Het was een traditie op de Gentse Sfancons dat er een korte verhalenwedstrijd gehouden werd. Enkele uren voor de convention van 1984 begon moest ik nog aan mijn verhaal beginnen, maar het schreef zichzelf, het vloeide letterlijk op het papier, en het resultaat was niet mis…ik behaalde de tweede prijs op Sfancon 14. Het is mijn meest herdrukte verhaal, want dit moet al de vierde herdruk zijn. Oorspronkelijk verscheen het in SF Gids nr. 69 van januari 1985. Patrick Van de Wiele Ik herinner me nog heel goed die keer toen ik in onze tuin in de grote boom geklommen was. Ik had een jeugdfilm gezien waarin de jongens een boomhut ineengetimmerd hadden, en was vastbesloten om dat ook te doen. Mama had al een paar keer een verontruste blik uit het keukenraam geworpen toen ze mij zag in de boom klimmen. Ik ben immers pas nog maar 6 jaar geworden, en een ongeluk is vlug gebeurd.
Maar de takken van de boom leken me een degelijke houvast voor mijn handen en voeten te zijn en elke stap was een nieuwe overwinning. Papa was nog niet thuis gekomen van zijn werk, maar hij kon alle momenten er zijn. Ik zou hem mijn plan onthullen en hem overhalen me te helpen. Jongens waren immers avontuurlijk ingesteld, heel wat actiever dan meisjes. Daar hoorde ik zijn wagen de garage binnenrijden en strekte mijn nek om hem op ‘t eerste gezicht toe te wuiven. Op dat ogenblik riep mama vanuit de keuken: “Pas toch op, je valt nog!” Dat deed me opschrikken en ik verloor mijn evenwicht. Ik kon me nog juist aan een tak vasthaken en bengelde heen en weer. Papa kwam lachend op me toegelopen. Hij zou me wel even op de grond helpen. Hij klom in de boom en reikte me zijn hand. Hij trok me op een loodste mij veilig naar de grond. Toen moet hij zelf zijn evenwicht voor een ogenblik verloren hebben en hij viel op de grond, waarbij hij zijn hoofd stootte. Hij bleef stil liggen. Ik zag toen iets heel eigenaardig. De achterkant van papa’s hoofd was weggeschoven en een ijzeren plaatje met allerlei vreemde kronkelingen erop, bengelde eruit. Mama snelde toe en keek erg bezorgd. “Mama,“ stamelde ik “wat is er met papa?” "Wat is dat plaatje? Hoe komt het in papa’s hoofd?” Mama pinkte een traan weg maar zei niets, Zij bracht me naar de living en stelde me gerust. Toen belde ze een keer en twee mannen kwamen papa halen. Hij bewoog nog steeds niet. Ik wou met hem mee, maar dat mocht niet. Enkele dagen later kwam papa opnieuw lachend thuis, alsof er niets gebeurd was. Ik had mijn twijfels, maar zweeg. Tot ik deze middag van een schoolvriendje hoorde dat zijn troetelhondje gestorven was en er uit zijn oortje een vreemd metalen plaatje stak. Zijn papa had toen uitgelegd dat echte hondjes veel te duur en niet zo proper waren, dan een pseudo-hondje, zoals het mijne. Ik dacht onmiddellijk aan mijn papa. Zou mama een echte papa ook te duur en te vies gevonden hebben? Dat moest ik eens uitvissen!
0 Opmerkingen
|
|