Out of this World
  • Home
  • FICTION
  • Interviews
  • Agenda
  • BOOKS
  • FILMS
  • MUSIC
  • COMICS
  • Van deze wereld
  • Academie van fantastiek
  • Reel van de Fantastische Unie
  • SF-Cafes
  • Niet van deze wereld
  • EC Bertin
    • EDDY C. BERTIN✝
    • Eerbetoon
  • Alfons Maes✝
  • Wie we zijn
  • Get In Touch

VERHALEN

Marius Vahlkamp - Als in een rode droom

3/7/2025

0 Opmerkingen

 
De Rode Koning draait zich in zijn slaap en droomt verder van het meisje dat zijn hele leven beheerst. Alice! Plots was zij daar, in zijn Wonderland. Iedereen heeft ze kopzorgen bezorgd. Toegegeven, ze heeft hier en daar wel een vriend, maar orde en rust gaan voor alles. Het is al gek genoeg in Wonderland. Nu is het tijd voor maatregelen. De Rode Koning heeft zijn beslissing genomen: hij zal de oproerlinge dood dromen. Zijn leven is zo al moeilijk genoeg.
 
#
 
Alice laat haar hand over de lage takken van een Tumtumboom glijden. Ze bevindt zich voorlopig nog aan de rand van het woud en twijfelt. Zal ze Fawn volgen? Het rechtoplopende reekalfje heeft haar van alles op de mouw gespeld. Ze zou niet echt bestaan —Alice gelooft er niets van. En toch knaagt het, diep vanbinnen. Hoe kan ze ontdekken of ze echt bestaat? Fawn moet er meer van weten. Ze rent het woud in, zonder te letten op de twijgen en takken die haar prachtige blauwe jurk aan flarden scheuren.
Het is pikdonker in het woud. Alle groen is tot zwart geworden. Toen Alice aan de woudrand stond, scheen de zon volop, maar hier dringt geen straal door het gebladerte heen. Fawn vinden blijkt onmogelijk. Alice’ gouvernante heeft altijd gezegd dat het in de natuur nooit helemaal stil is; mevrouw Littleclear is duidelijk nooit in Wonderland geweest. Er heerst een doodsheid die enkel uit zwijgen bestaat. Plots steekt een wind op, Alice rilt. Als ze niet bestaat, waarom rilt ze dan? O, ze moet echt wel Fawn spreken.
 
#
 
Woelen en nog eens woelen, dat is alles wat de Rode Koning doet. Zijn bed is een heus laken- en dekenfort geworden, het beddengoed reikt de hoogte in. Daaronder droomt de Rode Koning zich een Einde bij elkaar, een Einde zo groots, dat alle inwoners van Wonderland er nog jaren over zullen spreken.
 
#
 
Dennennaalden en dennenappels vallen op de grond, Alice krijgt enkele tikken op haar hoofd. Opgeven wil en kan ze niet. Ze is blijven staan, stokstijf. In Wonderland gebeurt alles via een omweg. Als ze lang genoeg hier blijft, zal Fawn onvermijdelijk weer haar pad kruisen. Ze schikt haar jurk. Het heeft weinig zin, want de stof is onherstelbaar beschadigd. Toch is het belangrijk om een zekere vorm van normaliteit te betrachten, al is het maar om aan die zogezegde Dromenkoning te tonen dat ze zich niet zal laten kennen.
Ze hoort gekraak achter zich. Instinctief draait ze zich om en …
 
#
 
Hij wordt wakker. Het moet dagen, weken, maanden misschien geleden zijn, maar de Rode Koning is klaarwakker. Dik tegen zijn zin! Zijn werk is niet af, en hij verlaat node zijn koninkrijk. Als hij het gebons op het luik hoort, weet hij meteen wat er aan de hand is: de dorpelingen hebben hem nodig.
Hij gooit het beddengoed van zich af en schuifelt slaapdronken naar de deur. De opgewonden stemmen hoort hij al in de eerste kamer. ‘De Jabberwock is terug! Hij rukt de daken van de huizen. Red ons, Slaper.’
Als hij de deur opent, voltrekt zich voor zijn ogen de nachtmerrie die zijn werkelijkheid vormt. Met vlammende ogen speurt een reusachtige Jabberwock naar slachtoffers. In de scherp getande bek van het Onbeest herkent de Rode Koning, hier enkel als Slaper bekend, zijn schoonvader Irmgurd.
Zijn vrouw heeft hij al aan de Jabberwock verloren. Zijn kinderen werden verscheurd door de Jubjub-Vogel. De Bandersnatch doodde zijn vee. Niets blijft de Rode Koning over dan zijn dromen.
‘Breng je voorpaal mee, Slaper!’
De Rode Koning reikt achter de deur en grijpt zijn staf. Nog nooit heeft die hem of zijn dorpsgenoten geholpen, maar het is het enige object dat zij niet zelf hebben gemaakt. Het moet een doel hebben, of toch minstens een betekenis. Komt het uit Wonderland? Hij herinnert zich niet de voorpaal daar ooit gezien te hebben.
 
#
 
Fawn snuift de lucht op. Hij ruikt Alice, maar ziet haar niet. Op de zandgrond ziet hij haar voetafdrukken. Is ze vertrokken, weggedroomd of … dood gedroomd? Iedereen weet dat de Rode Koning Alice haat. Zij dook zonder reden in zijn wereld op en bracht alles in de war. Fawn heeft lang gedacht dat de Rode Koning wel bij zou draaien. In Wonderland is de hele tijd wat aan de hand, dan kan zo’n meisje met rare vragen en vreemde gewoonten er ook nog wel bij. Helaas, er is te veel gebeurd. De Rode Koningin heeft niets dan ergernis gehad met Alice, en heeft daarom haar man verlaten. Hun kinderen leven ondergedoken; in heibel hebben ze geen zin. Laatst hoorde Fawn dat de schoonvader van de Rode Koning op sterven ligt. Het is wel wat samen. Alle inwoners leven mee met de Rode Koning —ze moeten overigens wel, want hij heeft hen gecreëerd. Alleen Alice is een buitenbeentje. Waar is ze nu?
 
#
 
Als een razende stort de Rode Koning zich op de Jabberwock. Het Ondier slaat hem met zijn klauw weg alsof hij niets meer is dan een blaadje in de wind. De Rode Koning komt hard tegen een boom terecht. Naalden vallen op zijn hoofd. Gelukkig heeft hij de voorpaal niet losgelaten. De Jabberwock zet zijn vernietigende tocht voort. Het dorp is pas heropgebouwd op een andere plek en toch wist het Ondier de weinige overlevenden te vinden. Vreemd genoeg kunnen de dorpelingen altijd snel huizen optrekken; al even snel komt de Jabberwock op bezoek. Droomtijd zit veel logischer in elkaar dan wat zich hier afspeelt, in de grauwe werkelijkheid.
Hij moet iets nieuws verzinnen, iets dat hij nooit eerder heeft gedaan. Waarom dook de voorpaal anders zoveel jaren geleden in zijn tuin op? Hij kreunt en gaat rechtop zitten. De voorpaal ziet er hetzelfde uit als voorheen. Hij heeft er al mee gestoken, gegooid en geklopt. Het heeft niets uitgehaald.
Misschien, gaat hem een licht op, is de voorpaal niet voor de Jabberwock bedoeld, maar voor hem. Een ijselijke schreeuw van Imke, zijn jonge buurvrouw, belet hem even het nadenken. Tot zijn frustratie ziet hij hoe ze in de muil van de Jabberwock verdwijnt.
Erover wrijven helpt niet, erin bijten ook niet. Ten einde raad slaat de Rode Koning zichzelf met de voorpaal buiten westen.
 
#
 
‘Daar ben je!’ zeggen Alice en Fawn allebei. Ze vallen elkaar in de armen. Ook al kennen ze elkaar niet lang, door hun gesprekken zijn ze goede vrienden geworden. Zoals iedereen weet, is een echte vriend van goudwaarde in Wonderland.
Hoewel het nog steeds donker is in het woud, wordt Alice omgeven door een soort gloed. De kleur zweeft tussen goud en zilver, wat onmogelijk is. Het is zeer Wonderiaans. Fawn kijkt haar een poos aan.
‘Ik geloof dat je méér aanwezig bent dan toen je verdween,’ zegt hij zacht.
Alice voelt het zelf: er zit een warmte in haar die er voordien niet was. ‘Ik heb het gevoel dat er iemand in gevaar is.’
‘Ja, jij.’
‘Nee, een veel belangrijker iemand. Er is iets op til, iets groots. Een … een Einde.’
Fawn grijpt haar hand. ‘Ik zal je beschermen!’
‘Laat ons eerst kijken wie echt bescherming nodig heeft. Kan je me uit het bos leiden?’
Haar vriend knikt en begint te rennen. Hij houdt Alice vast alsof zowel zijn als haar leven ervan afhangen. Na een dolle tocht zien ze weer het zonlicht. Wie zit daar tegen een boom?
 
#
 
De Rode Koning ontwaakt voor de tweede keer vandaag. Hij kijkt op en herkent de zachtblauwe, met rode strepen doortrokken hemel van Wonderland. Thuis, hij is thuis. Of niet? Er was iets mis, aan de andere kant, maar wat precies? Hij gaat onzeker staan en ziet een soort staf op het gras liggen. Die herkent hij niet, maar hij krijgt het benauwd.
 
#
 
Hand in hand lopen Alice en Fawn naar de Rode Koning toe. Als ze elkaar in de ogen kijken, lijkt het alsof twee werelden botsen. Fawn gaat voor Alice staan en zegt: ‘Ik respecteer al uw wensen, mijn Koning, maar toon alstublieft genade. Alice is een meisje dat slechts tijdelijk hier is. Ze wil naar huis gaan.’
De Rode Koning grimast en tast naar zijn rug. ‘Waarom is ze dan niet al lang vertrokken? Ik wil haar niet hier!’
Alice voelt zich eenzaam. Ze wil inderdaad enkel naar huis toe, ook al heeft ze op deze bijzondere plek vrienden gemaakt. Fawn keert zich naar haar toe en omhelst haar. De Koning mag je nooit je achterzijde tonen, dat is majesteitsschennis, weet Alice.
‘Hoe durf je?’ briest de Koning. Hij bukt zich, grijpt de staf en heft die op. Alice ziet het gevaar en draait Fawn van zich weg. Ze is net vlug genoeg om met haar hand de neerkomende staf te grijpen.
 
#
 
Een gebrul vult Alice’ oren. Waar is Fawn? Waar is die verschrikkelijke Rode Koning? Een beest dat ze nooit eerder zag, ook al doet het haar denken aan een gedicht op een vergeeld blad in een spiegelboek, zaait terreur in wat ooit een dorp moet zijn geweest. Zijn zware staart zwaait over de grond en rukt struiken en boompjes uit. Mensen rennen voor hun leven.
‘De voorpaal, jij hebt de voorpaal!’ Een gewonde vrouw loopt op Alice toe. Haar haar is verschroeid en er zitten zwarte strepen op haar gezicht. ‘Wie de voorpaal heeft, moet hem gebruiken.’
Alice is in de war. Daarnet vroeg ze zich nog af of ze bestond, nu is ze in een andere wereld terechtgekomen. Eén ding begrijpt ze echter: net zoals er in Wonderland soms gevaar heerst, is dat hier ook het geval. En de dreiging is acuut! Ze kijkt naar de houten staf in haar hand. Er staan vreemde symbolen in gekerfd. Veel tijd om die te bekijken heeft ze niet.
De vrouw trekt aan haar arm en wijst haar het beest aan. ‘Hoeveel doden moeten er nog vallen?’
Doden? Echte doden? Geen Wonderlanddoden, die na een kwartiertje het bloed uit hun hemd wassen in de rivier? Alice slaat haar hand voor de mond. ‘Ik zal doen wat ik kan,’ zegt ze met een schorre stem.
De staf voelt zwaar en de verantwoordelijkheid drukt als een loden last op haar schouders. Toch brengt elke stap haar meters dichter bij het beest. Het is alsof de staf haar naar de vernietiger brengt, en niet zijzelf.
Als Alice voor het beest staat, houdt het in. Het heeft een kind in zijn klauwen en hoeft maar te drukken om het te verpletteren. Het kijkt uitdagend naar Alice. Wat een boosheid straalt het uit. Dit is het pure kwaad. Zonder erbij na te denken gooit Alice de staf naar de grote witte buik van het beest. De staf licht fel op. Het beest brengt nog zijn klauwen naar beneden, maar komt te laat. De staf klieft door zijn huid als een mes door boter. Stroperig bloed en ingewanden druipen uit de wond. Een wolfachtig gehuil weerklinkt. Dan sluit het beest zijn muil en valt voorover. Het kind komt op een struik terecht, die gelukkig zijn val breekt. Alice buigt zich over het kleintje en neemt het in haar armen.
Wat heeft ze zopas gedaan? Heeft zij dat wel gedaan? De staf was toch niet scherp? De laatste overlevenden strompelen naar haar toe.
 
#
 
Net als de Rode Koning Fawn in het gezicht wil slaan, verdwijnen alle woede en angst uit zijn lijf. Het voelt bijzonder vreemd. Zo heeft de Rode Koning zich lang niet gevoeld. Hij kijkt Fawn aan en maakt een verontschuldigend gebaar. ‘Ik-ik weet niet wat me overkwam,’ stamelt hij.
‘U bent de Koning, u doet wat u wilt.’ Fawn gaat op een knie zitten. ‘Ik wilde enkel Alice beschermen.’
‘En dat heb je gedaan, Fawn, dat heb je gedaan. Alsjeblieft, laat ons elkaar als mannen in de ogen kijken.’
Fawn gaat weer staan en wijst naar boven.
De Rode Koning staart omhoog. De hemel is nu strakblauw, er valt geen rood meer te bespeuren.
‘U verandert ook!’ zegt Fawn.
Het is waar, merkt de Koning. Hij is niet langer rood. Al wat hij draagt, is blauw geworden.
‘Volgens mij,’ zegt hij langzaam, ‘heeft Alice een nieuw thuis gevonden. Een plek waar ze zich goed zal voelen, ook al is het niet waar ze vandaan komt. Ik zie zoveel dat ik vergeten was. Een dorp, familie, … Míjn thuis!’ Hij snikt. ‘Maar er is niemand meer voor mij daar. Enkele vrienden ja, maar mijn gezin is … weg.’
‘Is dit niet uw thuis?’ vraagt Fawn.
‘Vanaf nu wel. Ik denk niet dat ik ooit terug naar de overkant zal gaan. Als in een rode droom flitste ik van daar naar hier en van hier naar daar. Maar nu ben ik thuisgekomen.’ Hij grijpt Fawn bij de schouders en kust zijn kop. ‘Kan je me vergeven?’
‘Natuurlijk, mijn Koning.’
 
#
 
Alice kijkt tevreden naar haar nieuwe huis. De opbouw ging verbazend snel. Dat gaat hier altijd zo, hebben de dorpelingen haar verteld. Ze zijn maar met zo weinig meer, dat er slechts vijf huizen staan. Iedereen heeft meegeholpen met het bouwen van elkaars woning. Alice voelt zich opgenomen in de kleine gemeenschap. Fonne, de vrouw die op haar kwam toegelopen toen ze in deze vreemde wereld belandde, is haar beste vriendin geworden. Ze doet Alice denken aan Fawn, die nu ver weg in Wonderland zijn leven leidt. Hoe het hem vergaat, weet ze niet. Hoe het met de Rode Koning, de man met de voorpaal, die ze hier Slaper noemen, gesteld is, weet ze ook niet. En toch voelt ze een warmte in haar, dezelfde warmte die ze bespeurde toen ze in het woud even was weggedroomd, maar niet dood gedroomd.
0 Opmerkingen

Je opmerking wordt geplaatst nadat deze is goedgekeurd.


Laat een antwoord achter.

    Inhoudstafel fictie
    Oproep verhalen

Powered by Maak je eigen unieke website met aanpasbare sjablonen.
  • Home
  • FICTION
  • Interviews
  • Agenda
  • BOOKS
  • FILMS
  • MUSIC
  • COMICS
  • Van deze wereld
  • Academie van fantastiek
  • Reel van de Fantastische Unie
  • SF-Cafes
  • Niet van deze wereld
  • EC Bertin
    • EDDY C. BERTIN✝
    • Eerbetoon
  • Alfons Maes✝
  • Wie we zijn
  • Get In Touch