De Zuiderzeeraad roeit ratelend
naar het verre Micronesië. Kek werkuitje of stevig strafkamp, we gaan het zien! Voorzitter J. Vanderplasch huilt van woede, bevlekt de pas geschreven notulen. ‘Ach Joop, jij Hollandse Ouwe, ons Lelievlet maakt al genoeg water.’ ‘Moeten we naar links of rechts?’ Secretaris W. Vogel bezit kennis noch schaamte. ‘Bakboord of stuurboord, waterkieken!’ Het gekrakeel der deftige heren neemt geen einde. Kijk, aan de einder doemt een schip op. Penningmeester H. Snoekx duikt overboord. Een vlaag van heldenmoed of waanzin, we gaan het zien! Als de piraten dreigend langszij komen spartelt de heer Snoekx hoog aan de mast. ‘Bij deze verklaar ik de vergadering voor geopend,’ piept J. Vanderplasch met benepen stem. ‘Nou lui, eerst maar de variapunten,’ zegt kapitein Eponu vol goede luim. ‘Voor het feestmaal vanavond komen we nog drie man te kort.’ Ras volgt eenieder Snoekx voorbeeld, maar hun waterballet mag niet baten. Een voor een worden zij uit zee gevist, ontkleed, gepeperd en anderszins gekruid. Na een banket zonder weerga neemt Eponu met zwier de microfoon: ‘Bij deze bedank ik van ganser harte Nederlands regering voor de diplomatieke missie.’ Eenzaam schommelt het Lelievlet op de baren. Een strakke wind geselt de oranje wimpel, met daarop Cornelis’ nobele gelaatstrekken. Onverstoorbaar richt de Heer van Waterstaat de blik vooruit. Ooit zullen koene scheepslui en wetenschappers onverdroten de Stille Zuidzee inpolderen. Stug zullen zij de Pacifische Rand sluiten, Micronesië, Melanesië en Polynesië verbinden. Wijkt voorzitter J. Vanderplasch voor K. Diepgrond, legt Secretaris W. Vogel het af tegen P. Kruiper, buigt Penningmeester H. Snoekx buigt voor F. Das? We gaan het zien!
0 Opmerkingen
een keer per jaar
beland ik op een feest met lieve mensen iedereen heeft het met iedereen gedaan behalve met mij ik blijf er kalm onder zo ken je mij als een veldheer overschouw ik de dansvloer zoek de te bezetten tegels voor de slow die wellicht niet komt playing the long game neverending iedereen met iedereen ik overdrijf misschien een heel klein beetje maar ik hou van wrang klef kan ik niet uitstaan wat de eerste strofe toegegeven niet liet vermoeden polyamorie is de trend en we doen daar onder lichte dwang aan mee de bindingsangst regeert vroeger was de liefde netter gezinsvriendelijker duidelijk te plannen in je agenda seriële monogamie of overspel van vijf tot zeven aansluitend op kantooruren we wisten niet hoe goed we het hadden toch is er nieuwe preutsheid de vrees voor de gevoelens want die zijn verwarrend ik mag mijn vrienden nog knuffelen maar niet te lang hoe later op de avond hoe meer ik koppig aan hun lijf hang ik doorbreek taboes kus een man op de schouder als hij naar bed vertrekt het verjaarmeisje wrijf ik bijna agressief over de rug als de klok twaalf slaat aan de alcohol ligt het niet wij zijn de veertig voorbij prijzen elkaars wijsheid drinken verantwoord nu het leven heeft ons ezelsstampen gegeven zoals dat gaat zijn er wat mensen dood intussen dus leven we ingetogen of een soort van jij met hem en zij met haar of hen maar met heldere afspraken en praten vooral veel praten en ongelukkig zijn dat ook natuurlijk arm in arm zingen het verjaarmeisje en ik Whitney Houston karaoke is een aanfluiting van de goede smaak zeker met mij aan de microfoon een vrijplaats voor wie durft te dromen van liefde of minstens samenzijn vier minuten lang mag je jezelf zijn en hopen luttele momenten maken een eindeloze nacht met een perfecte playlist dragelijk voor deze veldheer met veroveringsangst 31 december 2012
een hand drukt schuchter op de knop de feestavond dwingt heeft geen tijd voor zorgen geschuifel achter hem de liftdeuren gaan open Montevideo Valparaiso Paramaribo de rest van de wereld past op één postzegel alvast in zijn dromen cijfers boven hem lichten op de balzaal kent geen einde vastbesloten nadert ze haar jurk verblindt de gasten op één na, hoopt hij hete lucht waait hem tegemoet beloften uit het zuiden de tijd vormt kort een stolp om hen die morgen afscheid nemen en continenten verdelen vol verlangen staat hij voor haar de enveloppe glijdt uit zijn hand haar vingers strelen het papier na het dansen, fluistert ze in het ochtendgrauw van het nieuwe jaar als de flessen zwijgen ligt zijn brief ongeopend op een tafel vol confetti Best wel een dingetje, samen met je nieuwe vriendin naar de lingeriewinkel. Ik kijk mijn ogen uit, zoveel kleurige setjes er hangen. Vriendin neemt alle tijd, de lingeriemevrouw verstelt af en toe een bandje, waarna ik mijn hoofd achter het gordijn mag steken om het voorgevormde niemendalletje te bewonderen.
Als de keuze uiteindelijk is gemaakt, vraagt de winkeldame of vriendin er een bijpassende slip bij wenst. Met een half oog kijkt ze me vragend aan en ik hoef alleen maar te knikken. Voor het tien gram wegende driehoekje tik ik € 89 af. Het belooft een spannende avond te worden. Basketballen, basketballen, basketballen
Het gedribbel bonkt in mijn hoofd De shot clock tikt onvermijdelijk Ik neem er nog één Elke 24 seconden één Oef, nog een buzzer beater Korsakov slaat toe Of was dat een Russische balletdanser? Is het niet allemaal bal-let? Pas de bourrée? Pied à terre? Wolkenkrabbers zijn het, die basketballers Niks voor mij Ik neem er nog één En dan nog één samen met Sergej Het podium van 2025 baadt leeg en beloftevol in het theaterlicht. Hij beent de scène op. De woorden zitten klaar, hij zal zijn gelijk er bij iedereen eens goed inpeperen. Achter de micro kijkt hij naar de vijandige gezichten in de zaal en is verbaasd bij elkeen iets te vinden wat hem raakt: een monkellachje, een nieuwsgierige blik, een denkrimpel. Zijn polariserende woorden verwasemen en wanneer hij zijn mond opent, zegt hij wat hij wil zeggen, maar met woorden die verbinding zoeken. ‘We zijn allemaal mensen,’ besluit hij. Een groot applaus later omhelst hij de volgende spreker, nochtans zijn grootste tegenstander.
Aan de rand van het veld zitten vijf vrouwen. Een hoofddoek beschermt ze tegen de zon.
Gesprekken gaan over alledaagse dingen: mannen, kinderen, een overleden oom. Een zesde vrouw klieft de vruchten, waar de andere vrouwen zaden uit schrapen en te drogen leggen in de zon. Aan een wankele tafel in het dorp spelen hun mannen een bordspel. Ze drinken thee en roken kruidige sigaretten. Als het spel is gespeeld, schuift de verliezer een beduimelde envelop over tafel. Ongeopend steekt z’n tegenspeler hem in zijn zak. Hij weet, het is de opbrengst van de pompoenzaden van de vorige dag. 2025: dat je alles zó graag wil dat het gedurig pijn doet vanbinnen, dat je de ambitie proeft op je tong als je 's morgens wakker wordt, dat de verhalen bonken in je hoofd als je in het holst van de nacht gaat slapen.
Dat je vergeet te ontbijten en in de kou op je toetsenbord zit te tikken – zomaar de radiator vergeten open te draaien. Dat de uren en je leven verglijden terwijl je fantaseert over gouden dolfijnen, Lada’s en landkaarten, vind-de-dode-dictator en meer van dat fraais. Dat je dagenlang niet doucht en met deo op naar je vrienden trekt, want het moet vooruitgaan, vooral vooruit, maar een sociaal leven is ook belangrijk, zeggen ze. Dat je in de verloren momenten, als de inspiratie door vermoeidheid wordt weggeslagen, denkt aan haar, en dat het ook dit jaar weer niets wordt tussen jullie en dat je dat wéét. Dat je het beklemmende gevoel, de pijn in je hand die komt opzetten als ze iets liefs stuurt, op vreemde uren verdrijft met onbekenden. Dat je daar een gedicht over pleegt, of misschien zelfs driehonderd. Dat je neefje accordeon voor je speelt op oudejaarsavond en dat je intussen aan dat ene verhaal zit te denken, want hoe moet het daarmee verder? Je neefje, acht jaar oud, stopt met spelen, glimlacht en vraagt: ‘Is het mooi?’ Hij speelt nog maar drie maanden en, wow, hij kent al zoveel liedjes. ‘Ja, het is heel mooi,’ zeg ik. Jij speelt mooi, het leven is mooi, maar genieten is moeilijk. 2025: ik proef je op mijn tong, ergens tussen bitter en zoet. Kijk daar loopt ze. Roze jeans, rode schoenen, lange jas. Het Requiem van Verdi in haar koptelefoon overstemt haar gedachten. Haar ogen gaan schuil achter een zonnebril. Tijd en plaats bepalen hun bestemming. Wanneer ze zich omdraait is er connectie, gevolgd door een embrassement. Ze delen hun pijn, verlies, verdriet. Een leven dat aan scherven ligt. Sommige inktzwart, andere nog glinsterend in de zon.
Ze delen hun passie voor poëzie; hij laaft zich aan haar woorden tot de zon de einder bereikt. Een afscheidskus, dan vertrekt ze per ijzeren spoor. Hij blijft verward achter. Zal hij haar ooit weerzien… |
|