Out of this World
  • Home
  • FICTION
  • Interviews
  • Agenda
  • BOOKS
  • FILMS
  • MUSIC
  • COMICS
  • Van deze wereld
  • Academie van fantastiek
  • Reel van de Fantastische Unie
  • SF-Cafes
  • Niet van deze wereld
  • EC Bertin
    • EDDY C. BERTIN✝
    • Eerbetoon
  • Alfons Maes✝
  • Wie we zijn
  • Get In Touch

VERHALEN

Marleen Vermeire - Twee ludieke driespannen ineen

31/10/2025

1 Opmerking

 
Afbeelding
BRUILOFT ZONDER STEM
Jantje, Julie en Mieke waren het bos ingetrokken op zoek naar het duistere Kasteel Wolfsput. Het had een duivelse reputatie. Honderdvijftig jaar geleden zou het kasteel voor het laatst bewoond zijn geweest, door een schreeuwlelijke slechterik genaamd Hertog Lobos von Monopologië.
Lobos trouwde in het lugubere kasteel met de Pompoenoogstprinses Pina uit Macedonië, zonder dat ze hem haar jawoord had gegeven. Ze was haar stem kwijtgeraakt omdat ze zich de longen uit het lijf had geschreeuwd toen ze op haar achttiende als verjaardagstrofee aan de Hertog werd verkocht. Haar vader had er vijfhonderd hectare vruchtbare landerijen en een prachtige vierkantshoeve langs een handelsroute aan de Macedonische grens voor gekregen.
 
#
 
EEN BLOEDERIGE BLOEDLIJN
Hertog Lobos had een lange bloedlijn van voorouders die het voorrecht hadden om voor hun heerser de executies en martelingen uit te voeren. Het beroep van beul was overerfbaar van vader op zoon, net zoals de titel van Hertog. Wegens zijn grote inzet werd Lobos’ betovergrootvaders grootvader Timur door de legendarische koning Genghis Kahn op 1 april 1221 tot de adelstand verheven.
Timur onderscheidde zich van zijn collega-beulen door zijn doortastendheid en uithoudingsvermogen bij de uitoefening van zijn ambt aan de West-Mongoolse grensgebieden, de Karpaten, en de Poolse wouden, waar ooit de wolven welig tierden.
 
#
 
PIJN EN POMPOENEN
Helaas verzoop de tragische prinses Pina van Macedonië al gauw in een modderpoel van pijn en verdriet. Ze slaagde er maar niet in een kind te baren. Onthoofding en verbanning werden haar gelukkig bespaard. Wel mocht ze Kasteel Wolfsput nooit zonder haar edele echtgenoot, Hertog Lobos, verlaten.
Op haar eenentwintigste verjaardag liet de Hertog naar eigen zeggen ‘uit diepe genegenheid en liefde’ voor haar een kristallen orangerie in het kasteelpark bouwen. Daar mocht ze jaar in, jaar uit, de mooiste en lekkerste pompoenen kweken in de schaduw van zeldzame Spaanse sinaasappelbomen. Hertog Lobos’ geluk kon niet op omdat hij nooit een dag zonder zijn verse, met sinaasappelzeste geparfumeerde pompoensoep moest leven.
 
#
 
GEURIGE GERUCHTEN
Dat geurig feitje had het olijke driespan Jantje, Julie en Mieke wel al eens eerder horen waaien op het Halloweenfeest in het dorpscafé, dat met liters warme chocomelk en Glühwein gevierd werd. Ze konden niet wachten om deze geruchten te gaan onderzoeken.
Het kasteel was ook de ideale plek om rond Halloween het lekkerste eekhoorntjesbrood te plukken, zo vertelde Léon, Julies vader. Hij was hobbykok. Ieder jaar trok Léon met zijn vriend, boswachter Tony, op paddenstoelenpluk in het kasteeldomein. Helaas kwamen ze telkens opnieuw beschonken thuis met een zo goed als lege paddenstoelenmand. Alleen de grote lege fles Jägermeister stak prominent uit hun jaszak.
 
#
 
DAN EINDELIJK … HET KASTEEL!
Na een paar uur stappen door een zee van varens en netels hadden Jantje en zijn vriendinnetjes het kasteel nog steeds niet gevonden. Ze zongen liedjes om de moed erin te houden, op hetzelfde overgroeide weggetje waar ooit Hertog Lobos von Monopologië met paard en kar had gereden.
Tussen de stekelige braamstruiken verschenen eindelijk de puntige palen van het gietijzeren hek van Kasteel Wolfsput.
‘Hier moet het zijn!’ riep Jantje vrolijk. Hij klauterde als een aapje naar boven, draaide zich om en sprong. ‘Komen jullie? Jullie kunnen het zelf ook wel,’ zei hij vanop de begane grond.
Julie en Mieke slaagden na twee pogingen in om zich over het hek te hijsen. Even later keken het driespan over het hoge gras naar de donkere contouren van het bouwvallige kasteel.
 
#
 
WAT VOORBIJ DE POORT LAG
‘Kom,’ zei Jantje, ‘we kijken of we binnen raken.’
‘Dat durf ik niet,’ zei Mieke, ‘Wat als we behekst worden? Of opgegeten?’
Julie suste haar: ‘Ach Mieke, ik hou je handje wel vast.’
Ze stopten voor de bruine poort, die tot hun verbazing niet op slot was.
‘Ik ga naar binnen.’ Jantje duwde stoer de poort met zijn rechterschouder open.
‘Dat mag toch niet!’ zei Mieke verontwaardigd.
‘Doe niet flauw, Mieke, we volgen Jantje,’ zei Julie.
Jantje, die duidelijk de leiding wilde nemen, verhief zijn stem: ‘Inderdaad, jullie volgen míj en lopen onder geen beding weg. Beloofd?’
Voor de meisjes konden antwoorden, viel de poort met een klap dicht.
De drie vrienden gingen voetje voor voetje vooruit, hun armen voorzichtig voor zich uitgestrekt.
‘Stop! Hier is een grote trap,’ zei Jantje een poos later. ‘We gaan naar boven.’
De houten leeuwenkop aan de eerste pijler van de trapleuning voelde slijmerig aan. Kleefde er leeuwenkwijl aan Jantjes handen?
In het schemerdonker zagen ze op elke trede een dikke stoflaag. Er waren brokstukken losgekomen van het rotte stucplafond. De knarsende treden klonken eng. Traag maar vastberaden bestegen Jantje, Mieke en Julie de trap.
 
DE STEKELIGE WACHTER
‘Voelen jullie ook die vieze spinnenwebben kriebelen?’ vroeg Julie met afgrijzen.
‘Eeek,’ riep Mieke. ‘Ik wil naar huis! Ik wil hier weg … Eeek!’ Ze begon wild om zich heen te slaan.
‘Rustig, Mieke, we blijven samen. Kom hier en geef mij je hand,’ zei Julie zacht.
De webben hingen als dikke grijze sluiers rond de trap. Af en toe vielen dikke spinnen op de hoofden van het drietal. Jantje, Julie en Mieke stapten gauw verder, de kaken op elkaar geklemd.
Bovenaan de trap klonk iets metaalachtig. De vrienden verstijfden. Had iemand een roestig conservenblik geopend? Jantje, die bijna boven was, zag iets flikkeren in het duister. Een ridderharnas hield de wacht op de overloop! Zijn puntige helm leek wel op de kop van een stekelvarken. Twee brede horizontale zwarte spleten doorkliefden de helm. Het harnas bewoog … Met zijn grote armen tilde het een gevaarlijk uitziende speer op.
‘Terug naar beneden. Snel!’ riep Jantje. Hij draaide zich om, struikelde over een dik stuk plaaster en tuimelde van de trap. Gelukkig had hij dankzij zijn judolessen geleerd hoe hij veilig kon landen bij een val.
Kreunend en kuchend verzamelde het drietal zich rond de slijmerige leeuwenkop. ‘Wat doen we nu?’ vroeg Julie met een tremolo in haar stem. ‘Ik ben bang van dat harnas.’
Het bleef intussen maar kriebelen op hun gezicht en in hun haar. Die spinnen!
‘We moeten hier zo snel mogelijk weg,’ fluisterde Jantje, die over zijn pijnlijke knieën wreef.
‘Hoe doen we dat?’ vroeg Julie.
Geen van de drie kon in het stikdonker de poort vinden. Dus verschuilden ze zich onder de eiken tafel. Ze knepen hard in elkaars handen. Hun hart bonkte in hun keel.
Het ritmische metalen geluid naderde. Het kwam de trap af … en werd steeds luider.
De slepende voetstappen op de stenen vloer hielden halt aan het andere uiteinde van de tafel. Eerst was er een stilte, daarna gerommel boven op de tafel. Het eikenhouten tafelblad werd een reuzentrom. Iemand plofte lompweg zware kruiken en potten op de tafel, om ze er even snel weer van te halen. Was de tafel behekst?
Er rolde iets over de hele lengte van de tafel, tergend traag ... Een stenen zuil? Een deegrol?
‘Pats!’ Het ding viel aan de andere zijde in duizend stukken op de grond. Scherven ketsten tegen de voeten en knieën van de kinderen. Ze hielden hun hoofden stevig tegen elkaar gedrukt; met hun armen weerden ze de scherven af.
 
WEG, WEG, WEG!
Jantje, de dapperste onder hen, zei: ‘Ik tel tot drie, dan kruip ik zo snel als de wind naar de poort. We moeten weg uit dit spookkasteel.’
De meisjes knikten.
Jantje opende zijn zakmes en telde af. ‘Drie, twee, één.’ Hij schoot als een pijl uit een boog naar de muur en tastte de poort af totdat hij het slot vond. ‘Hier, hier is het!’ riep hij uit. Hij wrikte zijn mes in het slot tot het opensprong. ‘Komen jullie?’
Julie liet Mieke los om Jantje te helpen de logge poort te openen. Het avondlijke zonlicht viel in een lange streep naar binnen. Mieke knipperde met haar vochtige ogen, glimlachte flauwtjes en kroop over de potscherven heen naar buiten.
Ze wierpen nog een laatste blik naar binnen. Boven de schoorsteenmantel hing het geschilderd portret van een trieste jonge vrouw te midden van tientallen gestapelde, grijnzende pompoenen. Prinses Pina?
Op de behekste tafel stonden grote Griekse amforen met erotische afbeeldingen. Het enge harnas stond achter de tafel te stomen. Twee roodgele vlammetjes schoten uit de oogspleten van de stekelhelm. Het harnas richtte zijn puntige speer naar de poort – ‘TSJAK!’
‘Dat scheelde geen haar.’ Julie, Jantje en Mieke hadden de poort net op tijd dichtgetrokken. Ze omhelsden elkaar opgelucht. Spinnen sprongen van het ene naar het andere hoofd.
‘We zijn nog niet veilig. We moeten van het domein af,’ zei Julie.
Op zoek naar het grote hek dan maar. Helaas waren ze het spoor bijster; het werd nu echt donker. De jeuk op hun hoofd werd intussen ondraaglijk. Julie trachtte de spinnen in Miekes pagekopje te klissen, maar dat lukte niet.
De gelige maansikkel priemde tussen de kronkelende takken van een imposante rode beuk.
Waar zouden ze die nacht slapen? Wat zouden ze eten?
 
#
 
BEDTIJD
‘Dat vertel ik jullie later, want nu is het tijd om te slapen, lieverds. Morgenavond krijgen jullie het vervolg, goed?’ zei Gwen vermoeid.
Nellie, acht, broer Tijl, bijna tien, en halfzus Gwen, vijftien, sliepen op zolderkamers, drie hoog boven de platenzaak die zich op het gelijkvloers bevond. Tijl en Nellie zaten samen op bed aandachtig naar Gwens spannende spookverhaal te luisteren. Dit was bedtijd: gezellig samen griezelen. Gwen was een weergaloze verteller.
Er viel een diepe stilte, alsof de geest van een dode stilletjes de slaapkamer was binnengeslopen. Niemand had het over het akelige voorval op het strand gisteren. Nellie trok het laken half over zich heen. Tijl en Gwen zaten nog in kleermakerszit op de bedsprei met blauwe bloemetjes.
‘Gisteren heb ik jullie al eens over dat olijke driespan Jantje, Julie en Mieke verteld, hé. Herinneren jullie je wat hun missie is?’ vroeg Gwen.
‘Om alle Sneeuwwitjes, Assepoesters en Aurora’s uit de spook- en sprookjeskastelen waarin ze opgesloten zitten, te bevrijden,’ zei Nellie zelfverzekerd.
‘Juist, Nellietje!’ antwoordde Gwen. ‘Jantje, Julie en Mieke gaan op zoek naar kastelen waar misschien nog een prinses opgesloten zit.’
‘Want ze willen alle prinsessen ter wereld hun vrijheid schenken,’ voegde Tijl eraan toe. ‘Dan kunnen ze  leuke dingen doen in plaats van daar op een belachelijke troon te zitten met dat stom kroontje op hun hoofd.’
‘Ja, alle prinsessen, waar ook ter wereld, moeten bevrijd worden. Weg met verplichte huwelijken en al dat idiote kasteelgedoe,’ zei Gwen vurig. ‘Slaap lekker, zusjelief, droom zacht! Slaapwel, broertje!’
Gwen verliet zachtjes Nellie en Tijls slaapkamer en ging ook slapen.
 
#
 
OP HET STRAND
Nellie hoopte in haar dromen verder over Kasteel Wolfsput te griezelen in plaats van een nachtmerrie te krijgen over wat er de vorige dag op het strand was gebeurd.
Wat een mooie zomeravond had moeten zijn, met als orgelpunt het aanschouwen van de kleurenpracht aan de horizon, eindigde abrupt met een naar voorval.
Nellie liep nietsvermoedend op het strand toen ze een stevige stomp in de maag voelde. Maar behalve haar broer en zus was er niemand in de buurt. Ze kreunde en schudde het hoofd. Waar kwam die stomp vandaan? Ze tuurde naar de zee, een eind verderop. Vaak lag er bij eb een felrode boei op het strand, die met een lange ketting aan de zeebodem verankerd was. Je kon ze heel goed zien liggen en zelfs aanraken.
Deze keer lag er helemaal geen boei. Het voorwerp op het strand was spoelvormig, bleek en zo groot als een walrus. Nellie wees het aan; met zijn drieën gingen ze een kijkje nemen. Het opgeblazen lijk van een man lag dwars op de vloedlijn, zijn benen nog in het water.
Nellie keek gebiologeerd naar het weerzinwekkende tafereel. ‘Is dit hoe een heel erg dode mens eruitziet?’
Gwen trok haar zus met enige moeite van de vloedlijn weg.
Het zeewater klotste onbeschaamd rond de sneeuwwitte voeten van de arme stakker. Ze leken een beetje te drijven tussen groene algen. De man droeg alleen een knellende witte onderbroek.
Gwen, Nellie en Tijl hielden ervan om voor het slapengaan de feeërieke zonsondergang op het strand te bewonderen. Ze hadden geen televisie thuis. Wanneer de zon in de zee was gezakt, was het tijd om naar huis te gaan. Die avond keerde het drietal snel en zonder omkijken terug.
 
#
 
MENEER DRIJVERS
De korrelige zwart-witfoto op de voorpagina van de krant toonde de opvallend donkere teennagels van de drenkeling. Toeval of niet, er lag een dode zeester naast hem. Daarboven zag je de zee met de ondergaande zon en het silhouet van een vrolijk voorbij vliegende meeuw.
Gwen las het artikel aan haar broer en zus voor.
‘Het lichaam werd door het forensisch team geïdentificeerd als dat van de heer Jean-Marie Drijvers. Hij was ruim twintig jaar ambtenaar bij het gewestelijk Ministerie voor Milieu- en Natuurbehoud en was verantwoordelijk voor het behoud van de duinen. Meneer Drijvers zou drie dagen eerder ‘s nachts van het staketsel in Blankenberge de zee zijn ingegooid. De politie heeft aanwijzingen dat twee Russische huurmoordenaars bij de zaak betrokken zijn. Ze opereerden wellicht in opdracht van de internationaal geseinde immobiliënmagnaat Mister ‘Biggy Boss’ Mc Lofts. De man houdt zich al zes jaar op in de Verenigde Arabische Emiraten, een land dat zoals bekend zelden misdadigers aan andere landen uitlevert. De huurmoordenaars zijn voorlopig spoorloos.
De vastgoedondernemer zou een immo-project op poten hebben gezet om de illegale bouw van multi-appartementenblokken in de Blankenbergse duinen te realiseren. Heeft de heer Jean-Marie Drijvers hem verhinderd de nodige milieuvergunningen te verkrijgen? Dat zal een gerechtelijk onderzoek moeten uitklaren.
Mister Mc Lofts staat erom bekend elke overheidsinmenging te weigeren, met de bedoeling overal ter wereld gargantueske bouwprojecten uit de grond te stampen. Zonder hiervoor taksen te betalen.
Het slachtoffer, meneer Jean-Marie Drijvers, volgde naar verluidt zijn dossiers voorbeeldig op. Hij kon als geen ander de voorschriften ter bescherming van de duinen aan de Belgische kust naar de letter van de wet toepassen. Meneer Drijvers was jaren geleden al een absolute voortrekker van het ecologisch bewustzijn. Zijn rechtstreekse chef zegt dat meneer Drijvers oorspronkelijk geïnspireerd was door de new age beweging. Hij laat een vrouw en dochter na; hij zal erg gemist worden.’
Gwen haalde diep adem en sloeg de krant dicht.
Haar broer en zus wisten niet wat te zeggen.
Vanavond moet ik misschien maar weer eens een nieuw spookverhaal verzinnen, dacht Gwen.
1 Opmerking
Lancelot
1/11/2025 11:49:16

Er zit zoveel gelaagdheid in dit verhaal: een sprookje, een maatschappijkritiek en een nachtmerrie in één. Heel bijzonder hoe je fantasie en realiteit laat botsen. De symboliek van stemverlies en opgesloten prinsessen raakte me. Een intrigerend stuk dat nog lang nazindert.

Reply

Your comment will be posted after it is approved.


Leave a Reply.

    Inhoudstafel fictie
    Oproep verhalen

Powered by Maak je eigen unieke website met aanpasbare sjablonen.
  • Home
  • FICTION
  • Interviews
  • Agenda
  • BOOKS
  • FILMS
  • MUSIC
  • COMICS
  • Van deze wereld
  • Academie van fantastiek
  • Reel van de Fantastische Unie
  • SF-Cafes
  • Niet van deze wereld
  • EC Bertin
    • EDDY C. BERTIN✝
    • Eerbetoon
  • Alfons Maes✝
  • Wie we zijn
  • Get In Touch