Out of this World
  • Home
  • FICTION
  • Interviews
  • Agenda
  • BOOKS
  • FILMS
  • MUSIC
  • COMICS
  • Van deze wereld
  • Academie van fantastiek
  • Reel van de Fantastische Unie
  • SF-Cafes
  • Niet van deze wereld
  • EC Bertin
    • EDDY C. BERTIN✝
    • Eerbetoon
  • Alfons Maes✝
  • Wie we zijn
  • Get In Touch

VERHALEN

Finn Audenaert en M.G. Crow - De wimpel

1/10/2025

0 Opmerkingen

 
Afbeelding
Iedereen wil de wimpel. Geen mens in het land droomt er niet van hem te bezitten. Hoe het komt dat zo’n dun stuk textiel absolute macht vertegenwoordigt, is verloren gegaan in de mist der tijden. Alleen dit staat vast: wie de wimpel verovert, kan zijn wil aan anderen opleggen.
De vraag is natuurlijk: hoe steel je de wimpel van zijn huidige bezitter, Leonhard de Beveler? Udo denkt het antwoord te weten: enkel een list biedt uitkomst. Bruut geweld gebruiken, zo wijzen de twaalf doden van het afgelopen jaar uit, loopt faliekant mis.
Udo slaat geen dag over. Elke ochtend om klokslag zes uur strompelt hij door de kronkelende steegjes van Rothenburg ob der Tauber. Ondanks de pijn in zijn been maakt hij met opzet een omweg, want de leerlooierij waar hij aan de slag is ligt een heel eind uit de buurt. Op de toren van het Topplerschlösschen wappert de blauw-wit-geblokte wimpel. Udo’s ogen volgen de snelle bewegingen van de gouden cirkel midden op de wimpel. O, hij ziet de bergen goud al voor zich. Als iedereen hem gehoorzaamt, is zijn rijkdom oneindig. Dat zal zijn stadsgenoten leren – vernederd hebben ze hem in zijn jeugd, niet meer of min. De pijn vlamt door zijn been als hij terugdenkt aan de dag dat de andere jongens hem tegen de kar duwden. De karrendrijver probeerde nog zijn paard te laten stoppen, maar het onheil was al geschied. Udo gaat sinds die dag als een kreupele door het leven, al is “gaan” wellicht niet het passende woord.
Het werk in de leerlooierij is hard, zeker voor iemand als Udo. Hij is wat men een vlezer noemt. Dierenhuiden worden onthaard, gesmart en gebroeid voordat ze bij hem terechtkomen. Op de binnenkant van de huiden zitten nog grote stukken vlees. Udo moet ze op een hoge, bolle stenen tafel leggen en er het vlees afsnijden. Hiervoor moet hij de hele tijd rechtop staan. Hij kan weliswaar zitten, maar dan kan hij niet voldoende kracht zetten op het mes. Naast het werk zelf vermoeien ook de anderen in de leerlooierij hem. Zo gaat het al zijn hele leven: niemand behandelt hem zoals het hoort. Hij wordt beschimpt wegens zijn gebrek en belogen, omdat mensen denken dat wie krom loopt, ook wel dom moet zijn. Dikwijls doorziet Udo het bedrog, maar hun pogingen stompen hem af. Steeds weer raakt hij teleurgesteld in mensen.
Dus heeft hij alleen nog oog voor de wimpel. Die zal zijn leven veranderen. Al meer dan een jaar treft Udo voorbereidingen voor zijn diefstal. Vandaag is dan eindelijk de dag aangebroken. Met tegenzin gaat hij naar de leerlooierij. Hij moet daar kort de schijn ophouden. Hij grijnst. Als hij de wimpel bemachtigt, zal de hele stad zijn bevelen uitvoeren. Waarom zou hij dan nog werken voor de kost? Zijn eerste bevel zal trouwens de leerlooierij gelden: iedereen moet eruit, behalve misschien Inneke. Zij is een vriendelijke meid, die altijd een goed woord voor hem overheeft. Wie weet bevordert hij haar tot bazin. Daar zullen zijn stadsgenoten van opkijken: een vrouw aan de macht! Maar de echte macht ligt natuurlijk bij Udo.
De verweerde voorgevel van de leerlooierij doemt voor hem op. Udo zucht diep, opent de poort en hobbelt zonder op te kijken naar de anderen naar zijn werkplek. Hij staat er amper enkele ogenblikken wanneer karren met onbewerkte huiden binnengebracht worden. Udo krijgt een verbeten trek om de mond. Vandaag zal hij ontsnappen.
 
#
 
Hij heeft alles minutieus uitgekiend. Wanneer het tijd wordt voor een kleine pauze, weet hij dat de opzichter meestal in een kot verdwijnt en niet oplet. Daar maakt hij handig gebruik van om de leerlooierij uit te glippen. Hij neemt zijn mes mee. Normaal is dat diefstal van materiaal, maar wat maakt het uit. Als hij de wimpel heeft, is de hele werkplaats van hem.
Op zijn weg hoort hij gegiechel. Hij draait zich om. De deur van het kot van de opzichter staat op een kier. Hij ziet de man met zijn rug naar hem toe zitten. Er is iemand bij hem, een vrouw. Plots slaat Udo’s hart helemaal tilt. Het is Inneke. Ze zit op de schoot van de opzichter en streelt over zijn kale schedel. Het is duidelijk dat die twee elkaar wel heel goed kennen.
Udo kookt inwendig. Hoe kan ze? Inneke, die altijd zo lief voor hem is, zit hier nog liever te wezen met die norse tiran van een opzichter. Het mes brandt in zijn gordel, maar dan herpakt hij zich. Hij moet de wimpel zien te bemachtigen, zodat hij met die twee kan afrekenen. Daar gaat zijn plan om Inneke bazin te maken. Hij zal zelf wel baas worden en die twee vliegen eruit.
Gelukkig hebben ze enkel oog voor elkaar als hij de leerlooierij stiekem verlaat. Hier zal hij nooit terugkeren. Als zijn plan mislukt, is hij zijn baan kwijt. Hoe hij het dan moet redden, weet hij niet. Dan heeft hij ook nog eens een mes gestolen. Hij zal hangen als dief als hij de wimpel niet bemachtigt. Waar is hij aan begonnen?
Hij stapt in de richting van het kasteel, alsof er niets aan de hand is. Best kan hij zich nu niet verdacht maken, terwijl hij er zeker van is dat zijn verdwijning in de leerlooierij al is opgemerkt.
Het Topplerschlösschen verwacht hem, ook al weten ze het daar nog niet. Leonhard de Beveler kan zich maar best klaarmaken om zijn wimpel af te geven. Udo is vastberaden hem te bemachtigen.
Nu komt het moeilijkste deel van zijn opdracht: het kasteel betreden. Natuurlijk kan hij dat niet zomaar door de grote poorten. De wachters zullen hem niet binnenlaten als hij zich aanmeldt en zegt dat hij voor de wimpel komt. Als hij dan binnen raakt, is dat omdat ze hem dan meteen in de kerker zullen gooien.
Hij moet het anders aanpakken, slimmer. Hij moet iets te bieden hebben … maar wat? Wat heeft hij als kreupele leerlooier te bieden? Hij stinkt zo dat iedereen spontaan een pas voor hem opzij zet. Zijn manke been maakt het geheel af. Dan heeft hij een ingeving.
De sceptische blik van de wachters negeert hij als hij hen benadert. ‘Ik moet jullie heer spreken.’
‘Waarvoor? Kras op, vieze mankepoot!’ Een wachter richt zijn speer op hem.
Udo hapt naar adem. ‘Maar het is belangrijk. Er is een epidemie op komst. De stinkziekte. Ik heb ze niet, maar de geur van de slachtoffers …’
De wachter laat zijn speer zakken en kijkt hem met grote ogen aan. Zijn collega staat erbij als een standbeeld. Udo kan hen luidop horen denken.
‘Goed, maar alle wapens afgeven bij het betreden van het kasteel.’ De wachter met de speer wijst naar het mes in Udo’s gordel.
‘O ja, natuurlijk.’ Gewillig geeft Udo zijn gestolen mes af. De geur die eraan hangt, doet de wachter zijn neus ophalen.
Zo ontspannen mogelijk stapt Udo het grote binnenplein op. Dat zijn hart als een op hol geslagen trom tekeergaat, probeert hij te negeren. Zijn blik gaat naar de donjon, waarop de wimpel vrolijk wappert.
Nu pas beseft hij hoe hoog die toren is. De lange, steile wenteltrap naar daar kan hij al moeilijk op met zijn kreupele been. Dan moet hij ginds nog op de toren raken en natuurlijk staan er nog twee wachters bij de mast waaraan de wimpel hangt.
Wacht even? Die twee mannen staan daar naast het meest begeerde object van het land. Ze kunnen alle macht van de wereld hebben. Ze staan er zo dicht bij, maar raken de wimpel niet aan. Udo gelooft zijn ogen niet.
Dat raadsel lost hij later wel op. Hij zet enkele manke passen in de grote open ruimte tussen de dikke muren van de burcht. Waarom komt deze plek hem zo bekend voor? Is hij hier al geweest? Zijn herinneringen lijken een dans in zijn hoofd uit te voeren, waarvan hij de choreografie niet begrijpt. Kan hij dingen meegemaakt hebben, zonder dat hij het weet?
Hij kijkt rond en lijkt precies te weten wat er schuilgaat achter de muren die hem omringen. Zijn blik gaat weer naar de donjon. Daar bevinden zich de vertrekken van heer Leonhard. Natuurlijk is dat gewoon kennis die iedereen die een beetje nadenkt kan hebben, maar waarom kan hij zich er een beeld van vormen? Hoe komt het dat hij weet dat er een bepaald wandkleed hangt, dat vrouwe Eleonora heeft geborduurd?
Eleonora! De echtgenote van heer Leonhard moet hier ook ergens zijn. Haar gezicht komt Udo voor de geest, als een jonge vrouw. Het is niet logisch. Iedereen weet dat heer Leonhard en vrouwe Eleonora al oud zijn. Een vlaag van weemoed overvalt hem. Wat doet hij hier? Komt hij stelen van wanhopige mensen? Is hij echt zo machtsgeil? Hoe kon hij zich inbeelden dat de wimpel voor hem was voorbestemd?
Hij slentert verder over het binnenplein. Iedereen ontwijkt een kreupele man die naar rottend vlees stinkt. Die geur raakt hij waarschijnlijk nooit kwijt.
‘Johan?’ hoort hij iemand al vragend roepen. Een oudere vrouw loopt hem tegemoet.
Iedereen houdt halt als vrouwe Eleonora, die zonet als een dolle kloek de wenteltrap afdaalde en naar het binnenplein stormde, op Udo af rent. Met moeite houdt ze zich overeind. Bijna valt ze over haar lange rokken, die ze optilt om vooruit te raken.
Als ze hem op de schouder tikt, begrijpt Udo pas dat ze het daarnet tegen hem had. Hij kijkt haar aan en maakt een nederige buiging. ‘U vergist zich, vrouwe. Ik ben Udo.’
Vrouwe Eleonora schudt haar hoofd. ‘Vertel een moeder niet dat ze haar eigen zoon niet herkent.’
Udo’s mond valt op. Is hij haar zoon? Hij kijkt om zich heen. Alle ogen zijn op hem gericht. Dit moet een vergissing zijn. De heer en vrouwe hadden weliswaar ooit een zoon, maar die verdween. Niemand heeft enig idee waar de erfgenaam van hun fortuin mag wezen. Hij verdween jaren geleden al. Volgens de geruchten werd hij ontvoerd voor losgeld.
‘Ik ben …’ Opnieuw probeert Udo uit te leggen wie hij is, als zijn woorden onderbroken worden.
‘De spreuk heeft geholpen. Hij is hier,’ zegt een man met een zware stem. Hij draagt een opvallende punthoed en een kostbaar uitziend saliegroen gewaad waar een lichte nevel omheen zweeft.
Udo geeft het op. Als deze mensen denken dat hij de zoon van heer Leonhard en vrouwe Eleonora is, dan is het maar zo. In ieder geval zal hij dan de wimpel en alle bijbehorende macht erven.
Er verschijnt een glimlach op zijn gezicht. Best kan hij zijn lot aanvaarden en het spel meespelen, toch? Hij mag dan veel herinneringen vergeten zijn van voordat hij als kind onder de kar terechtkwam, hij beseft maar al te goed waarom hij hier is.
Gewillig volgt hij de kasteelvrouw en de opvallend geklede man, vermoedelijk een tovenaar, naar de ingang van de donjon, waar hij spontaan halt houdt. Zijn blik glijdt over de eindeloze wenteltrap naar boven. Hoe kan hij die met zijn half lamme been beklimmen?
De tovenaar gaat naast hem staan. Hij lacht zachtjes. Voor Udo iets kan zeggen, zwaait hij met zijn opzichtig versierde staf.
Udo hoort zijn lichaam kraken. De pijn die hij al zoveel jaren met zich meedraagt, vervaagt. Hij merkt tot zijn grote verbazing dat hij nu statig rechtop staat en dat zijn benen beide recht zijn. Nu hoeft hij niet meer te manken. Het is … het is … Udo weet niet wat te denken. Hoe overweldigend allemaal.
‘Wacht, zo kan u nog steeds niet voor uw vader verschijnen.’ De tovenaar krabt in zijn lange, witte baard en schudt er enkele luizen uit.
Udo werkt niet tegen, als de man opnieuw met zijn staf zwaait. Voor hij er erg in heeft, verdwijnt de vuile geur van zijn lichaam. Zijn besmeurde lompen veranderen in een fraaie, rode tuniek, die perfect staat bij zijn bruine haren, die plots uit de war zijn. Onder die tuniek draagt hij strakke blauwe braies. Hij ziet eruit als een edelman. Zijn oude werkmakkers zullen hem niet meer herkennen.
Hij volgt de tovenaar en vrouwe Eleonora de schijnbaar eindeloze spiraal van treden op. Onderweg denkt hij aan Inneke. Hoe zou zij hem nu bekijken? Bij elke stap die hij naar boven zet, moet hij eraan wennen hoe vlot en pijnloos het gaat.
Bij een grote deur van massief hout waarin fraaie motieven zijn gegraveerd, houdt het gezelschap halt. Hierachter moet zich wel de kamer van heer Leonhard bevinden.
Udo schrikt als vrouwe Eleonora al snikkend zijn hand neemt. ‘Je vader is stervende. Hij zal zo blij zijn je nog te kunnen zien voor hij zijn laatste adem uitblaast.’
Wat? Hoe moet Udo daarop reageren? Hij doet er maar het zwijgen toe. Eleonora leidt hem het vertrek in. Er heerst een bedrijvigheid van dokters en alchemisten die elk op hun beurt proberen te doen wat ze kunnen voor de zieke, bleke man in het bed.
‘We kunnen kwaaltjes en zelfs grotere problemen genezen met spreuken,’ zegt de tovenaar met een diepe stem. ‘We kunnen echter het lot niet afwenden. Heer Leonhards gezondheid gaat al jaren stilletjes achteruit, iets wat we proberen te verdoezelen voor al wie buiten de toren leeft. Onze heer kan niet overgaan naar de andere zijde, zolang zijn erfgenaam niet terug is. Sinds kort gaat het hem wel erg slecht.’ De tovenaar kijkt zorgelijk.
Wie de wimpel bezit, is toch almachtig? Udo begrijpt er niets van. Hij wendt zijn blik van de tovenaar af en staart naar de koortsige man die tevergeefs poogt de lakens van zich af te werpen. Zo weinig kracht heeft heer Leonhard nog. De omstanders deinzen achteruit en fluisteren opgewonden. Is dit werkelijk zijn vader? Udo’s keel voelt plots droog.
‘Velen hebben zich al aangediend om de wimpel te stelen,’ herneemt de tovenaar, ‘maar pas als zijn zoon terug is, kan hij zijn laatste adem uitblazen.’
Heer Leonhard laat zijn hoofd op het kussen zinken, alsof hij het plots opgeeft.
Udo bijt op zijn lip. Is dit het? Is hij niet de eerste die hier aankomt om de wimpel te bemachtigen en die als verrader wordt ontmaskerd?
Hij aarzelt even maar gaat dan bij het bed staan. De oude man die erin ligt, lijkt wel al dood, zonder dat hij het weet. Hij staart met gebroken ogen naar het plafond en lijkt niet eens te merken dat er mensen rond zijn bed staan.
‘Liefste, onze zoon is thuis.’ Vrouwe Eleonora neemt de koude hand van haar echtgenoot en legt die van Udo erin.
De jongeman onderdrukt de drang om zijn hand terug te trekken. Er is iets dat hem tegenhoudt. Hij voelt een energie door hem stromen die hij niet kan verklaren. Wat overkomt hem allemaal vandaag? Niets loopt zoals hij gedacht had.
De oude man draait moeizaam zijn hoofd in Udo’s richting en kijkt hem aan met ogen die weer tot leven komen. ‘Johan,’ kreunt hij, ‘ik wist … ik wist dat je zou komen. De tovenaar die het verhaal in de wereld hielp dat de wimpel zijn eigenaar almacht bezorgt, heeft gelijk gekregen. Hij drukte me op het hart dat mijn ware erfgenaam de wimpel zou komen zoeken. Jarenlang hebben zich hier jongemannen als jou voorgedaan. Leugenaars, stuk voor stuk. Jongen, waar was je de hele tijd?’
Udo’s lippen trillen. Dit kan niet waar zijn. Hij is zeker niet de eerste die hierheen komt om de wimpel te veroveren. Hele legers hebben het al geprobeerd. Hoe had hij ooit durven dromen dat hij als eenvoudige leerbewerker hier zou thuishoren?
‘Ik herinner me niets meer,’ zegt hij naar waarheid. ‘Ik was een kind als een ander tot ik onder een kar belandde.’ Hij zwijgt even, corrigeert dan zichzelf. ‘Geduwd, ik werd geduwd. De karreman raapte me op toen de andere kinderen lachend wegrenden. Na die klap weet ik niets meer. Ik werd Udo genoemd en groeide kreupel op. Later vond ik werk in de leerlooierij.’
‘Kinderen kunnen wreed zijn voor elkaar. Ze werden jaloers op onze rijkdom.’ Heer Leonhard geeft een flauwe kneep in Udo’s hand. ‘Het was mijn fout. Ik had je nooit buiten de muren mogen laten spelen.’
‘Het … Het is je vergeven.’ De woorden komen spontaan uit Udo’s mond. ‘Ik was degene die naar buiten wilde.’ De tranen komen uit zijn ogen als zijn herinneringen terugkomen, alsof hij door de ogen van de oude man, zijn vader, kan zien.
Leonhards gelaat krijgt een vredige uitdrukking. Zijn blik gaat op oneindig.
Vrouwe Leonora begint nu ook te snikken. In een reflex slaat Udo zijn armen om haar heen. Ze is zijn moeder. Daarom kwam ze hem vaag voor de geest.
Na de klap van de kar zweefde Udo dagenlang tussen leven en dood. Toen moest hij zijn herinneringen zijn kwijtgespeeld. Nadien vergezelde de pijn hem overal. Hoe kon hij in zulke omstandigheden helder nadenken? De hele tijd geloofde hij dat hij de wimpel nodig had. Om beter te worden. Om wraak te nemen. Om … om … Hij slikt en vecht tegen de tranen.
Nooit had hij durven dromen dat hij hier zijn rechtmatige erfenis zou opeisen. De vrouw in zijn armen is een vreemde voor hem geworden. Ach mama. Hij begraaft zijn gezicht in haar nek. Ze ruikt … vertrouwd. Hij voelt opnieuw pijn, maar van een heel andere orde deze keer. Zijn vader is zonet gestorven, na jaren ziekbed, maar Udo rouwde jaren geleden al om de karreman en diens echtgenote, die hem hadden opgevoed. Voor hem waren zij zijn ouders. Ze hadden hem zijn naam gegeven.
Nu kent hij de waarheid. Hij heet Johan, Johan de Beveler, zoon van Leonhard de Beveler, en is erfgenaam van de wimpel. Wat een bittere kennis.
Johan en zijn moeder houden elkaar lang vast. Er wordt geen woord meer gesproken. De dokters en alchemisten verlaten stilzwijgend de kamer.
 
#
 
Heer Leonhard wordt waardig begraven. Udo, nu Johan, neemt zijn troon over. Nu hij hier zit, met alle goud en macht waar hij van droomde, weet hij wat te doen.
Hij laat de toezichter van de leerlooierij arresteren. Nu zijn geheugen terug is, begrijpt hij waarom hij die man haat. Hij was de aanvoerder van de kinderen die hem pestte. Erger nog: hij was degene die hem onder de kar had geduwd. Zonder pardon laat hij de man afvoeren naar de vergeetput.
Voor hem verschijnt in de troonzaal de volgende persoon die hem gekwetst heeft: Inneke.
‘Heer, vergeef me,’ zegt ze met een dunne stem. ‘Ik wist niet wat mijn verloofde had gedaan. Hij zette me onder druk. U weet toch dat ik een blind broertje heb? Ik werk me uit de naad voor hem, nu mijn ouders dood zijn. De opzichter zou me ontslaan als ik niet op zijn avances inging.’
Udo denkt na. Ze klinkt oprecht. ‘Breng je broertje hierheen. Ik zal mijn tovenaars en beste artsen naar hem laten kijken.’
Dat jongetje is de onschuld zelve, het moet niet opdraaien voor alles. Udo zucht. Wat hij van Inneke moet denken, weet hij niet meer. Zijn gevoelens voor haar zijn veranderd. Hij wil haar niet in steek laten, maar hij wil haar ook niet in de buurt na al wat er gebeurd is.
Dankbaar knikt ze als ze de zaal verlaat.
Udo zakt onderuit in zijn troon. Hij heeft nu de macht, daarvoor heeft hij niet eens de wimpel nodig. Zal hij echt zo ver gaan dat hij alle dorpelingen die hem ooit bespotten het leven zuur maakt? Best kan hij zijn kennis over het gewone volk in hun voordeel gebruiken, nu hij hier zit. Waarom in het verleden leven? Hij heeft genoeg droefenis gekend.
En wat moet hij met al zijn geld? Oppotten? Of kloosterscholen en hospices laten bouwen? Zijn blik gaat naar de tovenaar met de punthoed, die naast hem komt staan. Udo’s keuze is gemaakt.
0 Opmerkingen

Your comment will be posted after it is approved.


Leave a Reply.

    Inhoudstafel fictie
    Oproep verhalen

Powered by Maak je eigen unieke website met aanpasbare sjablonen.
  • Home
  • FICTION
  • Interviews
  • Agenda
  • BOOKS
  • FILMS
  • MUSIC
  • COMICS
  • Van deze wereld
  • Academie van fantastiek
  • Reel van de Fantastische Unie
  • SF-Cafes
  • Niet van deze wereld
  • EC Bertin
    • EDDY C. BERTIN✝
    • Eerbetoon
  • Alfons Maes✝
  • Wie we zijn
  • Get In Touch