Peter De Backer, auteur bij Poespa Producties, interviewt Marius Vahlkamp over zijn episodische roman Geluk, dé handleiding. Wanneer en hoe kwam je op de titel Geluk, dé handleiding? Veel geluk lijkt het hoofdpersonage niet te ervaren. Is de titel ironisch op te vatten? Het tweede verhaal dat ik voor Geluk schreef, ‘No fokking happy endings’ (meteen ook het openingsverhaal) bezorgde mij al de titel. Hoofdpersoon M zoekt in ‘Endings’ een vrijplaats in onze maatschappij op, waar andere (maar evengoed strenge) wetten gelden: de rosse buurt. Geluk, of beter gezegd bevrediging, is er een consumptieproduct. Je kan het er krijgen op bestelling, maar zelfs dan gaat het al eens fout. Sowieso vind ik geluk, ook buiten de context van sekswerk, een vluchtig begrip. Wie is er een hele dag gelukkig? Dat wordt lang zoeken, vrees ik. En is geluk voor iedereen hetzelfde? Nee. Wat mij betreft zijn er geen handleidingen voor een gelukkig bestaan. Ik geloof niet in zogenaamde life hacks, ook al pleeg ik er graag over te lezen … en er de draak mee te steken. Voor mij zit het mooie in ons leven in wat schrijnt, in wat mislukt, in het behelpen van dag tot dag. Als het gaat om liefdesrelaties vind ik bijvoorbeeld gestuntel erg interessant, ontroerend zelfs. Dat alles weerhoudt mij noch mijn hoofdpersoon ervan om te streven naar geluk, natuurlijk. Ik heb het boek alvast niet met de bedoeling geschreven om lezers een hart onder de riem te steken, maar als ik die reactie toch zou losweken, ben ik er niet rouwig om – helemaal niet zelfs. Misschien is mijn boodschap wel: we modderen allemaal maar wat aan, en dat is oké. Soms vraag ik mij af of een hang naar veiligheid (wat je kent, ook al is het niet goed, biedt herkenning en dus troost) mensen tegenhoudt om voor geluk te gaan. Wat geluk dan ook moge betekenen. Grote stukken van het boek gaan over avonturen in een wereld waar andere wetten dan in de reguliere maatschappij heersen. Voor een stuk plaats je je daar in de traditie van de schelmenroman. Zijn er auteurs die ook over die parallelle schimmige wereld schreven die je bewondert of die je inspireerden? Ja, precies, ik had het daarnet al over vrijplaatsen. Ik vind ze een wezenlijk onderdeel van een leefbare samenleving. Mensen moeten stoom kunnen aflaten, conventies afwerpen, en dit liefst in een context die enigszins maatschappelijk getolereerd (en misschien gecontroleerd) wordt. De vraag is hoe de mensen die deze dienstverlening verzorgen, sekswerkers maar bijvoorbeeld ook zij die volledig in de illegaliteit opereren (pooiers, drugsdealers etc.), zulke vrijplaatsen beleven. Doen zij hun werk vrijwillig? Gaat het hen enkel om geld verdienen? Of Geluk een schelmenroman is, weet ik niet. Ik denk dat een aantal elementen van dat genre zeker aanwezig is. Zo is er het episodische karakter van mijn roman (de korte verhalen, de gedichten en vooral de vignetten, die inhoudelijk weliswaar aan elkaar gelieerd zijn). Verder wordt er heel wat bedrog gepleegd in het boek, in de breedste zin van het woord, door de hoofdpersoon, maar vooral door de nevenpersonages. Misschien bedriegt de hoofdpersoon vooral zichzelf? En maakt hem dit … enigszins gelukkig? Ik heb er geen idee van. De lezer is beter geplaatst om dit te beoordelen. Een voorloper van de schelmenroman die op jonge leeftijd indruk maakte op mij, was De gouden ezel (of Metamorphoses) van Apuleius. Het boek is scabreus, humoristisch en heeft een fantastische premisse. Dat laatste zie je ook terug in ‘Samen’, deel drie van Geluk. Daarin werk ik ontmoetingen uit tussen personages in een fantastische setting. Horror, fantasy, sciencefiction, weird en magisch realisme passeren de revue. Ik heb overigens een grote voorliefde voor weird. Of die doorsijpelt in hoe ik de autofictie heb neergepend, weet ik niet. Alweer, dat is aan de lezer om te beoordelen. Het boek is zeker ook beïnvloed door Moll Flanders van Daniel Defoe. Naast de overduidelijke parallellen (Moll Flanders’ beroep als sekswerker, de vele voorbeelden van oplichting etc.) vind ik de oorspronkelijke voorstelling van de roman als een autobiografie interessant. Een gefingeerde autobiografie uit die tijd is geen autofictie zoals we die nu kennen … of toch? Ik vind autofictie een boeiend genre. Je balanceert als auteur en als lezer op de rand van wat werkelijk is. Daar gebeuren voor mij vaak de interessantste dingen, hoewel ik ook graag vertoef in een wereld van complete verbeelding. In het algemeen vertrek ik graag van situaties die echt gebeurd zijn, en die laat ik dan enigszins ontsporen. Nu was er eerlijk gezegd voor het grootste deel van Geluk weinig verdere ontsporing nodig! Een andere roman die Geluk mee heeft vormgegeven is Infinite Jest van David Foster Wallace, hoewel dat geen schelmenroman is. Of … misschien toch een beetje. Het boek gaat ook over verslavingen, entertainment en prestatiedruk. Mijn hoofdpersoon M is een ode aan tennisspeler Hal Incandenza, om wie Infinite Jest draait. Je moet weten dat ik dit boek las toen ik griep had. Normaal lees ik nooit als ik ziek ben, maar net met dit boek, inclusief de prachtige end notes, lukte het wonderwel … zij het met knallende hoofdpijn. Bij sommige scènes zat ik op de rand van het hallucineren, wat perfect past bij de inhoud van het boek. Door de bijzondere leesomstandigheden heb ik Infinite Jest trouwens nooit willen herlezen. Ik wil mijn eerste, bijzondere leeservaring niet teniet doen. Een film die het boek sterk heeft beïnvloed is ‘The Royal Tenenbaums’, in het bijzonder de ‘Needle in the Hay’-scène, waarin alweer een tennisspeler, Richie Tenenbaum (gespeeld door Luke Wilson), een enorme inzinking kent, veroorzaakt door liefdesverdriet. Dat zie je hier. (Het lied is van Elliott Smith.) Deze scène heeft achteraf gezien bijvoorbeeld mijn verhaal ‘Philisterland’ mee vormgegeven. Ik heb een paar keer luidop moeten lachen, vond sommige passages heel grappig. Hoe zie je de rol van humor in je boek? Veel mensen kennen de wereld van betaalseks (onderwerp van ‘Gedoogd’, het eerste deel van het boek) enkel van boeken, films etc. Ik wilde deze vorm van seks zo realistisch mogelijk neerzetten, in een banale setting. Want de werkelijkheid ís banaal. Je gaat niet voor esthetiek naar de hoerenbuurt. En zelfs al zouden de vertrekken er smaakvol zijn ingericht (wat meestal niet het geval is) en er zich hoogstaande gesprekken afspelen, dan nog vormen die elementen bijlange na niet de focus van de klant. Hoewel een doorsnee bezoeker zich misschien inbeeldt dat de gesprekken ertoe doen. Waarom haal ik precies dit element aan? Hoofdpersoon M bezoekt op een bepaald moment het toilet in een bordeel. Dat blijkt een kamertje dat al even troosteloos en doordeweeks is als M’s hele bestaan: er is geen deksel, de toiletpot is volgepropt, de verf bladdert van de muren en – well, you get the point. Dat is het banale, zelfs het afstotende dat ik wil meegeven van dat milieu. Om een ‘avontuur’ te beleven (een wel erg groot woord voor een kleine zaak) moet je tevens de tussentijdse realiteit, zoals zo’n walgelijk toilet, meegeven. En ook belangrijk: hoe de hoofdpersoon zich daar overheen probeert te zetten. Je haalt als auteur even het rode gordijn weg voor de lezer. Zo’n treurig of zielig element contrasteer ik graag onmiddellijk daarna met een humoristisch gegeven. Zo blijkt aan de binnenkant van de toiletdeur een grote zwarte dildo te hangen. M geeft er een stevige lel op. Het lijkt nu alsof ik dat allemaal erg bewust heb gedaan bij het schrijven, maar het is eerder zo dat ik me nu pas realiseer dat ik dit vaak in het boek heb gedaan. Ik hou van een lach en een traan. Wat ik ook niet wilde, is dat het boek cynisch werd. Twee dingen die ik absoluut wilde vermijden bij het schrijven: cynisme en zelfmedelijden. Ik heb bijvoorbeeld nog erg veel nijdige opmerkingen over het personage Valerie, met wie M lange tijd (voor zijn doen) een relatie heeft, uit de roman gehaald. We leven opnieuw in preutse tijden. Ik heb niet de indruk dat je op de rem ging staan tijdens het schrijven (zeker niet in deel één), maar heb je tijdens het schrijven zelfcensuur overwogen? Schreef of schrapte je in functie van potentiële lezers? Zoals net aangegeven, heb ik de figuur van Valerie met veel meer mededogen neergezet dan in de eerste versies van het boek, die misschien eerder vanuit emotie waren geschreven. Niet met het oog op de lezer, maar wel voor de persoon op wie Valerie gebaseerd is. Ik heb een waarschijnlijk tot mislukken gedoemde poging gedaan om het personage Valerie objectief neer te zetten. Kan je objectief zijn in fictie? Lijkt me sterk! Maar zoals ook geldt voor de zoektocht naar geluk … je kan het maar proberen. Om terug te keren naar het vermijden van zelfmedelijden: vooral in die optiek heb ik het personage van Valerie wat menselijker en kwetsbaarder gemaakt in de latere stadia van het herschrijven. M’s problemen zijn namelijk niet de schuld van Valerie, verre van zelfs. En dat wilde ik bovenal duidelijk maken. Verder ben ik nergens op de rem gaan staan. Een enkele keer heb ik nog tijdens het schrijven iemand gevraagd of ik een (poging tot) one night stand mocht vermelden, en dat bleek geen probleem. Maar voor bijvoorbeeld een geval van grensoverschrijdend gedrag heb ik alles zo getrouw mogelijk neergeschreven en dat heb ik aan de betrokken persoon, het slachtoffer, pas voorgelegd nadat het boek klaar was. En zo zijn er nog voorbeelden. Dus nee, ik heb me niet ingehouden. Ik vond dat dit bij het schrijven erg bevrijdend werkte. Ik kon lekker hard zijn voor de hoofdpersoon, waardoor ik van de weeromstuit veel mededogen voor hem en de andere personages kreeg. Volgende zondag kan je het tweede deel van het interview lezen op OOTW. ![]()
1 Opmerking
elsbeth boom
30/5/2025 18:44:17
ik ben nog bezig, maar met heel veel plezier.
Antwoorden
Je opmerking wordt geplaatst nadat deze is goedgekeurd.
Laat een antwoord achter. |