomsten voor een universum zijn heel gevoelig voor heel precieze waarde van de input. De variatie in uitkomsten is eindeloos veel eindelozer dan de breedte van de input. Maar welke uitkomst vind ik gewenst? Wat geeft het universum betekenis? Wat is het doel van mijn bestaan? Het wordt niet besproken. Platformsessie. Wat zie je? Wat voelt dichtbij? Wat vult aan? ‘Dat universum dat ik zag …’ De meester zwijgt. ‘Wat zag ik?’ Ik krijg antwoord. Wonderbaarlijk. ‘Het is het taboe. Het is walgelijk ontwerp - slordig, ordeloos, oncreatief, gemakzuchtig, oppervlakkig. Het is verkwiste inspanning - leegheid in plaats van inspiratie, kwetsbaarheid in plaats van gestrengheid, vaagheid in plaats van schoonheid, kwaad in plaats van verrassing. De stank van schimmel is het bewijs van taboe.’ Ik haal het beeld terug. Een bijna leeg universum. Ik bezie het oppervlakkig - een vreemde expansie en een vreemde inhoud. Maar ik zie ook flonkeringen die me verwarmen. Kleine onopvallende flitsen die het universum op één of andere manier karakteriseren, doorstralen, verwarmen. Ze geven betekenis, maar op welke manier? En welke betekenis? ‘Wat is schimmel?’ De meester kijkt me aan. Dat doen ze nooit. Ik verschrompel onder de afkeuring, die blik moet wel afkeuring zijn. ‘Schoonheid is orde. Orde is wetmatigheid en voorspelbaarheid, uitlegbare creativiteit en navolgbare verrassing. Onvoorspelbaarheid en chaos en afbraak zijn kwaad.’ ‘Dat snap ik.’ ‘Begrip doet niet ter zake.’ De vermaning is meedogenloos en was voorspelbaar. ‘Goed is wat bij de orde past. Groot goed is wat verrassend is maar bij terugblik toch op de orde is terug te voeren. Kwaad is wat niet voorspelbaar is. Kwaad is wat bij verrassing niet op de orde is terug te voeren. Groot kwaad is vrije wil.’ De meester wendt de blik af. ‘Het is gezegd.’ Terug in de korf vind ik afzondering. Ik herinner mij het universum en doe waar de bezichtigingen voor bedoeld zijn: ik zoom in en onderzoek. Ik vind in de definitie van het universum treurig simplistische wiskunde, bizar ongecompliceerde logische structuren, belachelijk basale regelgeving met wat knopen en draden en idioot weinig knoppen. Materie en velden. Materie! Ik ga de meesters een beetje begrijpen. Hier is geen schoonheid, geen brille, geen explosie van strelende creativiteit. Maar wat is er wel? Ik zoom verder in. Ik zie veel leegte, veel ongebruikte ruimte, veel gemiste mogelijkheden en veel verkwiste opties. Magere en rommelige structuren doorkruisen de laagdimensionale ruimte. Inspiratieloos. Binnen die structuren is er op lager niveau alweer veel leegte. Onsamenhangende ruimtelijke verdelingen met een door toeval beheerste chaotische mengeling van basiselementen. Fantasieloos en oninspirerend. De simplistische grondregels veroorzaken bollen. Heel veel bollen met volledig voorspelbare, inspiratieloze ontwikkelingen. Saai. Ik zoom verder in, bijna tegen beter weten in. Dan zie ik op sommige bollen flonkeringen. Ze zijn klein, in volume betekenisloos. De kleine flitsjes komt uit een dunne vale laag op de buitenzijde van die bollen. Dit moet zijn wat de meesters schimmel noemen, realiseer ik me. Nieuwgierigheid drijft me om goed naar de schimmel te kijken. Waar komt de flonkering vandaan die mij intrigeert maar die anderen blijkbaar niet belangrijk genoeg vinden om waar te nemen? De schimmel is materie. De flonkeringen die ik zie zijn niet eigenschappen van die materie. De schimmel zelf is duf en droevig, passend bij de ongeïnspireerdheid van dit hele universum en de troosteloosheid van materie. Maar tot mijn verbazing zie ik in de schimmel hier en daar een klein stukje van de schitterende glans van keuze – het is de glans die de korf doorstraalt maar die ik nooit buiten de korf heb waargenomen. Ik heb nooit gehoord of gedacht dat keuze buiten de korf zou kunnen bestaan. Dit moet zijn wat de meesters ‘vrije wil’ noemden. Het grote kwaad. Als ik de schimmel van nog dichterbij onderzoek, herken ik het oordeel van de meesters – zoals altijd hebben ze gelijk. Ik ruik de alles doordringende rot van keuzes die schoonheid aantasten, keuzes die betekenis vernietigen, keuzes die kapot maken wat mooi had kunnen zijn en die beschadigen wat heel had moeten zijn. Ik voel mij ongelukkig worden, de geur veroorzaakt bij mij een diepe afkeer, ze is in strijd met alles wat ik ben. Op het moment dat ik me wil afkeren van dit kwaad zie ik diep in de grijsgrauwgroene schimmel een klein flits. Er ontstaat een rijtje flonkeringen. Ze zijn kort en voorzichtig, ze tasten proberend rond, sommige van de flonkeringen falen en bij andere raakt een stukje van de schimmel geïnfecteerd en wordt de flonkering groter voordat ze langzaam weer uitdooft. Het licht van de flitsjes valt bijna weg in de stank van het schimmel, maar het is er wel! De schitteringen komen op sommige plekken naar boven, ze dragen een totaal andere geur – het is een kwetsbare geur maar als ik me erop concentreer zie ik dat de geur sterk is, doordringend, vol potentie. Ik ruik de nuances van keuzes die betekenis geven waar geen betekenis was. Ik ruik ondertonen van waarderen, versterken, steunen, schoonheid maken. Ik ruik tinten van herstel en vernieuwing en verbondenheid. Ik ruik blijdschap, vrede, geduld, vriendelijkheid, goedheid, betrouwbaarheid, zachtaardigheid, zelfbeheersing. Het verwarmt me op een manier die ik niet kan verklaren. Liefde. Het woord is me te binnen geschoten. Ik ken het woord, ik weet de inhoud, maar ik weet niet waar het vandaan komt. Ik heb het nooit iemand horen gebruiken. Ik ken uit de korf geen voorbeelden van het verschijnsel dat door het woord beschreven wordt. Komt het uit mijn herinneringen van dimensies lang geleden? Ik weet het niet. Maar ik voel een zekerheid die in mijn wezen gebeiteld: dit is wat het waard is om een universum voor te creëren. Dit geeft betekenis. Dit is het enige. Ik scan de instellingen van dit universum en sla ze op. Terwijl iedereen mij nakijkt ga ik dwars over de verdieping naar het platform. Ik stap eraf, het grote multiversum in. Ik ben er klaar voor. Mijn Big Bang. ‘Er zij licht …’ Charles van Wettum
1 Opmerking
Bestemming bereikt. Bestemming bereikt, klonk het over mijn interne feed. Geeuwend rolde ik uit mijn bed. Mijn voortdenderende D-ex2 was bijna bij de verborgen rotskloof die naar Jakes terrein leidde. Ik klom de twee treden naar de besturingscabine op en zakte in de bestuurdersstoel neer. Zorgvuldig controleerde ik Dexxie’s datalog op de aanwezigheid van andere voertuigen. Negatief.
Ik dubbelcheckte op de schermen rond me. Ze hielden de omgeving van mijn zogenaamd blinde woestijncargo in de gaten. De okerrode zandvlakte rond me was verlaten. De nachtelijke woestijnlucht erboven, met in de verte de schaduw van de Barunbergen, was voor een keer helder. En even leeg. Ik kon. Besturing overdragen. Feedherkenning was nog een update die Jake aan mijn oude woestijncargo had toegevoegd, naast de beeldschermen. Ik nam de controle over en stuurde Dexxie’s rupsbanden door de illusie die de ingang van de hoge rotsspleet verborg. Achter ons gleden de Banrak-kristallen die de namaakrotswand in stand hielden terug op hun plaats. Kijkend op mijn schermen manoeuvreerde ik Dexxie naar het einde van de kronkelige kloof. Op sommige plaatsen paste het maar net. Transport-Dexen waren bedoeld voor vervoer op lange afstand langs voorgeprogrammeerde routes. Daarom had ik Dexxie ook uitgekozen, gewoon een onopvallende Dex die vracht vervoerde. Dat en het feit dat ze spotgoedkoop was geweest. Dankzij Jake reed mijn oude vrachter nu feilloos door een kloof waar een stadscargo zich nog niet in zou wagen. Onderweg passeerden we verschillende scanners. Na een laatste goedkeuring zwaaide de versterkte poort van Jakes schuilhol voor me open. Voorzichtig reed ik Dexxie de donkere tunnel in. In de tunnelwanden waren nog twee poorten verborgen, die Jake bij eventuele problemen kon sluiten. Vannacht stonden ze open. Ratelend en brullend passeerden Dexxie en ik de laatste poort. Een D-ex2 die niet op zand reed, maakte een oorverdovend lawaai. Nieuwere modellen konden schakelen tussen woestijn- en wegmodus, maar die optie had Dexxie niet. Misschien monteerde ik ze nog wel eens. Wie weet, met de opbrengst van wat ik bij me had? Het was puur toeval dat ik op de T.I.N. was gestuit. Ik was benieuwd wat Jake ervan zou vinden. Onder luid geraas denderde ik de hoge grot binnen waarin hij zijn smokkel- annex sloophandel in had ondergebracht. Panelen open. De dikke platen die de ramen en de deur van de besturingscabine tegen zandstormen en woestijngassen beschermden, klapten open. Even zag ik alleen woestijnstof. Langzaam ging het liggen. Ondanks het nachtelijke tijdstip zoemde de schemerige grot van de bedrijvigheid. Langs gemarkeerde paden reden B-bots met onderdelen rond. Ze brachten ze naar hoge rekken bij de zijwanden, waar S-bots ze overnamen en stockeerden. Jake moest net een grote lading binnen hebben gekregen, want in het midden van de werkvloer was het een chaos van jewelste. Tussen hoge stapels pas gedemonteerd materiaal waren D-bots met blauw oplichtende laserslijpers aan het werk. Aan een Bironeese sloep meende ik. De kleine planeetgondel was al te ver uit elkaar gehaald om zeker te zijn. Jake stond vlakbij en overzag de werkzaamheden. Hallo daar. Ik vormde de woorden in mijn hoofd, mijn feed seinde ze door. Har, alles oké? Na een laatste blik op het ontmantelingsproces kwam Jake naar me toe. Hij had het bovenste deel van zijn zuurstofpak uitgetrokken. Niet echt verstandig, zelfs voor een Raanü. Eronder droeg hij een met olie besmeurd shirt dat zijn geschubde onderarmen vrijliet. De mouwen van zijn pak waren rond zijn middel losjes bij elkaar gebonden. De grijze loop van zijn Arzyr kwam eronder uit. Het verboden wapen hing in een holster rond zijn rechterbovenbeen. Je bent vroeg, ik had je nog niet verwacht. Ik stapte Dexxie’s zanderige loopbrug op en klauterde de even okerrode ladder af. Wacht tot je ziet wat ik voor je heb. Ik sloeg het zand van mijn handen en liep samen met Jake naar het boven ons uittorenende laadruim. Open. Dexxie’s laaddeuren schoven weg. Op een-twee-drie was Jake het flauw verlichte ruim in. Hij liet een langgerekte fluittoon horen. Waar heb je die gevonden? Hij liep op de reusachtige delfrobot af. Ik had de T.I.N. op zijn zij de lange laadruimte ingeschoven. Die vraag beantwoordde ik nooit en dat wist hij. Wil je hem of niet? Hij krabde over zijn kale kruin. Zijn neurolinks alleen zijn… Hij draaide zich naar me toe. Ik ga hier toch geen moeilijkheden mee krijgen? Met de rest van wat ik je breng krijg je toch ook geen moeilijkheden? Zet je D-bots eraan, dan is hij zo ontmanteld. Ik gebaarde naar de grote, heen en weer zoemende gestalten bij de steeds kleiner wordende sloep. Vijftienduizend en hij is van jou. Mijn hart bonsde in mijn keel. Na een laatste blik op de T.I.N. keerde Jake naar de laaddeuren terug en klom hij naar beneden. Tien en geen cranumi meer. Elke controle-AI met een beetje verstand in zijn circuits herkent die onderdelen van ver. Ik kruiste mijn armen voor me. Dan is het aan jou om ervoor te zorgen dat ze onherkenbaar zijn. Twaalf, lager ga ik niet. Ik kan er altijd mee naar Berl. Berl? Die smelt hem om. Ik knikte. Al goed, al goed. Twaalf, akkoord. * Pas een hele poos later lag de delver op de stoffige bodem van Jakes grot. Het was al niet simpel geweest om de T.I.N. in Dexxie’s laadruim te krijgen, maar eruit was nog vele malen ingewikkelder gebleken. Vooral omdat Jake hem in één stuk had willen houden. Je gaat hem helemaal niet demonteren, is het wel? Ik hijgde. Daar is hij te bijzonder voor, jongen. Ik ga hem … De datastroom voor Jakes linkeroog flikkerde. Roräns bloed! Wat is er? We krijgen gezelschap. Jake strekte zijn linkerarm en spreidde zijn gevliesde vingers. Het beeld op zijn netvlies projecteerde zich in de lucht. Een kleine grondzwever kwam met hoge snelheid onze kant uit. Het voertuig was blijkbaar nog te veraf om het te identificeren, maar het leek verdacht veel op een onbemand inspectievoertuig van de Federatie. Jakes kale hoofd draaide mijn kant op. Idioot! Je bent vergeten je Fedtrac te vervalsen. Ongelovig keek ik hem aan. Natuurlijk niet. Voor zover de Federatie weet, zit ik in een bar op Eros Decu. Dan is het de T.I.N.. Hij keek naar de oude delfrobot. Waar heb je hem vandaan? Zeg op. Uit een magazijn op een van de Golt-manen, loog ik. Lariekoek. Hij greep me bij mijn zuurstofpak en pinde me tegen één van Dexxie’s hoge rupsbanden. De blauwe Raanü-lijnen onder de geschubde huid van zijn voorarmen glinsterden waarschuwend. De waarheid, nu. Wie zijn dat daarbuiten? Balddyken? Eldiars? Grote goden, je hebt dat ding toch niet van de Anumi gejat? Ik kreeg nauwelijks lucht. Magazijn op … Golt Enu. Ik was heus niet zo gek om de Anumi te bestelen. Zijn Raanü-lijnen lichtten steeds harder op. Ik had nooit zaken met je mogen doen. Wat weet zo’n jochie als jij nu van smokkelen. Hij ontgrendelde zijn Arzyr en plantte de loop tegen mijn slaap. Voor de laatste maal, knul: waar heb je hem vandaan? Ik probeerde me los te rukken, klauwde met mijn vrije hand naar zijn armen, maar ik was geen partij voor de grote Raanü. Mijn wazige blik viel op het beeld dat nog steeds achter hem in de lucht hing. Geen … Federatie …voertuig. Kijk … dan. Hij draaide zijn hoofd en liet me abrupt los. Rochelend zakte ik in elkaar. Een Moldikse Atrei? Hij liep naar zijn externe dataweergave. Wat komt die hier doen? Misschien … verdwaald? Ik krabbelde overeind en wreef over mijn brandende keel. Twee sterrenstelsels verder? Soms ben je ongelooflijk naïef. Hij sloot zijn dataweergave en keek naar mijn hals. Alles oké? Ik knikte. Kom mee dan. Hij beende bij me weg. Ik aarzelde even, maar ging hem toen toch maar achterna. Achter de eerste grot bleek een tweede te liggen. Nieuwgierig keek ik rond. Het plafond was dichterbij, maar verder was de grot minstens even groot als de eerste. Ze was ook even volgestouwd. In de schemering ving ik een glimp op van hele vleugels, grote motorblokken en zware beschermkappen. Ik was graag blijven staan om een kijkje te nemen, maar dat leek me niet verstandig. Voor een massieve, donkerglanzende deur aan het einde van de grot hielden we halt. Mijn mond viel net niet open. Miriak. Ondoordringbaar, onbetaalbaar en enkel te vinden op Golt Sera. De lange gestalte van Jake draaide zich naar me toe. Een woord hiervan tegen wie dan ook en je bent er geweest, begrepen? Ik knikte verstomd. Open, gromde Jake. Zodra de opening in de Miriak groot genoeg was, verdween hij erdoor. Verdwaasd ging ik hem achterna. De wanden van de rechthoekige ruimte achter de deur waren volgestouwd met ouderwetse bewakingsapparatuur. Ramirs, Turs, Ports. De meeste kende ik enkel uit de legale sloophandel, waar ze als bekraste, uitgedoofde Federatie-relikwieën te koop werden aangeboden. De exemplaren hier zagen er smetteloos uit. Het klapstuk was een Zanod. De oude hemelbewaker bedekte de hele achterwand. Jake moest hem uit een sterrenschip hebben gesloopt. Doen die dingen het nog? Jake bleef staan bij de ronde tafel in het midden van de kamer. Ze lag vol kleine onderdelen die ik niet kon thuiswijzen. Hoe kon ik anders weten dat er iemand aankwam, bolleboos? Denk je soms dat ik aangesloten ben op de veiligheidsscanners van de Federatie? Jake graaide een lege bak van de vloer en veegde de onderdelen erin. Nee, dat zou wel niet. Ik stapte op de Zanod af. Voorzichtig raakte ik het donkere controlepaneel aan. Meteen begon het zachtjes te zoemen. Handen af. Hier. Jake reikte me een halfvolle fles Dromers aan. Voor je keel. Hij plofte in de vliegstoel die voor de Zanod stond en greep de helm die aan de stoel hing. Zodra hij hem over zijn kale knikker had gedrukt, gleed er een weerspiegelend scherm voor zijn gezicht. Daar, knul. Jakes gevliesde hand wees in de richting van de tafel. Boven de leeggeruimde tafel verscheen een driedimensionaal beeld van de woestijn. Het was onverwacht scherp. De Atrei was bijna bij de verborgen rotsspleet. Boven het snel opschuivende voertuigje knipperden ouderwetse letters. Levensvorm aanwezig. Analyse loopt, ontcijferde ik. Ik nam een slok van de goudkleurige Dromers. Het hielp inderdaad. De boodschap boven de Atrei veranderde. Levensvorm ondefinieerbaar. Geen idee wie er op ons afkomt? Jake klonk verbaasd. Had hij het tegen mij? Ik liet de fles zakken. Nee, ik … Negatief, antwoordde een zangerige stem. Ik krijg ook geen contact. Ik verstijfde. Speelde de Dromers me al parten? Hoe oud was die fles eigenlijk? Jake zag me naar het etiket turen en grinnikte. Una, dit is Har. Har, dit is Una. Una is een ... Een Rei-Romin, vulde ik ademloos aan, de fles vergeten in mijn hand. De Federatie joeg genadeloos op hen. Una huist in de Zanod, feedde Jake alsof dat volslagen normaal was. Blijkbaar was ze aan boord van het schip toen het neerstortte. Niet de meest aangename ervaring, was Una’s reactie. Man. Ik schoof de Dromers van me af. Jake was knettergek. Als de Federatie erachter kwam dat hij een Onstoffelijke verborg, zouden ze hem en de Rei-Romin … Boven de tafel boorde de Atrei zich door de illusie aan de ingang van de kloof. O-o. Dat was Una. Jake rukte zijn helm af, sprong uit de stoel en stormde op me af. Jij leugenachtig hoerenjong! Je hebt de codes doorverkocht. Wie is er aan boord? Zeg op! Hij greep me bij mijn pak en duwde me tegen de tafel. De kostbare fles rinkelde. Jakes grote Raanü-gestalte torende boven me uit. Wat hebben ze je ervoor betaald? Ik zou je hier en nu moeten … Met mijn rug tegen de tafel stak ik mijn handen op. Waarom zou ik mijn beste afnemer verlinken? Hij vertelt de waarheid, deelde Una mee. Zijn waarden zijn normaal en zijn trac is keurig omgeleid. Dank je, antwoordde ik onwennig. De Rei-Romin lachte. Het klonk als het tinkelen van een Manduli-klokje. Jake liet me los. Het blauw in zijn armen, dat in alle hevigheid was komen opzetten, trok zich langzaam terug. Wat doe ik met de Atrei? vroeg Una. Rond ons sloegen steeds meer toestellen knipperend alarm. Jake greep de Dromers en bestudeerde het driedimensionale beeld boven de tafel. Ik begreep nu waarom het zo scherp was. Una stuurde het hoogstwaarschijnlijk aan. De Atrei vloog in volle vaart door de rotskloof. Eén misser en hij zou tegen de okerrode rotsen te pletter slaan. Geef me wat je weet over de bestuurder. Jake nam een fikse slok. Grootte 130, kerntemperatuur 38, hart 85. Ik trok mijn wenkbrauwen op. Maar hij bestuurt niet. De route is voorgeprogrammeerd. Wat?! Dwars door de illusie? Correct. Jake zette de fles rinkelend neer en vloekte. De Ports, Ramirs en Turs rond ons flikkerden inmiddels allemaal. Wat doe ik? herhaalde Una. Contact? vroeg Jake. Negatief. Aan de rand van het driedimensionale beeld boven de tafel dook een rij stipjes op. Wat is dat? Ik wees. Inspectievoertuigen van de Federatie. Veertien. De colonne boog af naar het oosten. Die kleine Moldikse smeerlap leidt ze recht naar hier! Haal hem neer, Una. Hij gaat open! Ongelovig wees ik naar het beeld boven de tafel. De Atrei was stilgevallen. Een klein wezen in een voor dit klimaat volkomen ontoereikend Moldiks buitenpak klauterde uit de sloep en wankelde in de richting van de poort. Na een paar stappen zakte het door zijn knieën. Twee federatieverkenners boven de Barunbergen. Onbemande Marzuns, zo te zien. Jake vloekte knetterend. Het wordt steeds erger. De worstelende gestalte in de kloof viel om. Zijn kleine, gehandschoende hand spreidde zich. Even was een lyrioid van een Raanuü met kort, rossig haar te zien, toen losten de gassen die dit deel van de Barunwoestijn zo gevaarlijk maakten de afbeelding op. Jakes geschubde huid werd haast doorschijnend. Una, haal dat beeld terug. Nogmaals zweefde de Raanuü voorbij, nogmaals loste de lyrioid op. Is dat …? vroeg Una. Mijn buitenpak! Nu! Een kast tegen de rechterzijwand schoof open. Jake beende ernaartoe. Wat is er aan de hand? vroeg ik. Una, toon Har hoe de grote Arzyr werkt. Jake ritste zijn zuurstofpak dicht, wurmde zich in zijn glinsterende buitenpak en klikte zijn helm vast. Als die zandwormen de kloof inkomen, knal je ze af, jongen. Hetzelfde geldt voor de Marzuns. Begrepen? Ik knikte stoer. Mijn hart fladderde tegen mijn ribben. Jake rende de kamer uit. Onhandig liet ik me in de bedieningsstoel glijden. Helm op, jonge Har. De Marzuns zijn niet ver meer. Ik schoof de helm over mijn hoofd en wankelde. Ik zat niet langer in de stoel, maar stond boven op de hoge rotswand die de toegangspoort naar de grot verborg. Voor mij was een dijhoge viertraps Arzyr op de rots gemonteerd. Hoe kan dit? Una grinnikte. Romin-transcendatie. Je bent er, en je bent er niet. Bij Eru. Ik tuurde door het focaal van het wapen. De Marzuns kwamen in volle vaart deze kant op. Hoe moet ik dit ding bedienen? Ik wilde mijn handen bewegen, maar er gebeurde niets. Met je geest, kwam Una’s antwoord. Ik help wel. Het is zo’n beetje als je feed, weet je wel. Je praat niet, maar je praat toch. Snap je? Euh… Het lukt je wel, Har. Dat was Jake. Ik keek rond. Ver onder me hobbelde hij traag op het roerloze figuurtje af dat op zijn zij in het zand lag. Aan de horizon doemde de inspectiekolonne van de Federatie op. De onbemande Marzuns vlogen voor de snel naderende stofwolk uit. Een paar tellen later boorde de eerste zich door de illusie. Het kleine toestel vloog de kloof in. Vernietig hem, Har. Jakes ademhaling ging hortend. Ik tuurde naar beneden. Jake had de gestalte opgetild en baande zich moeizaam een weg terug door de laaghangende gassen. Als ik zou vuren, zouden ze ontvlammen. Ik mocht hier dan niet echt zijn, Jake was dat wel. Als je binnen bent. Nu, Har. De tweede Marzun brak door de illusie. Meteen opende hij het vuur. De gassen die vooraan in de rotsspleet hingen, sloegen in vlammen uit. Een muur van vuur raasde door de kloof. Una gaf mijn geest een duw. Mijn hand bewoog en haalde de aanjager van de Arzyr over. Zijn vierkoppige lading zoefde op de vuurmuur en de onbemande Marzuns af. In een kluwen van rotors en wieken stortten ze naar beneden, hun eigen vlammen in. In een paar tellen was het voorbij. Ik staarde naar het rokende wapen. Wat was dat? Nerinbommen, vertelde Una minzaam. Uit de oorlog tegen de Irmianen, klonk Jake schor. Zet die helm af, Har. Ik ben binnen. Knipperend sloeg ik mijn ogen op. Jake stond naast de ronde tafel. Zijn buitenpak dampte nog na. Goed gedaan, knul. Het beroete figuurtje in zijn armen hing er slap bij. Leeft het nog? Ik klauterde uit de stoel. Het is een hij, verbeterde Una, en ja, hij leeft nog. De zandwormen zijn in de kloof, Jake. De wrakken van de Marzuns houden ze voorlopig tegen, maar dat zal niet lang duren. Sluit alle poorten en hou ze zo lang mogelijk bezig. Maak eens plaats, Har. Ik greep de fles Dromers. Jake legde de kleine gestalte in het midden van de tafel neer en verwijderde zijn eigen helm en pak. Hij gaf alles aan mij. Ik zette de helm en de Dromers op de bodem van de openstaande kast en hing het pak op. Er hing nog een ander buitenpak in de kast, met militaire Federatie-insignes. Jake had ondertussen de kleine, geblakerde helm van onze bezoeker losgemaakt. Een glad, lichtbruin gezicht met grote, gesloten ogen en een bos dik, zwart haar kwam tevoorschijn. Heb jij zoiets al eerder gezien? Ik schudde mijn hoofd. Nog nooit. Hoe staat het met zijn waarden, Una? Zijn kerntemperatuur stijgt. 39.5. Bijna weer normaal, constateerde ik. Voorzichtig kleedde Jake de kleine gestalte verder uit. De brandende woestijngassen hadden het Moldikse pak zo aangetast dat het onder Jake’s vingers verpulverde. Gladde armen en benen kwamen tevoorschijn. Ik fronste. Waar zijn zijn schubben? Jake inspecteerde de handen en voeten van het wezen. Het had tien vingers en evenveel tenen. Die heeft hij niet, blijkbaar. Help eens even. Ik stroopte de restanten van het pak van de gladde rug. Hij gloeit. Is dat normaal? Ik zou het niet weten. Een enorme, daverende dreun deed ons gelijktijdig opkijken. Zandwormen uitgeschakeld, deelde Una mee. Zo meteen krijgen we de hele divisie over ons heen, reageerde Jake. We moeten hier weg voor het zover is. De kloof ligt vol puin. Una weer. Stuur de D-Bots naar buiten om het op te ruimen. Het wezen op tafel kreunde en sloeg zijn ogen op. Heilige Eru. Zijn pupillen waren niet spleetvormig maar rond, zijn wazig staande irissen waren van een verontrustend blauw. Het volgende moment sperde zijn mond zich schokkerig open en sloeg hij wild in het rond. Zuurstofgehalte zorgwekkend. Zit er iets in zijn keel? vroeg ik. De tanden van het wezen waren klein en bot. Zijn afgeronde tong was dieproze. Dat is het niet. Kom mee. Jake tilde de spartelende onbekende op. Wat ga je doen? Hij rende de kamer uit. Ik snelde hem achterna. In de tweede grot hingen rookflarden. Hierheen, Har. Jake rende voor me uit. Daar achterin staat ergens een garltank. Hij gebaarde met zijn hoofd. Snel. Het verbaasde me niet eens meer. Ik spurtte eropaf. Na wat heen en weer geduw kwam de zware, horizontale cilinder vrij. Jake legde de snakkende gestalte erin. Met een luide sis sloot het deksel zich. Samen keken we toe hoe de garl zich kalibreerde. Na een paar tellen haalde het wezen duidelijk makkelijker adem. We rolden de tank de controlekamer binnen. Daar was net plaats genoeg voor. Volledige deltascan, beval Jake hijgend. Una haalde het beeld van de uitgebrande wrakken in de kloof weg en liet het inwendige van het wezen zien. Geen bionautics of hybride kenmerken. Wat hij ook is, hij is raszuiver. En niet volgroeid. Feed-implantaten? Li-, Co-, Ged-, of andere? vroeg Jake. Niets. Dubbelcheck graag. Jake klonk korzelig. Dubbelcheck. Negatief. Waar komt hij vandaan? vroeg ik. Alleszins niet van Moldik, reageerde Jake. Zijn kerntemperatuur stijgt nog. Volgens mij heeft hij koorts. Waarom koelt hij zichzelf niet? vroeg ik. Misschien kan hij dat niet? antwoordde Jake. Heilige Raanü, hij verliest vocht. Op het voorhoofd van het wezen waren druppels verschenen. Verbijsterd staarden we ernaar. Waar heb je me mee opgezadeld, Anerin? Anerin? vroeg ik. Een oud-collega, antwoordde Jake kortaf. Stond zij op die lyrioid? Jake zuchtte en knikte. Het kleine lichaam in de garltank schokte. Schubloze handen en voeten sloegen tegen het deksel aan. Una? vroeg Jake. Ik kan je niet helpen. Hij is te primitief voor me. Na een paar tellen was wat het ook was gelukkig voorbij. Nieuwe inspectievoertuigen aan de horizon. Het beeld boven de tafel veranderde en liet de woestijn zien. Hoever zijn de D-bots? vroeg Jake. Una schakelde door naar de kloof. Fronsend keek Jake naar de net gestarte opruimwerkzaamheden. We geraken hier nooit op tijd weg. Mijn mond viel open. Je hebt geen ander ontsnappingsplan? Hij schudde zijn hoofd. Niet voor een garltank, nee. Ik heb een koker, die boven op de rotsen uitkomt, en daar heb ik … dat doet er nu niet toe. Dat kan alleen als we de tank achterlaten. Verdomme, Anerin! Waar zat je met je gedachten? Ik keek naar het wezen, dat leek te slapen. Er kwam een krankzinnig idee bij me op. Dit is tell-gesteente, is het niet? Jake knikte. Ondoordringbaar voor Fed-com. Waar wil je naartoe? Ik glimlachte. Tell-gesteente heeft nog een tweede eigenschap. Je kunt er uitstekend in graven. Dat is waar, maar we hebben helemaal geen … de T.I.N.! Als we zijn graafarmen op Dexxie monteren, kunnen we de garltank meenemen. Jake sloeg me op de schouder. Har, je bent geniaal! Una, hou die zandwormen zolang mogelijk buiten! * Samen met twee M-bots kroop ik kreunend onder Dexxie uit. De laatste bout zit vast. Een met okerrood stof bedekte Jake knikte tevreden. De afgelopen tijd had Una onafgebroken waarschuwingen gespuwd. De federatie bestookte ons met alles wat ze in deze uithoek van de planeet ter beschikking had. In het plafond van de grote grot verschenen steeds meer barsten. Een eind verderop kwam een zware steen met veel geraas naar beneden. Tijd om weg te wezen. Jake floot op het vlies tussen zijn vingers. Bots, deze kant op! Starten, Har. Ik haal de garltank. Zodra hij de tank had ingeladen, klom Jake van binnenuit naar me toe. Rij naar die hoek daar en stel de delf-armen in op dertig graden. De oude T.I.N. verpulverde de rots alsof het niets was. Op Jakes gezicht verscheen een grote grijns. Waar naartoe? vroeg ik. Naar Argan? klonk het zangerig. Ik draaide mijn hoofd zo snel dat mijn nek onheilspellend kraakte. Una!? Jake glimlachte. Ik zei toch dat de neurolinks van een T.I.N. een fortuin waard waren? Je leest mijn gedachten, Una. Bereken de route maar. Wie is Argan? vroeg ik toen ik wat bekomen was. Niet wie maar wat, reageerde Jake. We brengen hem naar een machine? Net zomin als ik is Argan een machine. Una klonk scherp. Hij is een Daraanse bio-assimilatie-entiteit. Een van hun Schepen, om precies te zijn. Even was ik sprakeloos. Ik dacht dat de Federatie die allemaal vernietigd had? Dat denken zij ook, knikte Jake. Daarom is Argan nogal, laat ons zeggen, wantrouwig. En humeurig als de pest, vulde Una aan, nu hij al zo lang onder de grond zit. Ik knipperde met mijn ogen. Hij ligt in een grottenstelsel zoals het mijne. Ik doe wat onderhoud aan hem zo nu en dan. Dingen die hij zelf niet kan. Ongelovig keek ik Jake aan. Hij was nog gekker dan ik had gedacht. Natúúrlijk. Waarom zou je niet werken aan een Schip dat je zo kan inlijven? Op het besturingspaneel van Dexxie verscheen de te volgen route. Dieper de bergen in. Je moet niet alles geloven wat de Federatie je vertelt, knul. Dat doe ik ook niet! Maar een Daraa… Des te beter. Jake kwam overeind. Ik ga een dutje doen. Hou die armen op dertig graden. Hij opende het luik. Zodra we ver genoeg zijn, breng je de ladingen in de grot tot ontploffing, Una. Jake daalde de ladder af. Verbijsterd keek ik de grote Raanü na. Waarom ga jij ook niet wat slapen, jonge Har? * Vermogenverlies. Vermogenverlies. Met een schok schoot ik wakker. Vooraan Dexxie klonk hard gerammel. Het bed boven het mijne was leeg. IJs, riep Jake toen ik mijn hoofd de cabine instak. We zijn op ijs gestoten. Ongelovig keek ik naar de schermen in de besturingscabine. De rotsen rond ons glinsterden. Door het okerrode gesteente liepen dikke, witglanzende aders. De T.I.N. raakt oververhit, feedde Una. Har, kun jij even kijken hoe onze passagier het maakt? Zijn temperatuur is gezakt tot 38 graden. De schrik sloeg me om het hart. Haastig klauterde ik naar beneden, de laadruimte in. Een ijzige kou kwam me tegemoet. Hoe staat het ermee? Jake klonk bezorgd. Ik baande me een weg door de uitgeschakelde bots en boog me over de garltank. Opgelucht ademde ik uit. Hij ligt rustig te slapen. De kou lijkt hem net goed te doen. Dat kan ik van de T.I.N. niet zeggen. Zet hem maar even stil, Una, besliste Jake. * Een poos later startten we terug op. Jake had wat wijzigingen in de rotatiesnelheid van de T.I.N. aangebracht. Al was het een stuk trager, we gingen weer vooruit. Honger? Ik hield Jake een Inbu voor. Gretig nam hij de capsule aan. Wat zou onze vondeling eten? Ik werkte de dikke, gelukkig nog warme vloeistof weg. Argan zal het wel weten, antwoordde hij. Als hij wil helpen. Una klonk onzeker. Dat doet hij heus wel. Jake sloeg zijn laatste slokje insectenpap weg. Zijn blauw oplichtende vingers verfrommelden de zware capsule alsof het niets was. Met een laatste, daverende dreun boorden we ons door de rotswand. De T.I.N. viel ratelend stil. Een enorme grot strekte zich voor ons uit. Aan het andere eind lag een reusachtige schaduw. Rij tot daar, Har, ik zal je aan hem voorstellen. Una snoof. Alsof dat nog nodig is. Ik klapte de delfarmen in en stuurde ons de grot in. Tot daar en niet verder! Aan de overkant van de grot ontstaken alles verblindende lichten. Ik kneep mijn ogen tot spleetjes en trapte op de rem. Aan Jake’s gezicht te zien had hij net dezelfde boodschap gekregen. Hallo Argan. Una klonk heel voorzichtig. De lichten dimden iets. Una-Rei, klonk het kortaf. Neem je ark van Noach weer mee. Ik ben niet in de stemming. Ark van …wat bedoelt hij? vroeg ik. Geschiedenis was zeker je beste vak, Sera? Jake verstarde. Hoe noemde hij je? Voor de tweede keer vandaag landde zijn Arzyr tegen mijn slaap. Hoe noemde hij je, Har? Met droge mond en bonzend hart staarde ik naar het besturingspaneel. Sera. Jij smerig onderkruipsel! Jake. Dat was Una. Hou je erbuiten, snauwde hij. Je wordt onzorgvuldig op je oude dag, kolonel Qau, klonk het Daraans Schip in mijn hoofd. Edelen betrekken bij je operatie. Met een ruk draaide ik mijn hoofd naar Jake, Arzyr of niet. Kolonel Qau! Daarom hing dat militaire pak in je kast! Dat is juist, zoon van het edele Huis Sera. Jake hier is Jorin Qau, ooit bevelhebber van het vierenvijftigste invasieleger. Ga elkaar nu maar fijn de kop inslaan. De lichten doofden uit. Jake en ik staarden elkaar aan. Voor wie werk je? gromde Jake. Voor mezelf. Ik ben een bastaard, nu goed? Van wie? Erak Sera. Ik spuwde de naam uit. Mijn moeder werkte voor hem. Tot hij haar zwanger maakte en buiten gooide. De Arzyr zakte iets. Je had het me moeten vertellen, Har. Waarom? Je zou het nooit geweten hebben, als dat stuk chagrijn daar gezwegen had. Ik hoor je, Sera! Fijn, antwoordde ik. Is dat alles wat je kan, Schip? In het donker liggen en ons tegen elkaar opzetten? Har. Una klonk paniekerig. Ik schudde mijn hoofd. Je hoeft ons niet aan boord te laten, maar help tenminste het kleintje. Hoe meer ik erover nadacht, hoe kwader ik werd. Weet je wat jij nodig hebt? Een schop tegen je bio-assimilatie-kont! Jakes ogen puilden uit hun kassen. Weet je wel tegen wie je het hebt? donderde de stem. Jake borg zijn Arzyr op. Van alle domme dingen die ik je heb weten doen, is dit wel het allerdomste. Achteruit. Nu! Ik schudde mijn hoofd. Mijn hart daverde in mijn keel. Je bent een wonder, Argan. Wordt het niet eens tijd dat je je daarnaar gedraagt? Stilte. Je bent gek, Har, siste Jake. Over de feed klonk een diepe zucht. ik ben een holle huls, Sera. Met lege dekken. Jake ving mijn blik en wees naar de laadruimte. Dat hoeft niet zo te zijn. We hebben bots. In alle maten en vormen .En ook voor mij zou het een eer zijn je te dienen. Op het moment dat ik de woorden door mijn feed stuurde, besefte ik pas hoezeer ik het meende. Met een onbestemde blik keek Jake me aan. Zie je dan niet hoe geweldig hij is? Hij glimlachte. Ik heb ze het luchtruim weten doorklieven, jongen. Voor de Federatie de Daraanse beschaving vernietigde. Ze waren inderdaad een wonder. Een rij lichten op Argans lange romp ontbrandde. Je hebt lef, Sera. Dat moet ik je nageven. Breng het wezen tot hier. Ik zal zien wat ik kan doen. Aan de zijkant zakte een brede laadbrug langzaam naar beneden. Rijden, Jake. Zelf bibberde ik te hard. * We loodsten Dexxie Argan binnen en maakten de garltank los. Ben je echt kolonel Qau? Die bij Antasis weigerde te vuren? Ik vrees van wel. Mijn grootvader had het steeds over je. Wat een held je was. Dat is allemaal al lang geleden, jongen. Je hele garde legde net als jij de wapens neer. Har, ik wil er geen woord meer over horen. Begrepen? Oké, oké. We rolden de garltank Argan binnen. Lichten sprongen aan, zalige warmte stroomde ons tegemoet. Hoe verder we kwamen, hoe verder mijn mond openviel. Moet je kijken! Schip, je bent feno-me-naal! Argan bromde wat. Hoe wist hij eigenlijk wie ik was? vroeg ik aan een glimlachende Jake. Assimilatie, antwoordde Una. Van het moment dat je die grot binnenreed, wist hij alles wat er van je te weten valt. Ik vroeg maar niet waar ze haar onstoffelijke aanwezigheid nu weer in had ondergebracht. Een Daraans Schip bood vast mogelijkheden genoeg. Alles, inderdaad. Argan grinnikte zowaar. Inclusief de omgeleide trac die kort geleden voor een inval in een bar op Eros Decu heeft gezorgd. Zijn ze naar me op zoek? Waarom? Ze kunnen toch niet weten dat ik hier ben? Dat niet, antwoordde Jake, maar Dexxie’s opgegeven route wijkt niet zo heel veel af van haar echte route. Waarschijnlijk wilden ze haar D-log opvragen om te zien of ze de Atrei had gesignaleerd, maar nu je ze niet in die bar hebben gevonden … Eru’s bloed! Hier naar binnen, kolonel, klonk Argans zware stem. Jake reed de garltank een brandschone ziekenboeg binnen en legde het kleine lijfje voorzichtig op een sensorbed neer. Zuurstof, besliste Argan meteen. Maak je eens nuttig, Sera. Daar. In die kast. Een lichtstraal aan het plafond floepte aan en wees de weg. Nukkig bleef ik staan. Jake keek me waarschuwend aan. Een van de B-bots die achter ons aan gereden waren, kwam zoemend in beweging en rukte een deur open. Kop op, Sera, klonk Argans stem in mijn hoofd. Zo erg is het allemaal niet. Vast. Ik haalde de zuurstofcilinders uit de kast en liep ermee naar het sensorbed. De druppels op het bleke, gladde voorhoofd van de vondeling waren terug. Jake. Koppel de zuurstof aan, feedde Argan. Ik moet iets nakijken. Wat een puinhoop! Ik ging op het naastliggende sensorbed zitten. En dan te bedenken dat ik nu op Eros had kunnen zitten met een Navaraanse schone aan mijn arm. Is dat wat je met je geld doet, nobele Sera? Slim. Met een doekje depte Jake het vocht van het kleine voorhoofd. Ik sputterde wat. Ik regel het wel voor je als we dit uitgeklaard hebben, feedde hij. We zouden toch niet willen dat ze op Eros zonder inkomsten komen te zitten. Haha. Wie is ze eigenlijk, die Anerin? De Raanü richtte zijn diepgroene ogen op me. Anerin is Anerin Rial Temeris. Ik was mijn problemen op slag vergeten. De bevelhebster van de Empireese Urlak? Hij knikte. Ze zat in mijn garde bij Antasis. Als cadet. Heilige Eru! Waarom heeft ze de Atrei naar jou gestuurd, denk je? Dat weet ik niet, Har, maar ik zal er alles aan doen om zijn passagier in leven te houden. Begin dan maar met hem af te koelen, kolonel, klonk Argan. Rechts van je ligt een koeldek. Daarnaast is zijn vochtgehalte onrustwekkend laag. Ik kwam overeind. Ik heb nog Inbu. Dat kan zijn verteringsstelsel niet aan, Sera. Hij heeft water nodig. Water? vroegen Jake en ik gelijktijdig. Waar halen we dat vandaan? Uit die ijslaag van daarstraks? stelde Una voor. Negatief, antwoordde Argan. Die bevat risp. Er is een andere oplossing: Ik kan water uit jullie biosysteem filteren. Ammenooitniet! Ik doe het wel, feedde Jake. Zorgvuldig bracht hij het koeldek aan. Verbijsterd staarde ik hem aan. Jake, hij is niet eens een van ons. Dat is niet helemaal waar, Sera, antwoordde Argan. Hij is zoals wij vroeger waren, voor de kolonisatie. Is het niet, Schip? vroeg Jake. Correct, kolonel. Ik knipperde met mijn ogen. Wat? Net als wij is hij menselijk, Har, alleen mist hij onze bio-hybride aanpassingen. Onthutst keek ik naar het kleine wezen. Echt? Maar waar komt hij dan vandaan? Jake schudde zijn hoofd. Dat weet ik niet. Op de Fed-com was nogal wat te doen over een inval op een niveau negen site, kwam Argan. Bedoel je dat ze hem gekweekt hebben? Dat hij een gen-print is? vroeg ik. Hij is geen print, Sera. Hij is een levend wezen zoals jij. Nog meer dan jij, eigenlijk. Koppel me aan, Argan. Dat was Jake. Haal die Inbu van je, jongen, beval Una. Hij zal het nodig hebben. Ik rende weg. * Jake tilde zijn huidflap op. Ik heb een dockport, dat scheelt, maar jij zal de naald moeten inbrengen. Eru. Liefst met je ogen open, Har. Zal ik je lichaam anders even overnemen? vroeg Argan. Geen sprake van. Kokhalzend schoof ik de lange naald in Jake’s buik. Argan startte de filtratie meteen op. Een S-bot ondersteunde Jake met zijn lange armen. Ik liep naar de kleine mens onder het koeldek. Wat is de Federatie met hem van plan? Heeft hij radioactieve weerstand? Genoomcorrectie? Pac-inhibitie? Negatief, antwoordde Una. Het Empireum experimenteert met jullie eigenschappen. Dat was Argan. Dat hebben ze altijd al gedaan. Hoe zijn jullie er anders in geslaagd al die stelsels te koloniseren? Hoe staat het met zijn temperatuur? Jakes gezicht vertrok. Drink wat. Ik maakte een Inbu open en reikte hem de capsule aan. Gedaald tot 37, beantwoordde Argan Jakes vraag. Is dat goed? Ik kon het me nauwelijks voorstellen. Zijn ideale temperatuur ligt volgens mijn berekeningen rond 36,8, zei Argan. 36,8!? Waar willen ze met hem naar toe? Er is geen planeet of maan waar hij het kan uithouden. Dat is waar, bevestigde Argan. Tenzij ze … Bij Dars adem! Het is zover! Spreek toch niet zo in raadsels, feedde Una. Aarde, seinde Jake zwakjes, ze willen met hem naar Aarde. Het Eva-project, het is begonnen. Ik snapte er niets van. Willen de oudjes me misschien uitleggen waar we het over hebben? Herkolonisatie, Sera. Van Aarde? Ik lachte. Veel succes daarmee. Die planeet is zo dood als de Berlikse Bontikabossen. Ben je daar zeker van? vroeg Argan. Of is het een slimme leugen die het Empireum het edele huis Sera laat geloven? Mijn hoofd tolde. Kreunend sloeg de jongen zijn helblauwe ogen op. Hebben we al wat? Jakes feed was niet meer dan een haperend gefluister. Ik keek naar de heldere vloeistof in het filterzakje. Probeer hem te laten drinken, feedde Argan, maar hou hem onder het koeldek. Het is hier veel te warm voor hem. Ik liep op Jake af. Hij leunde steeds zwaarder tegen de S-bot aan. Geef hem nog een Inbu, kwam Una door. Ik overhandigde Jake de voorlaatste Inbu en verving het halfgevulde waterzakje door een nieuw. Met het halfvolle liep ik naar het sensorbed. Hoi, seinde ik langzaam. Ik ben Har. Geen reactie. Hij hoort je niet, Sera. Geen feed, weet je wel. Je moet je stembanden gebruiken. Volgens mij weet Har niet hoe dat moet. Jake hield zijn ogen gesloten. Gebarentaal dan, stelde Una voor. Toe maar, Har. Ik boog me over de jongen. Hij probeerde weg te komen. Niet zo, sukkel. Uit mijn hoofd, Schip. Nu. Wat ben je toch heerlijk onbezonnen, Sera. Jake lachte schor. Volgens mij is Har net wat je nodig hebt, Argan. Tot mijn opluchting klonk zijn stem wat steviger. Tweede poging. Ik bracht het zakje naar mijn mond en maakte een gebaar van drinken. Daarna keek ik de jongen vragend aan. Met grote ogen keek hij terug. Jij, ik deed mijn best mijn mond mee te bewegen met mijn onuitgesproken woorden, drinken? Ik wees naar zijn smalle borstkas en tilde het zakje op. Aarzelend knikte hij. * Vijf zakjes later zat hij met een heldere blik om zich heen te kijken. Jake was zover opgeknapt dat hij kon rondstrompelen. De jongen had nog geen woord gezegd, ons alleen maar met zijn onmogelijk blauwe ogen aangekeken. Kan hij wel spreken? vroeg ik. Ik denk het wel, antwoordde Argan. Moeizaam knielde Jake bij de knul neer. ‘Hoi,’ zei hij hees. Jij kan het! Niet alle volken hebben een feed, Har. ‘Ik ben Jake en jij?’ Zijn gevliesde hand wees naar de jongen. Hij liet zijn waterzakje zakken. ‘Dertien.’ De Godenverdomde smeerlappen, klonk Jake over de feed. Dertien keek angstig naar Jake. Jake, seinde ik. ‘Ik ben niet kwaad op jou,’ zei Jake snel. Met een glimlach op zijn gezicht stak hij zijn viervingerige hand uit naar de kleine man. Aarzelend raakte de jongen Jakes duimschubben aan. ‘Waren er nog zoals jij? Of was je alleen?’ vroeg Jake. Dertien worstelde met de vraag. Uiteindelijk stak hij zijn tien vingers twee keer in de lucht. ‘Twintig?’ zei Jake onthutst. Dat is het aantal leden in het Empireum, feedde Una. Ze willen zich in hen huisvesten. De walging in Argans stem was onmiskenbaar. Kunnen ze dat? Ik werd misselijk. Waarschijnlijk wel. Per slot van rekening beschikken ze al sinds de Daraanse oorlog over onze kennis. Dus toch. Ik slikte gal weg. Hoe deden jullie het? Iemand overnemen? Een Daraan nam niemand over, Sera. Nooit. Onze VA, Volledige Assimilatie, is altijd een symbiose van twee of meer willende entiteiten geweest, geen overheersing. Maar stop die kennis in de verkeerde handen en… O Eru. Wat doen we nu? ‘We zoeken Anerin,’ antwoordde Jake. De jongen trok aan Jakes hand. ‘Ken je die naam?’ Dertien knikte. ‘Weet je waar ze is?’ Hij knikte opnieuw. Zijn kleine vinger gleed in een cirkel over het laken. Steeds opnieuw. Hij tekent iets, antwoordde Una. Slimme knul. Een B-bot rende de ziekenboeg uit. Even later was hij alweer terug. Dertien was verbazingwekkend snel met het tekenbord weg. Alle Goden, stamelde ik. Is Anerin daar? Jake herhaalde de vraag luidop. Dertien knikte. Zijn vingertje wees naar de blauwe planeet die hij net getekend had. Ik kan jullie erheen vliegen, stelde Argan voor. Je zit onder de grond, feedde ik. Argan lachte bulderend. En dan? * Er is vast niets daarbeneden. Ik tuurde naar de dikke laag wit die om Aarde hing. Er is maar een manier om daar achter te komen, antwoordde Jake. Inderdaad. In een scherpe hoek dook Argan de atmosfeer in. Al snel lichtten zijn vleugelpunten rood op. Wat is dat blauw? vroeg ik nadat we een aardig stuk gedaald waren. Wat voor blauw, Sera? Har, dit is niet het moment om kleurspelletjes te spelen, mengde Jake zich in ons feedgesprek. Schip trilde om ons heen. Daar. Onder ons. Ik wees. De blauwe vlek kwam pijlsnel dichterbij, werd groter en groter. Water, gilde Una, het is water! Argan daverde en tolde. Rond zijn vleugels welde nog meer rood op. Het was ons een genoegen om jullie tot hier te brengen. Inderdaad, vulde Una aan. Ze was van onschatbare waarde gebleken om de Federatie op een verkeerd spoor te zetten. We hadden ons geen betere laatste vlucht kunnen wensen. Overal was nu blauw. Jake trok Adam, zoals we Dertien genoemd hadden, naar zich toe en nam hem op schoot. Adam droeg een op maat gemaakt pak, dat hem van de juiste zuurstofmengeling voorzag. Een creatie van Argan en Una. ‘Het komt wel goed,’ zei Jake tegen hem. Adam sloeg zijn armpjes om hem heen. Ik kneep mijn ogen dicht. Een enorme klap. Een oorverdovende stilte. Aarzelend opende ik een oog. Schip was donker. Rondom ons was alleen nog blauw. We zonken er steeds verder in weg. ‘Alles in orde, Har?’ vroeg Jake. Ik schraapte mijn keel. ‘Jawel.’ Met vallen en opstaan had ik hardop leren spreken. Argan? Una? probeerde ik over de feed. Ze waren hier niet op gebouwd, jongen, seinde Jake. Ik slikte de brok in mijn keel door. ‘Hoe komen we hier weg?’ Argans wanden kreunden. Kleurloze vloeistof baande zich langs overal een weg naar binnen. ‘Zwemmend,’ zei Jake, alsof het de normaalste zaak van de wereld was. ‘Laten we gaan voor we nog dieper wegzakken.’ Jake tilde Adam op en waadt door het snel stijgende water naar een brede spleet. ‘Klaar?’ Ik knikte. Hij gaf Adam aan mij en rukte Argans beschadigde buitenbeplating verder open. Met een geweld dat ik niet voor mogelijk had gehouden, baande het water zich een weg naar binnen. Adam begroef zijn gehelmde hoofdje in mijn hals. ‘Nu,’ zei Jake, vlak voor het water zich over onze hoofden sloot. Hij nam Adam van me over, zoog zijn longen vol en verdween onder water. Ik ging hen achterna. Als vanzelf vond mijn lichaam de beweging die nodig was om vooruit te komen. Moeiteloos haalde ik Jake en Adam in. Dit is geweldig! Jake knikte. Hij leek even opgelucht als ik. Samen brachten we Adam naar de oppervlakte. Als het goed is, kan hij hier gewoon ademen. Hij wel, dacht ik, maar wij? * ‘Wakker worden, Har! Wakker worden. Iemand komt.’ Adams kleine handje trok aan mijn loodzwaar aanvoelende arm. Ik opende mijn ogen, om ze meteen weer te sluiten. Het licht was oogverblindend fel. Mijn longen schrijnden en ik had het ijskoud. Kreunend worstelde ik me half overeind. Jake lag een meter van me af op het zachtste gesteente dat ik ooit gezien had. Adam, die zijn helm had afgezet, rende naar hem toe en boog zich over hem heen. Er kwamen inderdaad mensachtige wezens aan, in pakken die ik niet kende. ‘Jake,’ riep Adam. Jake, Jake! Kolonel! Moeizaam tilde Jake zijn hoofd op. ‘Het water,’ zei hij schor toen hij de naderende groep zag, ‘we moeten het water weer in.’ Adam probeerde Jake erheen te slepen. Kolonel Qau, goed je hier te zien, klonk een onbekende vrouwenstem in mijn hoofd.. Jake slaakte een zucht van verlichting. Anerin! De vrouw zette haar helm af en glimlachte. Inderdaad. Onder haar neus liep een fijn slangetje. ‘An-e-rin!’ Adam rende op haar af. De grote Raanuü bukte zich en omhelsde hem. Met hem aan de hand kwam ze naar ons toe. Ik slaagde er niet in overeind te komen. Jake redde het net. ‘Kolonel Qau.’Anerin salueerde. ‘Cadet,’ Jake salueerde terug. Ik kon het niet, seinde ze, ik kon het niet. Wat ze van me vroegen. Zijn de andere kinderen ook hier? vroeg Jake. Haar gezicht betrok. De tien die het overleefd hebben wel.. Je hebt het juiste gedaan, cadet. Jake draaide zich naar me om. ‘Kom je nog, Har?’ Nogmaals probeerde ik overeind te komen. Halverwege viel ik op mijn achterwerk. Adam proestte het uit. Anerin moest net als Adam lachen. ‘Het went, na een tijdje.’ Een meisje en twee jongetjes kwamen uit de groep tevoorschijn. Adam rende naar hen toe. Nadat Anerin en haar gezelschap ons in pakken hadden gehesen en het slangetje met de juiste zuurstofmengeling onder onze neus hadden geduwd, voelde ik me weer min of meer mens. Met ontzag keek ik naar de watermassa voor ons. Het is ongelooflijk. Dat is het zeker. Anerin zat naast me en liet het zachte gesteente door haar gevliesde handen glijden. Eindelijk is onze thuis weer klaar voor ons. Ze kwam overeind. ‘Komen jullie mee?’ Ondersteund door het pak stond ik recht. Langs de waterlijn liepen we verder. Adam en zijn vriendjes spetterden op hun gladde voeten voor ons uit. Waar denken jullie naar toe te gaan, zo zonder ons? klonk plots een bekende stem in mijn hoofd. Net als Jake draaide ik me verrast om. Met een reusachtig gedruis dook Argan op. Yeeha! Dat was leuk! Argan! Una! Lachend keek Jake me aan. ‘Onverwoestbaar, die T.I.N.-neuronen, ik zei het je toch.’ *** Isabelle Plomteux Knaldrang! De capsule schoot met een rotvaart naar Confucius bis. Na eindeloze maanden in de Overseer keek Li Han uit naar wat ontspanning op een toeristisch plekje. Waar was je tegenwoordig nog veilig voor doemdenken? Als je hele werkdag bestond uit het monitoren van rampen die op het punt stonden te gebeuren, kon je wel wat afleiding gebruiken. Bij Kongzi, vooral niet aan de job denken nu! Langzaam schudde Li het hoofd, masseerde haar nek. Neen, rust nu… Ze maakte zich op voor dobberen in milde zwavelbaden, krachtige lengtes in de Vesuviuspoel en vele uren in één van de geurige kruidkamers. ‘Confucius bis : waar vergeten een must is.’ Zo luidde de slogan die elk uur op de ticker onderaan een van de vele schermen op het controlepaneel van de Overseer verscheen. Want een ding was zeker, daar waar de catastrofe lonkte, was reclame des te belangrijker. Heelder onderzoeksteams hadden research gedaan naar wat ramptoerisme in tijden van algeheel onbehagen voorstelde - en vooral hoe Het Regime zulk toerisme kon gebruiken om de interplanetaire bevolking, dat miserabele hoopje mensheid, in het gareel te houden. Waar Kongzi niet kon baten, bood harde wetenschap een oplossing. Wie weet was dit wel het ultieme antwoord van een bang volk : religie en wetenschap hand in hand. Het Regime maakte dankbaar gebruik van de Twee Paden.
Genoeg gereflecteerd. Dit was net waar het niet om draaide, bedacht Li zich. Elke gedachte moest geband worden de komende tijd. Om terug fris op haar werk te verschijnen en snel te kunnen reageren op wat de Kosmos op haar afvuurde, was complete ontspanning, ja zelfs een heuse staat van niet-zijn een must. Confucius bis was zo’n plek die speciaal voor dit doel gecreëerd was. Je snoof, zwom en baadde je het lazarus. Media waren verboden. Geen nieuws uit de boze buitenwereld! Het ging zelfs zover dat er op Confucius bis een strikt communicatieverbod gold. Sinds de vorige Grote Knal - the big number two die alle overlevenden had getraumatiseerd - werden praten en schrijven sterk ontmoedigd buiten de werkuren. Communicatie moest vooral functioneel zijn en mocht zodoende liefst niet in een privécontext gebeuren. Steeds meer plekken werden communicatievrij. Slimme marketing afficheerde verdwazende oorden als Confucius bis als heilzaam. Li had er vroeger het hare van gedacht. Kritisch denken was de aard van het beestje. Maar de laatste tijd had zij zoveel rampspoed gezien, onheil dat nauwelijks op tijd kon afgewend worden, dat ze open stond voor totale rust. Fysieke rust, mentale rust. Gewoon. Niet. Denken. Niet. Praten. Enkel. Zijn. Want hoe kon je je anders als nietige mens opstellen tegenover de koude, onmedevoelzame Kosmos? Dit was geen gastvrije omgeving. Levende wezens waren een toevallige samenloop van omstandigheden. Enkel Kongzi verzachtte de droeve levensloop in een Kosmos waarin tegenslag na tegenslag al wat ademde uitputte. Tot alleen nog de mens was overgebleven. Waar waren de paarden, de otters, de kikkers, de insecten? Weggevaagd in de vorige Grote Knal. De leer van Kongzi stelde dat al wat hier verdween weggeslingerd was naar een betere plek. Nieuwe sterrenstelsels, zonnen, planeten, asteroïden. Noem maar op. Onbereikbaar voor wie achterbleef. Hoe zouden de dieren het met elkaar vinden, zo zonder hun eertijdse meesters? Neen, dit lukte echt niet. Li bleef maar peinzen terwijl ze Confucius bis steeds groter zag worden. Ze trok haar handschoenen aan en klopte het deksel van het noodcompartiment aan diggelen. Daar lag de spuit die verlossing bood bij angstaanvallen. Het Regime verbood een regelmatig gebruik van de spuit omdat deze de levensduur aanzienlijk inkortte. Hoogstens eenmaal per maand mocht je jezelf injecteren. Een flinke hoop credits ging dan van je rekening. Gelukkig had Li op haar lange omvaart in de Overseer een boel credits bijeengespaard. Het was niet alsof er aan boord tijd voor ontspanning was. Bij de astronomisch hoge rekening van haar verblijf op Confucius bis vielen de kosten van een injectie in het niet. Een slaperig gevoel maakte zich van Li meester. De vloeistof had vrijwel meteen effect. Li merkte nauwelijks hoe de capsule de dampkring penetreerde en na korte tijd zachtjes landde in een welhaast eertijds pastoraal landschap. Groen was een luxe waarvoor vermoeide techneuten graag betaalden. De bezoeker wou waar voor zijn geld dus reeds bij de landing moest het paradijs binnen handbereik liggen. Enigszins wankelend daalde Li de ladder af. Ze ademde diep in. Zachte lucht met een vleugje lavendel vulde haar longen. Weldadig. Nog aangenaam suf van de injectie haalde ze haar omnikaart boven om aan de terminal haar identiteit te bevestigen. Een AI-stem heette haar welkom. Hier waren alleen gasten, er was geen personeel. Praten was het privilege van machines op Confucius bis. Li slenterde naar het eerste het beste gebouw - voor een verkenning had ze geen energie. De poort opende automatisch en toonde haar een eerste kruidkamer. Dampen dan maar … Na drie dagen had Li nog geen andere gasten ontmoet. Licht bevreemdend. Maar wel net zo handig want Li vermoedde dat ze het praten moeilijk had kunnen laten. Twee zinnen en je omnipas werd automatisch ingetrokken. Daar stond je dan terug op je landingsplek, vele credits armer en met een zee van tijd die zich niet liet vullen. Noodmaaltijden in je capsule. Dagenlang, soms zelfs wekenlang dezelfde kost kauwen en vegeteren. Vertrekken was bovendien verboden zolang je boeking liep. Ja, streng was Het Regime wel. Enkel een harde hand kon de bevolking geruststellen. Niets van dat alles leek Li hier te zullen meemaken. Nog geen woord had ze gezegd. Li had gevreesd veel te zullen nadenken, maar dat viel reuze mee. Hoe intenser haar snuifsessies werden - langzaamaan werd je vermogen opgebouwd, sessie na sessie - hoe kalmer Li zich voelde. Na enkele sessies voelde ze zich zo ontspannen dat de zwavelbaden enkel nog aangenaam knetterden. De initiële huidirritatie was stilletjes verdwenen. Slaperig keek Li over de rand van de krater heen terwijl haar voeten zachtjes heen en weer wiegden in het zwavelmengsel. In de verte, daar bij dat troepje kunstbomen, leek een figuur op te doemen. Gisteren nog zou Li zich onmiddellijk uit de poel hebben gehesen, maar nu ging ze even kopje onder en nam ze de tijd om deze nieuwe ervaring rustig in zich op te nemen. Dra beroerden haar glinsterende haarslierten opnieuw het oppervlak. Kalmpjes kwamen haar parelende voorhoofd, haar grijze ogen en haar bevallige neus boven water. Druppels plensden gedurig op haar hoofd. Pas toen ze haar blik omhoog wendde, merkte Li dat een rode regen zachtjes op haar viel. Boven haar torende een figuur uit. Groot, maar zichtbaar gewond. “De Derde Knal is gestart. Haast je uit de krater”, stamelde een hese stem. Bliksemsnel kwamen drones uit het niets tevoorschijn, tilden de bloedende man zonder pardon op en voerden hem weg naar de ingang, of eerder de uitgang. In de verte zag Li naast haar capsule nu een ander zwartgeblakerd exemplaar. Toen ze haar ogen dichtkneep, zag ze nog net hoe de man haar capsule opende. Eensklaps verlieten de rust en weldaad Li compleet. Waar ze zopas nog aangenaam verdwaasd naar die manspersoon had gekeken - hoe lang was het niet geleden dat ze nog een man had gezien, op de Overseer werkten alleen vrouwen - voelde ze nu stuk voor stuk haar lichaamsdelen in hoge fase van paraatheid geraken. Tintelende vingers. Amechtige krullende tenen. Van haar uiteinden naar haar diepste binnenste verspreidde zich een gevoel van calamiteit. Met een schok trok ze zich op uit de krater. Hijgend van de inspanning zag ze hoe de man voorovergebogen lag over het controlepaneel van haar capsule. Li’s redeneervermogen keerde nu in hoog tempo terug. Dit moest iemand met een hoge graad zijn. Je kon jezelf niet zomaar toegang verschaffen tot eender wiens capsule. Maar nog voor ze kon bedenken wat voor graad deze zieltogende kerel had, echoden de woorden van de onheilsbrenger eensklaps in haar hoofd. De Derde Knal? Bij Kongzi, neen! Hadden ze die Knal niet wekenlang gemonitord op de Overseer? Proef na proef, observatie na observatie. In shifts hadden ze de Knal rondom de klok in de gaten gehouden aan boord. Toen ze het schip verliet in haar capsule, leek alles onder controle te zijn geweest. Toegegeven, het personeel was nog moe na de uitputtende monitoring van de vierjaarlijkse sterrenstroom, een sluipend gevaar waarvoor je maar beter voldoende crewleden inzette. Maar eens die gekomen en gegaan was, leek de Derde Knal - elke mogelijke knal werd vanzelfsprekend een Derde Knal genoemd - een haalbare kaart. Zoals zovele knallen voordien. Nooit nog zouden volledige rassen weggeslingerd worden. Maar toen Li de hemel boven zich zag betrekken, was ze daar niet meer zo zeker van. Terwijl brokstukken naar beneden vielen, liep Li de eerste de beste kruidkamer binnen, zoog de lucht tot in het diepste van haar vezels en wachtte stilletjes het niets af. Finn Audenaert |
|