Out of this World
  • Home
  • FICTION
  • Interviews
  • Agenda
  • BOOKS
  • FILMS
  • MUSIC
  • COMICS
  • Van deze wereld
  • Academie van fantastiek
  • Reel van de Fantastische Unie
  • SF-Cafes
  • Niet van deze wereld
  • EC Bertin
    • EDDY C. BERTIN✝
    • Eerbetoon
  • Alfons Maes✝
  • Wie we zijn
  • Get In Touch

VERHALEN

M.G. Crow - Naar jaarlijkse gewoonte

13/5/2025

0 Opmerkingen

 
Ze moeten niet denken dat het gaat lukken me binnen te houden. Het kan me niet schelen dat mijn kotmadam het me meer dan tien keer heeft gezegd dat ik deze nacht zeker niet buiten mag. Alle buurtbewoners klinken hetzelfde. Het lijkt wel een kudde schapen die samen in de maat blaat wat ik moet doen.
Deze nacht is het dus strikt verboden om buiten te komen. Ik snap niet waarom, want op de achtergrond hoor ik muziek. De tonen klinken nogal ouderwets, maar het swingt. Als ik mijn raam open, hoor ik dat de gezellige deun uit de richting van het oude herenhuis wat verderop komt.
De onderste steen mag de bovenste zijn, ik ga kijken wat er gaande is. Normaal is die alleenstaande woning verborgen voor het zicht, maar ik zweer dat ik er licht heb zien branden.
Ik sluit de deur van mijn kot, draai ze op slot en sluip de gang op, de trap af. Niemand houdt me tegen. Ik heb het gevoel dat mijn medestudenten braaf op hun kamer blijven. Uit één hoor ik geluiden komen, die me doen vermoeden dat die nerd weer aan het gamen is. Hij is nogal saai, maar hij studeert informatica. Volgens mij wil hij zelf in een robot veranderen.
Lien is een seut, die altijd doet wat je haar vraagt. Natuurlijk zal die binnenblijven. Mijn andere twee kotgenoten zijn naar huis vertrokken. De broers zaten met een sterfgeval in de familie. Jammer, ze missen een groot avontuur.
Ik ga de deur uit en lijk de ogen van mijn kotmadam in mijn rug te voelen priemen vanachter het raam. Het kan me niets schelen. Ik verdwijn in de richting van het statige herenhuis. De hele buurt noemt het de spookvilla, maar ik snap niet waarom. Als ik door de verroeste hekken die de verwilderde tuin omgeven kijk, lijkt het er een bouwval.
Verwonderd staar ik naar de lantaarns die mijn pad verlichten. Normaal branden die niet.
Ik nader de poort, die voorheen half vervallen uit haar hengels hing, bij elkaar gehouden door hangsloten. Nu ziet ze er als nieuw uit. Wie heeft ze zo snel hersteld?
De tuin bruist van het leven. Mensen lopen rond, lachend, dansend. Vanuit de openstaande deur weerklinkt swingende livemuziek. Het klinkt als iets dat ik me uit oude films meen te herinneren.
De mannen lopen allemaal in maatpak rond. Ik schaam me dat ik hier onaangekondigd in mijn jeans sta. Niemand lijkt op mij te letten.
De dames dragen fraaie jurken tot boven de knie en korte kapsels met decoratie of fraaie hoedjes. Ik lijk wel in The Great Gatsby terechtgekomen.
Een hand tegen mijn arm doet me opschrikken.
‘Jou heb ik hier nog niet gezien.’
Een jonge vrouw kijkt me aan met grote reeënogen. Ik schat haar rond de achttien jaar. In haar ene hand houdt ze een coupeglas vast met een parelende vloeistof in, met haar andere speelt ze met de lange kralenketting die over haar borst hangt.
‘Heu, ik vrees dat ik verloren ben gelopen.’ Ik kijk naar mijn schoenen.
‘Geeft niet. Iedereen is welkom op mijn vaders feestje.’ Ze lacht haar witte tanden bloot en nipt van haar glas.
‘Jouw vader?’ vraag ik.
Ze wijst naar een man in een fraai maatpak die aan het hoofd van de grote tafel verderop in de tuin zit. Hij komt, net als het meisje, wat zuiders over. Als ik niet beter wist, zou ik hem als een maffiabaas uit een of andere film aanzien.
‘Ja, iedereen kent toch signore Garibaldi,’ antwoordt ze schijnbaar verwonderd.
Er rinkelt bij mij een belletje. Deze woning wordt soms villa Garibaldi genoemd. Er wordt verteld dat hier een groot maffiakopstuk met zijn familie was ondergedoken, maar dat er een afrekening volgde. Ik denk dat ik te veel films heb gezien. Natuurlijk is dit gewoon een verkleedpartij in de stijl van de roaring twenties.
Toch laat ik me mee naar binnen leiden door het meisje, dat zich voorstelt als Paola.
Ze loopt met wiegende heupen naar het podium en neemt de microfoon. Ik sta versteld als ze haar zwoele altstem laat horen.
Na enkele minuten hou ik het niet meer  vol. Mijn voeten bewegen als vanzelf op de tonen van de charleston. Ik begin te dansen met een vrouw die me mee de dansvloer op trekt. Over mijn schouder zie ik Paola lachen op het podium. Knipoogt ze nu naar mij?
#
Ik heb geen idee hoe laat het is. Naar mijn gevoel beweegt de klok al uren niet meer. Ze blijft op drie uur staan. Toen ik vertrok was het tien uur ’s avonds. Nu ik hier ben, is de batterij van mijn smartphone plat, terwijl ik hem net voor mijn vertrek had opgeladen.
Het wordt me te bizar. Ik heb in de menigte Paola gevonden. Ze wenkt me. Ik loop naar haar toe.
‘Je moet nu gaan,’ zegt ze met gedempte stem.
Ik staar haar verwonderd aan. Tegen gratis champagne zeg ik niet nee. Ik denk dat ik op mijn benen wankel.
‘Waarom?’ Ik haal mijn schouders op.
Alle kleur trekt weg uit haar gezicht als er binnen kreten weerklinken. Ik hoor knallen, als schoten uit vuurwapens.
‘Daarom.’ Paola buigt haar hoofd.
Mijn nieuwsgierigheid haalt het van mijn rede.  Ik ga naar binnen en trap in de laag bloed die de vloer bekleedt. Bijna glijd ik erop uit. Ik kan me nog net aan een marmeren beeld vasthouden.
Dan zie ik de man die Paola als haar vader had aangeduid staan. Zijn ogen lichten rood op. Hij likt het bloed uit de wonden van de mensen die dood of stervend op de grond liggen.
Zijn blik kruist de mijne. Ik zet een pas achteruit en bots tegen iemand achter mij.
‘Het spijt me.’ Paola klinkt oprecht, als ze me aankijkt met haar felle rode ogen. Ze spert haar mond open. Ik zie haar slagtanden.
Het laatste wat ik gewaar word, is een vreselijke pijn in mijn hals. Ik laat het gebeuren. Het leven vloeit uit me, naarmate Paola mijn bloed drinkt.
Ik heb geen idee wat me overkomt. Ik word morgen wakker in mijn bed, of nooit meer.
#
De wijkagent sluit met een zucht de hangsloten rond de poort. Zijn blik gaat naar de brancard waarop mijn lichaam ligt.
De kotmadam nadert. Ze schudt haar hoofd. ‘Naar jaarlijkse gewoonte is er ook nu weer een idioot die niet luistert en ten prooi valt aan de Garibaldi’s. Kunnen we ze niet op een andere manier wegkrijgen?’
De wijkagent schudt zijn hoofd. ‘Het is al honderd jaar bezig. Zolang ze elk jaar hun offer krijgen, laten ze ons met rust. We hebben ze al proberen te verjagen, maar wie naar binnen gaat, komt nooit meer levend naar buiten.’
‘Dan kunnen we het beter zo laten.’ De kotmadam loopt terug naar huis. Ze heeft weer een vrije kamer te huur.
0 Opmerkingen

Your comment will be posted after it is approved.


Leave a Reply.

    Inhoudstafel fictie
    Oproep verhalen

Powered by Maak je eigen unieke website met aanpasbare sjablonen.
  • Home
  • FICTION
  • Interviews
  • Agenda
  • BOOKS
  • FILMS
  • MUSIC
  • COMICS
  • Van deze wereld
  • Academie van fantastiek
  • Reel van de Fantastische Unie
  • SF-Cafes
  • Niet van deze wereld
  • EC Bertin
    • EDDY C. BERTIN✝
    • Eerbetoon
  • Alfons Maes✝
  • Wie we zijn
  • Get In Touch