Out of this World
  • Home
  • FICTION
  • Interviews
  • Agenda
  • BOOKS
  • FILMS
  • MUSIC
  • COMICS
  • Van deze wereld
  • Academie van fantastiek
  • Reel van de Fantastische Unie
  • SF-Cafes
  • Niet van deze wereld
  • EC Bertin
    • EDDY C. BERTIN✝
    • Eerbetoon
  • Alfons Maes✝
  • Wie we zijn
  • Get In Touch

VERHALEN

Luc Vos - Hart

21/6/2024

0 Opmerkingen

 
Om negen uur vijftien verscheen de eerste stip aan de horizon. In het oosten. Net boven de toren van de kathedraal. De stip was duidelijk, maar niemand zag hem. De feestavond die naadloos was overgevloeid uit de warme zomerdag, in combinatie met een grote hoeveelheid alcohol, benevelde meerdere geesten tot een punt dat de aanwezigen ook sterren zagen met hun ogen dicht.
Om negen uur zestien verscheen een tweede, een minuut later een derde stip. Een enkeling stootte een buurman of -vrouw aan en wees omhoog. Gegiechel en een nieuwe slok van een meestal gekleurd drankje was het enige gevolg. Gelijkaardige reacties bleven verdergaan, steeds sneller verschenen gelijkaardig lichtgevende punten aan het firmament tot de hemel helemaal was gevuld met kleine zonnen. Nog steeds drong het niet tot de menigte door dat er iets bijzonders aan de gang was, slechts enkelen keken af en toe verbaasd op, wezen naar elkaar, giechelden en dronken verder.
‘Mooie feestlichtjes,’ lachten enkelen. Ze hikten, namen een nieuwe slok en waren blij. Het feest was perfect.
‘Drones,’ zei iemand anders. ‘Dat is het nieuwste van het nieuwste.’
Het feest werd intenser. Muziek speelde luid op alle pleinen van de stad. De midzomernacht was geslaagd, in elk opzicht. Dansen, muziek en een indrukwekkende lichtshow aan de hemel.
Tot alles veranderde. Geheel onverwachts. De lucht was nog steeds gevuld met een ontelbaar aantal stippen, maar in een fractie van een seconde gingen ze van helder oplichtend naar niets. Perfect simultaan doofden ze, in één klap was de hemel donker. Op enkele stippen na die net genoeg licht verspreidden voor de mensen om te beseffen waar ze waren. Verbaasde blikken gingen omhoog, daalden weer, schouders gingen op hetzelfde tempo omhoog en omlaag.
Alsof het was afgesproken, vielen ook de gesprekken stil. Monden openden, woorden zochten zich een weg naar buiten, maar geen enkele klank vond nog de kracht om lippen te overbruggen. Het besef dat er iets anders was, drong met vertraging door tot zij die nog een minimaal niveau van nuchterheid in hun bloed hadden. Anderen giechelden enkel, riepen ‘klotedrones’ of ‘Chinese rommel’ en dronken verder van het glas in hun handen. Tot ook tot hen doordrong dat niet enkel het licht aan de hemel was gedoofd, maar ook alle lichten in de stad donker waren. Zelfs de muziek die om ter luidst tegen elkaar had opgespeeld uit de diverse cafés was stom geworden.
De stilte die gedurende een korte tijd over de stad hing, was onwerkelijk. Verbaasd keken jong en oud, nuchter en dronken elkaar aan. Ogen werden groot, een voelbare schok ging door hun lijven toen een extra heldere lichtstraal uit de lucht naar beneden vloog en het standbeeld van Pieter Paul Rubens in het midden van de Groenplaats met een oorverdovende knal uit elkaar spatte.
Een nieuw ogenblik van stilte waarde over het plein toen de scherven tot rust waren gekomen. Als verlamd keken de aanwezigen elkaar vragend aan. Niemand leek te kunnen bewegen, durfde iets te zeggen, echter niet lang.
‘Aliens!’
Niemand wist wie het riep, achteraf kon niemand aanduiden of het van links of van rechts, van voor of van achter kwam, maar het deed er niet toe. Het ene woord doorbrak de verlamming, stuwde alle aanwezigen op het plein in één klap naar de uitgang. Of beter, een van de vele uitgangen. Ze struikelden, liepen over elkaar. Ongelukkigen werden vertrappeld, kreten van angst en pijn vulden de duistere lucht en bleven doorgaan tot het plein was leeggelopen en de taferelen vol angst zich verplaatsten naar de omliggende straten die evenzeer werden verduisterd door de nog steeds uitbreidende stippen. De menigte verplaatste zich naar de uithoeken van de stad, vluchtelingen zochten een weg over het water dat een grens vormde van deze historische nederzetting, de verduisterende tuigen die zich boven hun hoofd in steeds hoger tempo leken te vermenigvuldigen, volgden. Waar de mensen ook naartoe liepen, de vliegende voorwerpen waren er ook. Waar ze liepen en vielen. Angstige blikken naar boven als de open plekken in de nachtlucht steeds schaarser werden, wisselden af met pogingen om huizen binnen te vluchten. Sommigen bereikten hun eigen huis, slaagden erin de sleutels in het slot te wringen en duikelden over de dorpels. Enkelen lieten anderen mee naar binnen, de meesten sloten de deur zo snel mogelijk achter zich en weerden huilende mannen en vrouwen die mee naar binnen wilden. Deze bonsden op de deuren, maar ze bleven gesloten.
 
‘Is dit wat je had verwacht?’
Enkele tellen bleef het stil.
‘Ze zijn wel zielig, hè? Zo bang. Ieder voor zich. Is dat niet heel primitief? Ik dacht dat ze al verder stonden?’
Weer bleef het een hele tijd stil. Beelden van mensen die in alle richtingen uit elkaar stoven, vulden gigantische schermen. Vallend en huilend. Niemand die zich om de gevallenen bekommerde.
‘Ik denk dat ze echt nog niet zo ver staan als ze zelf graag geloven.’
‘Denk ik ook niet. Ben benieuwd hoe ze op het vervolg reageren.’
 
Allen bevroren ze toen een hoog geluid weerklonk en de stippen een helder licht over de stad wierpen. Het was klaarder dan op de meest zonnige dag. Mensen die naar binnen waren gevlucht, kropen vanonder de tafels en loerden door de ramen. De schijn die de stad oplichtte drong door alle kieren, joeg daklozen vanonder hun karton, wekte dieren uit hun winterslaap. Bijna in extase keken de nog op straat verkerende mensen naar boven. Ze kropen overeind, vergaten even de pijn van hun gekneusde of gebroken botten en staarden naar het egaal witte licht dat de hemel boven de stad en het platteland oplichtte.
‘Wat is dat?’ vroeg een enkeling.
‘Aliens,’ werd soms herhaald.
Meestal werd er niet gesproken, het nog steeds weerklinkende geluid leek hen te verdoven. Plots ging het over van een monotoon hoge toon in een lager pulserend geluid. Op een vast ritme. De meest nuchteren van geest telden, keken op hun klok.
‘Zestig slagen per minuut.’
‘Wat betekent dat?’
Meer dan schouderophalen kwam er niet als antwoord. Het pulseren werd harder, indringender, beukte op de borsten van de mensen die naar boven staarden. Als een basdrum die veel te luid staat. Voelbaar, schokkend. Een enkeling besefte wat door zijn lijf ging, de meesten ondergingen het, deels verdoofd door alcohol, meer nog door de verbazing van wat er aan het gebeuren was, maar allen voelden ze hun hart vertragen of versnellen. Tot het synchroon was aan de slagen die boven hun hoofden weerklonken. Zestig slagen per minuut, de snelheid waarmee eenieders hart klopte, ongeacht wat ze aan het doen waren. Koppels die tijdens het liefdesspel nog niets hadden gemerkt van hetgeen er boven hun hoofden hing, beseften plots dat de opwinding die door hun lijf had geraasd onweerstaanbaar tot een vreemde rust kwam. Hun ademhaling probeerde te versnellen, de slagen drongen nu ook tot hen door, dwongen hen rustiger te ademen. Geschrokken blikken vervingen wellustig verlangen, tot angst de laatste geilheid wegvaagde en ook zij naar het raam liepen en stopten met ademen bij het zien van de lichten, bij het horen van het bonzen, bij het ondergaan van het vaste ritme.
 
‘Wees toch voorzichtig.’
‘Ik mocht dit doen. Dat heb je zelf gezegd.’
‘Ja, maar ik weet niet of zij dit aankunnen. Zij zijn niet zo sterk als wij.’
‘Ik wil zien hoe ze reageren.’
‘Ik weet niet of dit een goed idee is.’
‘Je hebt het mij beloofd!’
‘Dat weet ik, maar wees voorzichtig.’
‘Hmm.’
 
Het ritme versnelde, mannen, vrouwen en kinderen die haast bewegingloos omhoogkeken, begonnen te bewegen. De druk op hun borst groeide. Even duurde het vooraleer ze beseften wat er aan het gebeuren was, de haast vrolijke blik van het rustige ademen ging naadloos over in angst toen hun hart het bloed steeds sneller rondpompte door hun lijf. Ongewild, maar onmogelijk om het niet te doen. Zestig slagen werden er zeventig, tachtig, met een spurtje bereikten ze honderd. Rustig ademen ging over in hijgen, de versnelling ging verder. Zij die telden, voelden wat er aan het gebeuren was, de angst dat de maximumsnelheid overschreden zou worden, kreeg snel grip op hen, vergrootte de impact van de acceleratie. Honderd was geen eindpunt, steeds luider klonk het bonzen, steeds sneller pompten synchrone harten. Honderdvijftig volgde. Te snel, voor enkelen met een zwak hart. Ze grepen naar hun borst, drukten hun handen tegen hun keel als ze naar zuurstof hapten, zegen tegen een muur of in het midden van het plein op de grond. Jongeren en sportievelingen hielden stand, maar ook hun hart werd op de proef gesteld toen het pulseren ver over tweehonderd slagen per minuut ging. Ze hapten naar adem, vielen neer. Bijna niemand stond nog overeind. Roepen was onmogelijk geworden, enkel hijgen en proberen niet flauw te vallen, was wat zij die nog niet waren omgevallen als opties hadden.
 
’Te hoog, stop! Zij kunnen dit niet aan!’
‘Ik mocht! Dat heb je beloofd!’
‘Ja, maar straks heb je niemand meer over.’
‘Oké dan.’
 
Het pulseren vertraagde. Langzaam, toch was de impact vrij snel duidelijk. De piek van voorbij tweehonderdvijftig was voor menigeen te veel geweest, overal lagen mannen en vrouwen bewegingloos op de grond, hun ogen wijd open en bloeddoorlopen. Hun handen tegen hun borstkas gedrukt in een poging te voorkomen dat het zo noodzakelijke orgaan eruit zou barsten. Dat had het niet gedaan, maar voor een groot aantal aanwezigen had het de strijd verloren en was redding niet meer mogelijk.
Zij wier hart de ongelijke strijd niet had verloren, voelden een sprankje hoop opduiken dat hun leven nog niet voorbij was. Opluchting verving de blikken van afgrijzen die de verwondering en aanbidding razendsnel hadden vervangen. De vertraging ging verder, tot zestig slagen per minuut weer werd bereikt. Kreten van angst dreven door de lucht, hijgend vielen de laatsten op de grond.
‘Wat is dit?’ riepen mannen en vrouwen toen ze weer konden ademen. ‘Bel het leger!’
Alsof iemand het had gehoord, vloog een reeks gevechtsvliegtuigen hoog in de lucht voorbij. Ogen probeerden hen te volgen, afgrijzen werd nog hoger toen het pulseren in een klap ondraaglijk traag werd en iedereen die weer overeind was gekropen opnieuw onderuit viel. Niemand was nog in staat om te tellen, twintig slagen per minuut was te traag om het licht in de hersenen aan te houden. De mensen op de grond verloren het bewustzijn, net zoals de piloten van de vliegtuigen duidelijk geen controle meer hadden over hun bewegingen en de toestellen als vliegen uit de lucht tuimelden.
 
‘Dachten ze nu echt dat ze ons zo gemakkelijk konden tegenhouden?’ Een bedenkelijk gesnuif vulde de ruimte. ‘Zwakkelingen!’
‘Dit was niet de bedoeling, lieverd. Het zijn levende wezens.’
‘Ik mocht!’
‘Kom, rond het af, dan vertrekken we weer. Het is genoeg geweest.’
‘Oké, maar ik wil nog één ding doen.’
‘Je mag hen geen pijn meer doen.’
‘Natuurlijk niet.’
‘Goed, maar doe het snel.’
Een nieuwe zucht weerklonk.
 
Mannen en vrouwen die nog niet waren gesneuveld door de razende hartslagen die tegen hun borstkas beukten, zakten verder onderuit terwijl hun hart alsmaar trager ging. Hun ogen puilden bijna uit hun kassen, het geluid dat overal om hen heen was, verlamde alles wat leefde. Ontploffingen van de vliegtuigen in de verte drongen tot niemand meer door. Apathisch staarden ze naar boven. Ze hapten weer naar adem als het pulseren stopte. De lichten doofden, op enkelen na. Langzaam kwam het bewustzijn terug, bereikten de nog werkende harten weer een vrij ritme. Hoger of lager dan zestig slagen per minuut, zoals het was voor deze gebeurtenis. Tot hun hart enkele tellen stopte toen ze een onverwachte boodschap lazen in de zich verwijderende lichten. Zij die al voldoende waren hersteld om te bewegen, keken hun buren verward aan. Enkele vingers wezen trillend naar de lucht, waar de vorm steeds kleiner werd. Ze fluisterden de woorden die oplichtten in de weer verduisterende hemel.
‘Groetjes van Venus.’
Ogen knipperden snel, ongeloof mixte met weten. Eerbied voor wat er net was gebeurd, vocht met afgrijzen door de grote hoeveelheid bewegingloze lichamen die her en der lagen verspreid. Niemand sprak, niemand kwam overeind. Ze keken enkel, naar de lucht, tot die weer volledig donker werd en enkel een verre planeet zichtbaar bleef boven de stad.
 
‘Hoe ken je hun taal?’
‘Ik bestudeer hen al een tijdje, waarom denk je dat ik naar hier wilde komen?’
‘Hmm. Ben je tevreden, schat?’
Opgewonden gesnuif weerklinkt.
‘Is dit niet het beste verjaardagscadeau dat je ooit kreeg?’
Vijf paar grote ogen knipperen simultaan.
‘Schat? Dit wilde je toch, niet? Was het niet leerrijk?’
Het gesnuif versterkt. ‘Ze waren veel te zwak.’
Een diepe zucht. De beelden op het gigantische scherm zijn tot stilstand gekomen. Hier en daar liggen figuren, enkelen staan nog overeind. Hun ogen zijn groot als ze naar boven staren. Ze wijzen recht naar de camera die hen op het scherm vertoont.
‘Zijn dat nu die moedige wezens die zichzelf mensen noemen?’ klinkt op verveelde toon. ‘Zij gingen weerstand bieden, zij gingen proberen te vechten, maar niks.’ Een snik. ‘Niet meer dan een zwakke poging die ik met één klap afwendde.’
‘Je wilde zien hoe ze zouden reageren als wij toekwamen, schat. Je wilde met hen spelen. Niet vechten.’ Een nieuwe zucht. ‘Het was toch nooit de bedoeling om hen te doden? Zo zijn wij niet?’
Een nieuwe klap op een tafel, een beker met een grijze vloeistof valt omver. Het grote wezen probeert het ongelukje in te dijken, dikke druppels vallen op de gladde vloer van het ruimteschip.
‘Ze gingen terugvechten! Ik heb er geen enkele gezien die dat deed. Ik wilde hen niet doden, maar ze deden ook wel bijzonder weinig moeite om het mij moeilijk te maken.’ Met een ruk keert het kleinere wezen zich om. ‘Ik dacht dat het hart van mensen onverwoestbaar was, maar niets is minder waar.’ Een onbestemd geluid weerklinkt. ‘Voor mijn volgende verjaardag wens ik wel weer gewoon een tochtje naar de zon.’

​Dit verhaal werd ingezonden voor de wedstrijd 'De wens'.
0 Opmerkingen

Je opmerking wordt geplaatst nadat deze is goedgekeurd.


Laat een antwoord achter.

    Inhoudstafel fictie
    Oproep verhalen

Powered by Maak je eigen unieke website met aanpasbare sjablonen.
  • Home
  • FICTION
  • Interviews
  • Agenda
  • BOOKS
  • FILMS
  • MUSIC
  • COMICS
  • Van deze wereld
  • Academie van fantastiek
  • Reel van de Fantastische Unie
  • SF-Cafes
  • Niet van deze wereld
  • EC Bertin
    • EDDY C. BERTIN✝
    • Eerbetoon
  • Alfons Maes✝
  • Wie we zijn
  • Get In Touch