Out of this World
  • Home
  • FICTION
  • Interviews
  • Agenda
  • BOOKS
  • FILMS
  • MUSIC
  • COMICS
  • Van deze wereld
  • Academie van fantastiek
  • Reel van de Fantastische Unie
  • SF-Cafes
  • Niet van deze wereld
  • EC Bertin
    • EDDY C. BERTIN✝
    • Eerbetoon
  • Alfons Maes✝
  • Wie we zijn
  • Get In Touch

VERHALEN

M.G. Crow - Annette

20/8/2024

1 Opmerking

 
Mijn hart staat zowat stil door wat ik opvang. In een reflex sluit ik mijn ogen en trap zo hard ik kan op de rem. Met gierende banden komt mijn auto tot stilstand.
Ik voel geen klap. Aarzelend waag ik het om mijn ogen weer te openen. Ik onderdruk een gil als ik haar vlak voor mijn voertuig zie staan. Mijn voorbumper is nog geen vijf centimeter verwijderd van het kleine meisje dat zonet de weg kwam oplopen.
Groot is mijn verbazing als ze me rustig aankijkt, alsof er niets is gebeurd. Waarschijnlijk is ze in shock, omdat ik haar net bijna heb aangereden.
Ik open het raampje als ze naar mij komt en onderdruk mijn drang om een preek af te steken. Dit kind is mogelijk nog te jong om het gevaar van de weg te snappen.
“Ik speel verstoppertje, mevrouw,” zegt ze met een hoge kinderstem. “Kan je me vinden?”
Haar toon is informeel. Ze weet duidelijk niet hoe ze vreemden moet aanspreken.
“Maar ik zie je staan,” zeg ik, niet goed wetend hoe ik moet reageren.
Ze schudt haar hoofd. Haar schouderlange krullen dansen rond haar hoofd en ze wijst naar de bossen aan de kant van de weg. “Kan je me daar vinden?”
Verwonderd staar ik haar aan. Ze glimlacht aandoenlijk en loopt dan weg.
Ik heb geen idee wat me bezielt om uit te stappen en haar achterna te rennen. Wat doet dat kind hier alleen op deze afgelegen plek aan de Kalmthoutse Heide? Waarom vroeg ik haar naam niet en bood ik haar geen lift aan?
Het voelt voor mij niet goed om het meisje te laten lopen. Ik moet haar vinden. Het is onverantwoord haar daar alleen te laten. Als ik doorheb dat ik haar bijna had aangereden, terwijl ik helemaal niet snel reed, wil ik niet weten hoe het kan aflopen als ze een volgende auto tegenkomt.
Ik begeef me op het wandelpad. Ze is nergens te bekennen. Ik kijk rond. Het is stil, muisstil.
“Waar ben je?” roep ik. Het enige antwoord zijn enkele vogels die verschrikt opvliegen.
Als ik geen antwoord krijg, besluit ik dat ik best de hulpdiensten kan bellen om het kind mee te helpen zoeken. Ik grabbel in mijn zakken en besef dat deze verstrooide soepkip natuurlijk haar smartphone in de auto is vergeten.
Ik draai me om en wil me in die richting begeven, als ik gegiechel hoor. Het is onmiskenbaar een hoge kinderstem. Verwonderd sta ik stil en luister goed waar het geluid vandaan komt. Het klinkt van wat verderop en lijkt vanachter een grote dikke boom te komen.
Daar ben je. Als een onvoorbereide dragonder steven ik op de boom af. Ik had het moeten zien aankomen. Mijn schoeisel is niet aan deze omgeving aangepast. Ik blijf met het riempje van mijn sandalen achter een lage tak hangen en struikel. Met een doffe plof beland ik op mijn buik op de grond. Ik lig vlak achter de boom en er is niemand te zien.
Vastberaden krabbel ik overeind, als een akelig gevoel me overvalt. In mijn poging om recht te raken, veeg ik gevallen bladeren en takken opzij. Mijn handen raken een hard voorwerp. Ik raap het op en een gil ontsnapt me als ik in de lege oogkassen van een schedel kijk.
Met een klap belandt het lichaamsdeel opnieuw op de bodem. Hoe ik recht ben geraakt, is me een mysterie, maar ik ren zo snel ik kan naar mijn auto.
Mijn hart gaat wild tekeer als ik hem op de weg zie staan. Ik ben helemaal ontredderd, als ik het kleine meisje ernaast zie staan. Nu ik meer dan louter haar gezicht zie, valt het me op dat ze eerder ouderwets gekleed is.
“Je hebt me gevonden,” zegt ze. “Daar waar die rare meneer me verstopte, nadat hij me pijn deed.”
Ik bijt op mijn tanden. Alle haren op mijn armen staan recht. Ondanks dat het een warme zomerdag is, heb ik het koud.
“Hoe heet je?” vraag ik het kind verwonderd aanstarend.
“Annette,” antwoordt ze, waarna ze in rook lijkt op te gaan, als er een andere auto stopt.
“Alles in orde, mevrouw?” hoor ik een man zeggen.
Ik draai me om en zie hem uit de blauwe wagen achter de mijne staan. Mijn eerste reactie is dat ik wil doen alsof er niets aan de hand is, maar ik kan het niet. De tranen rollen over mijn wangen.
“Ik moet de politie bellen,” zeg ik. “Er ligt een lijk daar wat verderop achter een boom.”
De man bekijkt me alsof ik gek ben.
“Hebt u motorpech?” Hij neemt zijn smartphone.
Nu pas merk ik dat de motor van mijn auto nog ronkt. Ik schud mijn hoofd.
Blijkbaar vindt de man me een rare vogel en hij rijdt door. Ik neem hem niets kwalijk. In deze situatie zou ik bang worden van mezelf.
Aarzelend open ik mijn portier. Ik stap in en grijp mijn smartphone uit het handschoenkastje, waar ik hem altijd netjes opberg als ik aan het rijden ben. Op automatische piloot bel ik de hulpdiensten.
 
Ik heb geen idee hoe lang ik op de naderende sirenes en zwaailichten heb gewacht, maar het lijkt een eeuwigheid. Ik zie ertegenop om de agenten die me tegemoetkomen door het bos te leiden en die schedel opnieuw te moeten zien, alsof ik de puzzelstukjes voor mezelf al in elkaar heb gestoken.
Ik moet wel een geest gezien hebben. Die Annette kwam me bekend voor, maar ik kon haar niet thuisbrengen.
Dankbaar hou ik halt waar de agent me zegt dat ik mag blijven staan. Ik zie hem naar de boom lopen en naar zijn radio grijpen met een gezicht dat genoeg zegt. Ik heb niet gedroomd. Hij ziet de schedel ook.
Zijn vrouwelijke collega blijft naast me staan. Onderweg heb ik mijn verhaal gedaan. Ik weet niet of ze me geloven dat ik het meisje heb zien lopen.
Ik word naar mijn auto geleid, leg een verklaring af en rij uiteindelijk naar huis als ik een forensisch team zie arriveren. Hier ben ik niet meer nodig.
 
Twee dagen verstrijken. Ik mijd bewust alle media, want de ontmoeting met het meisje en de vondst van de schedel werken op mijn humeur.
Ik kan niet vermijden dat ik uiteindelijk toch boodschappen moet doen. In de supermarkt hou ik halt bij het krantenhoekje. Daar zie ik haar weer. Een grote foto van het meisje dat ik bijna heb aangereden staat op de voorpagina van zowat alle kranten.
Een oude vrouw klampt me aan. “Heb je het gehoord?”
“Wat?” Ik kom blijkbaar uit de lucht gevallen.
“De schedel en de botten die ze eergisteren op de Kalmthoutse Heide hebben gevonden, zijn van Annette De Bruyn, dat meisje van zeven jaar dat bijna vijftig jaar geleden verdween. Ik denk dat jij nog niet geboren was, maar ik heb toen als vrijwilliger helpen zoeken. Haar moeder zat bij mij in de klas.  Het gaat niet goed met Irma en ik ben blij dat ze nu nog voor haar dood afscheid van haar dochter kan nemen. Arme Louis, haar man, zal hopelijk aan de andere kant al bij zijn dochter zijn.”
Ik knik en besluit niets te zeggen.
1 Opmerking
Liliane Van Hemelrijk.
20/8/2024 23:59:48

Prachtig verhaal. Smaakt naar meer.

Reply

Your comment will be posted after it is approved.


Leave a Reply.

    Inhoudstafel fictie
    Oproep verhalen

Powered by Maak je eigen unieke website met aanpasbare sjablonen.
  • Home
  • FICTION
  • Interviews
  • Agenda
  • BOOKS
  • FILMS
  • MUSIC
  • COMICS
  • Van deze wereld
  • Academie van fantastiek
  • Reel van de Fantastische Unie
  • SF-Cafes
  • Niet van deze wereld
  • EC Bertin
    • EDDY C. BERTIN✝
    • Eerbetoon
  • Alfons Maes✝
  • Wie we zijn
  • Get In Touch