Laura Weterings kennen we als auteur van de verhalenbundel Beestige dromen. Ze neemt ook regelmatig deel aan schrijfwedstrijden. Hierdoor is Laura al in flink wat bundels verschenen. We gingen met haar in gesprek.
OOTW: Herinner je je nog het eerste verhaal dat je schreef? Hoe oud was je toen? Heb je het verhaal nog in je bezit? Laura: Ik had op jonge leeftijd al veel verhalen in mijn hoofd die ik graag neer wilde pennen. Daar begon ik mee toen ik eindelijk de eerste letters leerde. Ik weet nog dat ik mijn verhalen indertijd aan moest passen aan de hoeveelheid letters die ik al geleerd had. Tijdens mijn basisschooltijd was het mijn grote droom om schrijver te worden en schreef ik vele schriften vol. Laatst heb ik mijn beruchte gifgele Deetman koffertje weer eens geopend dat bomvol jeugdverhalen zit. Ik heb door het taalgebruik het vermoeden dat het gedicht ‘Blub, de vis’ een van mijn eerste schrijfsels was die bewaard zijn gebleven. Ik schreef opvallend veel over kabouters en kruisbesmannetjes. De eerste versie van het verhaal ’Ondeugende Letters’ uit mijn boek ‘Beestige Dromen’ komt ook uit dat koffertje en schreef ik toen ik acht was. Ik heb het uiteraard wel grondig herschreven. OOTW: Welke boeken hebben jou als auteur het meest gevormd? En waarom? Laura: Omdat ik zo jong al fanatiek was zijn het de kinderboeken die ik vroeger las. Roald Dahl was mijn grote favoriet en de boeken van Jules Verne las ik ook alsof ik het allemaal echt meemaakte. Vervolgens ontdekte ik ‘De Kabouter’ van Rien Poortvliet, dat heel erg leek op de grafische werken die ik voor die ontdekking al maakte over mijn kruisbesmannetjes. Na mijn jeugd heb ik een lange tijd niet geschreven en de laatste jaren ben ik weer begonnen. Ik ben op het moment nog zoekende welke boeken mij bij mijn huidige werk kunnen inspireren. Nu ik weer schrijf kies ik bewust voor Nederlandstalig. Zelfs van buitenlandse auteurs lees ik de Nederlandse vertalingen en niet het origineel. De verhalenbundels waar mijn eigen werk ook tussen staat inspireren me op het moment het meest. Het lezen daarvan is de ideale manier om de stijl van andere schrijvers te proeven en zo weer nieuwe favorieten te ontdekken. OOTW: Wat was de eerste schrijfwedstrijd waaraan je ooit deelnam? Wat trekt jou aan in wedstrijddeelname? Laura: Op mijn elfde heb ik meegedaan aan een wedstrijd van het Brabants Dagblad. Die won ik. Het jaar daarna zat ik er weer bij. Tegenwoordig trekken de wedstrijden me vooral omdat je ook vaak kans maakt om in een bundel gepubliceerd te worden als je door de selectie komt. Dat blijft elke keer weer net zo speciaal als bij de eerste publicatie. Misschien zelfs nog specialer dan aan het begin, aangezien ik ondertussen fan ben van het werk van veel schrijvers die ook regelmatig in die bundels staan. Door die wedstrijden leer je die auteurs ook in het echt kennen en dat is tijdens elke uitreiking weer erg gezellig. OOTW: Aan welke wedstrijden bewaar je de mooiste herinneringen? Laura: Dat was die wedstrijd van het Brabants Dagblad. Het werd georganiseerd ter gelegenheid van de Kinderboekenweek. Ik was toen elf en compleet onverwachts stond er een persfotograaf voor de deur. Ze hadden mijn verhaal uit meer dan vierhonderd inzendingen gekozen. Het heeft toen uitgebreid in de krant gestaan en alles bij elkaar vulden de foto’s, het artikel en het verhaal bijna een hele pagina. Dat gaf op die leeftijd natuurlijk een flinke boost, zeker in die tijd. Bij de huidige wedstrijden bestaan de mooiste herinneringen uit de podiummomenten en de spanning daaromheen. OOTW: Was je al zelf jurylid bij een wedstrijd? Zou je dit wel eens willen doen? Laura: Nee, nog nooit. Ik weet eigenlijk niet of het iets voor mij zou zijn. Ik neem mijn petje af voor jury’s die soms enorme stapels verhalen moeten lezen en ze vervolgens allemaal op volgorde moeten zetten. Als ik het zou doen, zou ik de verhalen anoniem willen beoordelen om scheve gezichten en discussies achteraf te vermijden. OOTW: Hoe vaak schrijf je? Lukt dit dagelijks? Heb je een regelmaat of werk je ‘in opdracht’ (themawedstrijden etc)? Laura: Ik probeer vaak ‘s avonds iets te schrijven. Maar alleen als ik er zin in heb, want ik wil wel dat het een hobby blijft. Als er een wedstrijd is geeft dat door de deadline automatisch meer structuur, maar wel op een prettige manier. Daarom ben ik door die wedstrijden veel meer gaan schrijven. OOTW: Je bundel Beestige dromen bestaat uit zowel eerder gepubliceerd als nieuw werk. Hoe ging je te werk voor de selectie? Laura: Toen ik door mijn verhalen bladerde ontdekte ik bij een deel ervan een rode draad. Die verhalen plaatste ik achter elkaar en ik verzon er nieuwe verhalen bij die die draad versterkten. Veel van de verhalen uit mijn boek heb ik gedroomd terwijl ik net nog niet in slaap was. Daardoor wist ik ze de dag erop nog na te vertellen. In mijn dromen beleef ik waargebeurde momenten nogmaals, maar dan op een fantasierijke manier. Soms kan ik zelfs een stukje herdromen als het me niet bevalt. Het lijkt wel of ik mijn brein heb kunnen trainen om dat op deze manier te doen. Daarom besloot ik de zin ‘Er was eens een plek waar dromen werkelijkheid werden en de werkelijkheid een droom’ als uitgangspunt te nemen. OOTW: Je schildert ook. Zie je je verhalen in beelden terwijl je ze bedenkt, of moet ik me dat niet zo letterlijk voorstellen? Is uit een verhaal al een schilderij gekomen, en omgekeerd? Laura: Elk van mijn schilderijen vertelt een verhaal. Meestal heb ik een verhaal in mijn hoofd en schilder dan het beeld dat ik daarbij heb. Ik heb wel wat opdrachten aangenomen waarbij ik een foto moest naschilderen, maar eigenlijk is dat niets voor mij. Ik zet liever gevoelsmatig wat op het doek. Ik let dan meer op de energie en beweging in plaats van op de vorm van wat ik schilder. Eigenlijk schilder ik gewoon wat ik om me heen zie, maar dan met diezelfde zin als die ik voor mijn boek heb gebruikt als uitgangspunt. Ik heb me daarnaast aangesloten bij het ‘Paard Verzameld’-kunstcollectief. Dat is een internationaal collectief van kunstenaars. Er worden gezamenlijke exposities en inspiratiedagen georganiseerd en maandelijks kun je meedoen aan een art challenge. We zijn ook met zijn allen het schilderij ‘Whistlejacket’ (nvdr. geschilderd door George Stubbs, uit 1762) gaan bezoeken, toen dat in het Mauritshuis hing. OTW: Je schrijft momenteel een roman. Wat kan je ons hierover vertellen? Laura: Mijn volgende boek heet Het Rossen Reyders Gymnasium. Het gaat over een hippische school in een magische wereld. Dit verhaal heb ik eerst als kort verhaal op papier gezet, maar dat werd uiteindelijk meer een synopsis. Daarom besloot ik het verder uit te werken. De rijdieren in deze wereld worden geboren met vleugels, die worden verwijderd om ze braver te maken. De ietwat naïeve Sora heeft het geluk om er de opleiding van haar dromen te mogen volgen, maar komt in een gouden kooi terecht. Ondanks dat ze met deze bijzondere rossen mag werken, verliest ze haar zo geliefde connectie met de natuur. Zelf heb ik de hippische beroepsopleidingen in Deurne gevolgd. Elke vergelijking daarmee berust uiteraard op puur toeval. Want daar stonden geen paarden met vleugels. Mijn boek gaat momenteel bij een aantal proeflezers langs en ik ben druk aan het herschrijven. OOTW: Op basis van je verhalen kunnen we stellen dat je een echte natuur- en dierenliefhebber bent. Hoe zorg je ervoor dat je voldoende tijd met dieren en in de natuur kunt doorbrengen? En wat vind je de voordelen van dit contact? Laura: Ik woon op een stoeterij waar ik de hele dag met springpaarden werk. Zelf heb ik ook paarden. Op het terrein lopen behoorlijk wat dieren en ik vind het leuk om via mijn wildcamera bijzondere soorten te spotten. Ook trek ik graag de natuur in. Natuurlijk haal ik daar veel inspiratie uit. Ik kan me niet eens voorstellen dat ik ooit in een drukke stad zou moeten wonen. OOTW: Vind je dat er zoiets is als een ‘Laura-schrijfstijl’, of denk je eerder dat je net heel gevarieerd schrijft en verschillende stijlen toepast, afhankelijk van het verhaal? Vind je dat je stijl in de loop der tijden sterk geëvolueerd is, of niet? Laura: Ik merk dat mijn verhalen net iets anders zijn dan die van de meeste schrijvers. Door de wedstrijden heb ik veel verschillende genres uitgeprobeerd, van detective tot thriller. Daarvan heb ik geleerd dat mijn stijl toch steeds een bepaalde kant op neigt. Ik weet niet of die zo herkenbaar is dat een jury een anoniem verhaal van mij zou herkennen. Mijn toon is niet echt veranderd in de loop der tijden. Ik ken ondertussen natuurlijk alle letters van het alfabet. En door meer over schrijven te lezen ben ik veel bewuster en correcter gaan schrijven. OOTW: Merk je in je verhalen terugkerende thema’s op? Zoja, welke zijn dit? Hoe komt het dat deze thema’s jou fascineren? Laura: In bijna al mijn verhalen komen dieren voor. Dat was me eerst niet eens opgevallen. Zelf heb ik altijd dieren om me heen. Verder levert ongeveer elke treinreis me spontaan een nieuw verhaal op. De thema’s hangen af van waar ik naartoe ben geweest, maar vallen vaak binnen mijn interesses. Naarmate je graaft in de diepere lagen van mijn schrijfsels zijn er nog meer overeenkomsten te vinden. Alleen is het voor zover ik weet alleen nog door kinderen gelukt om die te ontdekken. OOTW: Welk droomproject heb je nog in je hoofd zitten? Wat wil je zeker nog waarmaken? Laura: Ik heb nog heel veel ideeën die ik uit zou kunnen werken. In mijn hoofd ligt al een uitgebreid oeuvre op de planken. Helaas heb ik nog geen copy paste knop om dat direct naar mijn computer te kopiëren. OOTW: Heb je nog hobby’s die hierboven niet aan bod kwamen? Laura: Ik ga graag fietsen of hiken. Liefst in de bergen, maar die liggen helaas niet om de hoek. Maar Nederland is ook prachtig. OOTW: Heb je voldoende tijd om te lezen? Welke genres lees je graag? Heb je enkele leestips voor ons? Laura: Ik heb sinds ik weer schrijf ontdekt dat ik graag korte verhalen lees. Die zijn ook makkelijk voor tussendoor, als ik weinig tijd heb. Het liefst een beetje bizar, want de alledaagse dingen beleef ik zonder lezen ook wel. De Godijnbundels zijn daar een goed voorbeeld van en lezen heerlijk weg. Historische verhalen lees ik soms, ik waardeer het wel als er niet te creatief wordt omgegaan met de feiten. Het doen en laten in een andere tijdgeest hoeft niet aangepast te worden aan de huidige opvattingen. Het meeste lees ik fantasy. Ik weet niet of dat waar ik in dat genre nog naar op zoek ben al geschreven is. Ik zou graag eens iets in de sfeer van Stephen Kings ‘Fairy tale’ lezen dat zich afspeelt waar de rivierkreeften zingen, maar dan een vleugje surreëler. Meestal kies ik niet te dikke boeken, maar in dit geval zou het een eeuwigdurende pil mogen zijn. Meer over Laura vind je hier: https://www.instagram.com/laura_w_kunst_en_schrijfsels/ https://www.aquazz.com/Beestige-Dromen-Laura-A.J.-Weterings
0 Opmerkingen
Bram Dekeyser is een Vlaamse auteur die drie romans en een dichtbundel schreef. In december 2023 kwam bij Boekscout het tweede deel van zijn fantasyreeks Heian uit. Wij gingen met Bram in gesprek.
OOTW: Bram, hoe ontstond het idee voor Heian? Liep je er al lang mee in je hoofd voor je aan de plot begon of ontwikkelde zich het hele verhaal bij het schrijven van het eerste boek? Bram: Ik had eerder al een boekje geschreven in het fantasy genre, wat maakt dat fantasy mij nauw aan het hart ligt. Plots kwam de lockdown, een periode waarin veel tijd vrij kwam, maar vooral ook frustratie. Ik kwijnde weg in gedachten en emoties van frustratie, eenzaamheid en haat voedde mij. Het opgesloten gevoel, het snakken naar vrijheid, creëerde een bepaalde curiositeit in mij. Kon de politiek ons dit aandoen? Wie is een mens om een ander mens te zeggen wat die wel en niet mag doen? Deze vragen heb ik gedurende al die maanden intern, diep binnenin behandeld. Hieruit kwam een personage, geïnspireerd op mij, maar extremer gemaakt. Het personage ‘Prospero’, de antagonist van de boekenreeks, is een figuur die altijd streefde naar vrijheid en dit democratisch wou bekomen, maar door belemmeringen in zijn vrijheid radicaliseerde hij tot een losgeslagen anarchist. Al is Prospero een stuk extremer dan ik, kan ik me wel met hem identificeren. Heian begon dus eigenlijk met een personage dat mijn woede symboliseert. Vervolgens werkte ik aan de setting en wereld van de boekenreeks. Ik heb hierbij voor het eerst geplot, wat ik voor de boeken die ik schreef in mijn kindertijd, niet had gedaan. Dit wierp zijn vruchten af. OOTW: Kan je ons kort de beginsituatie van het eerste deel van Heian schetsen? Wat voor soort fantasy is de Heian-reeks? Bram: Prospero, een magiër en ex-politicus, is al 103 jaar niet gezien. Voor zijn verdwijning pleegde hij een politieke aanslag op de toenmalige Eerste Minister Abosit, die hierdoor om het leven kwam. Aangezien hij vandaag de dag bijna 240 jaar oud zou zijn, gaat iedereen ervan uit dat hij dood is, maar klopt dit ook? Connor, een jongen van veertien, reist af naar Dethar, een van de regionen van de Heian fantasy-wereld. Hier ondergaan jongeren een test waarbij ze in contact komen met een oud kristal dat oplicht in een diepe rode kleur als magie aanwezig is in hen. Wanneer Connor het kristal aanraakt, gloeit het echter in een heldere blauwe kleur. Dit is ongezien, een primeur. OOTW: Intussen zijn er twee delen van Heian uit. Je plant in totaal vier delen. Heb je de verhaallijnen voor de volledige reeks al in je hoofd of is er nog veel ruimte voor verandering? Bram: Ruimte voor verandering is er zeker, maar de grote lijnen staan wel vast. Ik plot boek per boek, weet de cliffhangers al en de belangrijke key-events. Bij bepaalde acties of gebeurtenissen zijn echter gevolgen die soms logischer zijn dan de initiële ideeën, wat maakt dat ik daar nog wijzigingen durf te maken. Ook is het plan om er een reeks van vier van te maken, inmiddels gewijzigd naar een vijfdelige reeks. OOTW: Welke thema’s komen aan bod in Heian? Bram: Een heel belangrijk maatschappelijk punt in Heian is ‘nuance’. Perspectief en context spelen hierbij een sleutelrol. Wat bij het begin lijkt op zwart-wit-denken, evolueert langzaam maar zeker naar fifty shades of grey. Een strijd tussen vrijheid in haar meest extreme vorm en orde wordt gestreden. Het binair denken van de mensen wordt doorbroken en er wordt getoond hoe traumatische gebeurtenissen een individu kunnen radicaliseren, maar ook mogelijk zachter en empathischer kunnen maken. OOTW: Wie is je lievelingspersonages in Heian? Bram: Tegengestelden trekken elkaar aan. En niets is minder waar bij Shiyah. Angst is haar onbekend wanneer ze in een gevecht, op basis van pure adrenaline, actie onderneemt. Haar mond is groot en haar emoties zijn duidelijk en oprecht, wat in contrast staat met hoe bedachtzaam en piekerend ik ben. Waar ik heel lang twijfel, zoekend naar het perfecte antwoord, vliegt zij er meteen in. De assertiviteit in deze jonge dame maakt dat ik heel erg naar haar opkijk. Ik weet dat ik ook mijn eigen goede eigenschappen heb, maar zo nu en dan durf je wel eens te kijken naar de eigenschappen die je niet hebt. En dan sta je soms perplex wanneer je iemand voor je hebt staan die precies deze karakteristieken heeft. OOTW: Heb je naast Heian nog tijd om andere zaken te schrijven of slorpt Heian al je schrijftijd op? Bram: Ik schrijf ‘tussen de soep en de patatten’ af en toe wat andere dingen, echter wel vertraagd. Een paar gedichtjes zijn al gauw uit de mouw geschud, maar ook een filosofisch boek is in de maak. Wanneer deze uitkomen is mij nog niet duidelijk, aangezien ik wel een grote focus heb op mijn Heian-boekenreeks. Kleinere projecten, zoals korte verhalen of fragmentjes, schrijf ik ook nu en dan. Soms kan dit een goede oefening zijn en het houdt je fris en je gedachten open om eens uit Heian te ontsnappen en in een andere setting te werken. OOTW: Wat voor fantasy lees je zelf graag? Kan je enkele voorbeelden opsommen en ons vertellen waarom je precies die boeken goed vindt? Lees je vooral (oorspronkelijk) Nederlandstalig of lees je meer Engelstalig? Bram: Fantasy kent geen grenzen, dat is het mooie aan het genre. Daarom vind ik het altijd jammer als mensen bang zijn om ‘te ver’ te gaan. Safe spelen is geen optie als je wil doorbreken. Ik hou van verhalen met diepgang, een bepaalde complexiteit… Magiesystemen zijn geweldig, maar moeten logisch zijn opgebouwd. (Ja, ook magie moet een logica hebben binnen de fictieve wereld.) Ikzelf ben een grote fan van de Harry Potter-serie van J.K. Rowling. Ironisch is het zeker, aangezien ik net aangaf van complexiteit te houden, waar de Harry Potter-reeks veel clichés bevat. Dit heeft echter waarschijnlijk ook heel wat te maken met de nostalgische waarde die deze wereld voor mij heeft. Voorheen las ik voornamelijk vertalingen van bekende boeken, toen mijn Engels nog niet op mijn huidige niveau was. Toen waaide ik wat mee met de winden van de media en sociale normen, waardoor ik nogal neigde richting het Engelse. Op den duur begon ik autonomer te denken en vond ik het best dom om Nederlandstalige lectuur en literatuur te reduceren als zijnde ‘awkward omdat het Nederlands is’. Toen begon ik boeken in het Nederlands opnieuw een kans te geven, waaronder ook boeken van nieuwe, debuterende auteurs. Dit stelde niet teleur. Verloren Aluria is hiervan een voorbeeld, de eerste uitgave van Robin Rozendal. Het bewijs dat fantasy in het Nederlands ook ontzettend mooi kan zijn. OOTW: Wat zijn de fantasyreeksen of films die je kijkt op televisie/streaming/in de bioscoop? Bram: Harry Potter is natuurlijk wat mij in de wereld van fantasy heeft doen rollen. De Fantastic Beasts-films, die zich afspelen voor de periode van Harry Potter zelf, heb ik in de bioscoop bekeken. De anime-serie Attack on Titan heb ik ook helemaal bekeken. Deze reeks heeft een ontzettend sterke storyline, elke scène, elk moment, geeft zoveel betekenis en waarde aan het verhaal. OOTW: Hou je ook van SF en horror? Lees je ook buiten SF/F/H? Kan je wat voorbeelden geven? Bram: Science fiction is prachtig. In SF kunnen ‘wetenschap’ en fantasy namelijk gepaard gaan. Op een logische, wetenschappelijke manier, maar met heel wat creativiteit, kunnen verschillende concepten worden benaderd. Ruimteschepen, sterrenstelsels, technologie en wapens kunnen van zo’n immens kaliber zijn dat het je doet huiveren. Star Wars en Battlestar Galactica zijn twee voorbeelden van SF franchises die mij steevast veel plezier bezorgen. OOTW: Je debuteerde op dertienjarige leeftijd met de jeugdroman Duistere krachten: De bedreigde vampier. Je schreef dit boek tijdens een vakantie. Hoe kijk je nu op dit boek terug? Wat vormde jouw inspiratiebron voor het boek? Ben je nog steeds gefascineerd door vampieren? Bram: Als ik het boekje terug lees, voel ik een vorm van schaamte. Dat ik van Harry Potter hou, is naar mijn mening iets te duidelijk in het boek zelf, mijn schrijfstijl was nog kinderlijk, al was deze meer gevorderd dan die van mijn leeftijdsgenootjes. Dit hoeft echter niet iets negatiefs te zijn. Als je wat terugleest van vroeger en je haren er recht van komen, herken je de dingen die je vroeger ‘fout deed’. Ergo, je hebt vooruitgang geboekt en bent meer ervaren dan voorheen, waardoor je deze fouten, nu in je matuurdere stand, zomaar kan herkennen. Wat vampieren betreft, ben ik niet per se meer of minder gefascineerd door vampieren dan door andere fantastische schepsels. Weerwolven, elfen, trollen, maar ook mythische wezens zoals de Pegasus zijn slechts voorbeelden van wezens die kunnen verschijnen. Nu probeer ik zelfs enkele wezens helemaal uit het niets te verzinnen! OOTW: Er zou een vervolg komen op De bedreigde vampier, getiteld Duistere krachten: De weerwolfdreiging. Begon je daadwerkelijk aan het boek en is er een (gedeeltelijk) manuscript van? Wil je het boek vervolledigen of er delen uit gebruiken voor andere projecten? Bram: Ik was inderdaad aan het vervolg begonnen. Dit eindigde in een manuscriptje van een zestigtal pagina’s, die ik nooit heb gecorrigeerd of ingestuurd. Het is me niet echt duidelijk of de interesse mij is ontgaan of de moeilijke periode in mijn jonge jaren toen de reden was dat het project strandde, maar de drang om deze reeks voort te zetten is er niet, aangezien ik nog heel jong was en toen nog niet groot genoeg dacht. Ik vind Heian meer potentieel hebben. Enkele vormen van magie en enkele spreuken heb ik echter wel schaamteloos overgenomen uit mijn boek Duistere Krachten: De Bedreigde Vampier. OOTW: Na je eerste roman verscheen je dichtbundel Poëzie, de weg naar de filosofie. Op Facebook post je af en toe nog een nieuw gedicht. Kan je enkele onderwerpen opsommen die in je bundel aan bod kwamen? Kan je eventueel één gedicht uit deze bundel met ons delen? Ben je van plan om nog een tweede dichtbundel uit te geven? Bram: Mijn leven staat vrijwel volledig in het teken van existentiële vraagstukken. Gedichten geven mij hierbij de ruimte om mijn eigen struggles met deze vraagstukken te beschrijven en de emoties die hiermee gepaard gaan. Mijn autisme komt onder andere terug in deze gedichten, maar ook zaken zoals de dood, depressie en pijn. De vraag die bij mij centraal staat bij zowat alles wat mij aangaat, is de vraag: ‘Waarom?’ Op dit moment schrijf ik zeker nog gedichten, maar de meesten deel ik niet. Ik bundel deze wel allemaal mooi in één document, waar er reeds een heleboel in staan. Hopelijk kan ik deze ook ooit laten uitgeven. Dit is een van de gedichten uit mijn bundel. Ik was veertien toen ik het schreef, ik vind het dan ook fijn dat mijn gedichten nu beter zijn dan toen: Is het een verlossing? Is het een marteling? De laatste hartslag, de laatste lucht. Het is moeilijk te relativeren, Maar je moet het accepteren. Dit een plaats geven in je leven dat duurt wel even... Dit is negatief, dit kun je niet bekijken met een gekleurde bril. Na zulke gebeurtenissen blijft het weer een poosje stil... De persoon is weg en dat is hard als steen. Het is heel hard, maar de verloren persoon verdient altijd een plekje in ons hart. OOTW: Schrijf je ook korte verhalen of ben je van plan om dit nog te doen? Lees je graag korte verhalen? Bram: Ik heb nog niet echt korte verhalen geschreven, gezien ik best wel een ‘overwriter’ ben. In ‘kort en bondig’ ben ik niet zo goed, maar dat probeer ik wel. Als oefening sta ik er dus wel echt voor open om het te proberen. Zo nu en dan een kort verhaal lezen is fijn. Wanneer je je bevindt in een drukke tijd, kan het kiezen voor een boek best een uitdaging zijn. Door een kort verhaal kan je dan even heen gaan, zo heb je toch nog even je nodige portie lectuur gehad! OOTW: Ben je vertrouwd met de Nederlandstalige SF/F/H-scène? Lees je oorspronkelijk Nederlandstalige SF/F/H? Met welke auteur of uitgever zou je graag eens een goed gesprek hebben over SF/F/H? Bram: Ik lees best wel Nederlandstalige Fantasy, maar niet per se de meest gekenden. Als je je blik niet open houdt, kan je ontzettend mooie verhalen mislopen, ondanks dat ze niet zo in de schijnwerpers staan als anderen. Zilverspoor lijkt mij een interessante uitgever, ik heb Cocky van Dijk op Facts in Gent namelijk al twee keer kort gesproken. De laatste keer kocht ik zelfs een boek van haar. Robin Rozendal vind ik een fantastische schrijfster, ook zij publiceert voor dezelfde uitgever en lijkt me een heel interessante persoon om mee in dialoog te gaan. Project Dizary, een wereld waaraan meerdere auteurs meeschrijven en elk hun eigen stempel drukken op de saga, is een project dat mij ontzettend intrigeert. Ook mij lijkt het interessant om een soortgelijke samenwerking te hebben door zoiets op poten te zetten met verscheidene auteurs. Daarom zou het ook bijzonder zinvol lijken om met Patrick Berkhof te praten. OOTW: Kunnen wij jou vinden op conventies? Verkoop je daar ook je boeken of ga je enkel als bezoeker? Wat zijn de leukste conventies die je al bezocht? Bram: Sowieso kom ik twee keer per jaar naar Facts in Gent, waar heel wat te beleven valt omtrent anime, fantasy en SF. En er staan ook wel enkele Nederlandse en Vlaamse schrijvers! Dit vind ik ongelofelijk interessant. Ik tracht in de toekomst ook vaker naar andere conventies te gaan die boeken en fantasy aanbelangen, maar ben nog een beetje op zoek naar welke mogelijke conventies er zijn. Zelf heb ik nog geen boeken verkocht op een conventie, maar het is wel iets waar ik al een tijdje over nadenk. Facts is ongetwijfeld een hele fijne conventie. De inclusiviteit en de diversiteit aan persoonlijkheden vind ik op zo’n plekken geweldig. Want laten we eerlijk zijn, bij zij die onze interesses hebben, is meestal een steekje los. Dat vind ik niets negatiefs, maar juist iets waardevols. OOTW: Welke hobby’s heb je nog naast schrijven en lezen? Bram: Naast het schrijven en lezen, doe ik ook aan tafeltennis. Het heeft me heel erg geholpen met het ontwikkelen van mijn sociale vaardigheden en de omgang met winst en verlies. Ook programmeer ik en ben ik in het algemeen ontzettend leergierig. Naast boeken, lees ik dus ook veel artikels, papers en dergelijke informatieve teksten. Wil je meer weten over Bram? Hieronder vind je links. Heian – De Bedreiging van Oberon: https://www.boekscout.nl/shop2/boek/9789464504989 Heian – Een Eerlijke Strijd: https://www.boekscout.nl/shop2/boek/9789464890075 Facebook-profiel: https://www.facebook.com/bram.dekeyser.71 Lenno Vranken is een Vlaamse auteur die houdt van fantasy, horror en sprookjes. Hij debuteerde op vijftienjarige leeftijd met De wereld achter de spiegel – De jongen, het eerste boek in een reeks fantastische jeugdromans, die ondertussen vijf delen telt. In februari 2024 verschijnt bij uitgeverij Phoenix de verhalenbundel Wisselkind, zijn debuut voor volwassenen.
OOTW: Lenno, binnenkort verschijnt Wisselkind. Gaat het om elf compleet nieuwe verhalen of zitten er verhalen bij die je al een hele tijd geleden schreef? Hoelang schrijf je al korte verhalen? Wat kan je ons vertellen over het eerste korte verhaal dat je ooit schreef? Lenno: In feite ben ik al heel mijn leven bezig met het bewerken van klassieke sprookjesverhalen. Sprookjes (of korte verhalen) zijn een fantastische manier om te oefenen met schrijven. Terwijl ik dus bezig was met het schrijven van mijn DWADS (De Wereld Achter De Spiegel) serie, schreef ik ook ter oefening een paar verhalen. Pas zeven jaar geleden begon ik het idee te krijgen om deze verhalen te bundelen in een eigen sprookjesboek. Dit idee bracht mij zoveel enthousiasme, dat ik er uiteindelijk met enorm veel liefde aan heb gewerkt. In die zeven jaar zijn er veel verhalen geschrapt, maar ook bijgekomen. Zo schreef ik zeer last-minute nog een bonusverhaal voor het boek, getiteld: ‘Sprakeloos’. Het eerste korte verhaal dat ik ooit schreef is uiteindelijk niet in Wisselkind terechtgekomen. Ik schreef het toen ik ongeveer zes jaar oud was, en een erg nare droom had gehad. Deze nachtmerrie was zo eng dat ik er met niemand over durfde te praten. Ik had het gevoel dat door erover te praten, de droom werkelijkheid zou kunnen worden. Daarom schreef ik alles op dat ik mij nog herinnerde, en besefte naderhand dat dit een erg spannend griezelverhaal zou zijn. Dus bewerkte ik mijn nachtmerrie en maakte er een heus verhaal van. Achteraf bekeken leek dit korte verhaal eigenlijk ook wel op een sprookje. OOTW: Hebben we het juist voor als we de verhalen in Wisselkind omschrijven als ‘Gothic fairy tales’? In welk genre zou jij ze stoppen? Of houd je niet van labels? Lenno: Mijn mening over labels is erg gemixt. Ik hou er niet van dat ze erg limiterend kunnen zijn, maar tegelijkertijd zijn ze dan weer erg van waarde voor de verkoop van een product (in dit geval bijvoorbeeld een boek). Dan komt er ook nog eens bij dat ik mij best wel thuis voel binnen het hele Gothic genre. Dracula, Frankenstein en Interview with the Vampire zijn mijn absolute lievelingsboeken. Misschien dat die invloeden inderdaad zijn doorgestroomd naar mijn sprookjesverhalen. Veel mensen vergeten het, maar in feite zijn sprookjes van oorsprong ook erg donkere vertellingen, misschien wel de oudste gotische verhalen die wij kennen! Dus, ja, ik denk dat ik mijn sprookjesboek inderdaad zou labelen als ‘Gothic’, hoewel er in mijn verhalen boodschappen schuilen die niet alleen voor Gothics van waarde zijn. OOTW: Wie zijn jouw ‘Gothic’ inspiratiebronnen? Lenno: Eerst en vooral Oscar Wilde. Zijn levensstijl (vooral zijn kleding en schrijfwerk) heeft mij enorm geïnspireerd. Ik heb zelfs mijn volledige eindexamen voor Woord, Spreken & Presenteren aan hem opgedragen. Zijn eigen sprookjesboek en The Picture of Dorian Gray waren van onschatbare waarde bij het vormen van mijn schrijfwerk. Dan heb je uiteraard de andere meesters van het genre: Edgar Allan Poe, Mary Shelley, Bram Stoker, Neil Gaiman, Angela Carter en Anne Rice. Best wel jammer dat nog maar één persoon op die lijst in leven is… Ik kijk ook erg graag naar films. Binnen die wereld heb ik altijd veel inspiratie geput uit het werk van Guillermo del Toro. Mensen die genieten van Wisselkind, moeten zeker eens naar Crimson Peak, Pan’s Labyrinth en Don’t Be Afraid of The Dark kijken. OOTW: Sommige verhalen gaan terug naar de donkere oorsprong van bekende sprookjes. Kan je een voorbeeld geven, en ons vertellen hoe je te werk gegaan bent om het sprookje om te vormen? Lenno: Dit was voor al mijn herschreven sprookjes een erg leuk proces. Ik ga ervan uit dat ik veel van sprookjes afweet, maar toch zijn er altijd subtiele details die je ontgaan. Zo is er het sprookje ‘Assepoester’, dat ik voor Wisselkind titelde: ‘Muiltjes van Bloed en Gebeente’. In dit sprookje gaat Assepoester niet naar het bal om met de prins te dansen, maar om hem te vermoorden. Waarom en hoe ze dit doet, ga ik uiteraard niet verklappen, haha. Voor het bewerken van dit verhaal, begon ik eerst de oorsprong van het sprookje na te gaan. Het verhaal komt oorspronkelijk uit het Oude Egypte, maar de oudste versie die werd neergeschreven en gedrukt op papier kunnen we terugvinden in het sprookjesboek van Charles Perrault. Perrault was Frans en leefde in de achttiende eeuw, dit laat ik doorschemeren in mijn illustraties en de beschrijvingen van bijvoorbeeld plaatsnamen. Dan is er ook nog de versie van de gebroeders Grimm, waarin Assepoester haar jurk en glazen muiltjes niet krijgt van een Goede Fee, maar van een boom die op het graf van haar moeder is geplant. Ik was helemaal vergeten wat voor boom dit ook alweer was, en dus moest ik het sprookje in de versie van de Gebroeders Grimm grondig herlezen om erachter te komen dat het uiteindelijk om een hazelaar ging. Dit zijn het soort details die ik graag in ere wilde houden tijdens het bewerken van deze sprookjes. Verder heb ik er redelijk wat documentaires op nageslagen om verder onderzoek te doen. Hier kwamen dan altijd boeiende resultaten uit voort, die mij hielpen om al mijn schrijfwerk zo authentiek als mogelijk te houden. OOTW: Wat zijn jouw lievelingssprookjes en waarom? En stopte je deze allemaal in Wisselkind of niet? Lenno: Ik hou vooral van sprookjes waarin het goede altijd overwint. In het echte leven is dit natuurlijk niet zo, maar het is voor mij haast ontroerend hoe iemand die altijd het juiste heeft proberen te doen voor zichzelf en anderen, aan het einde ook voor die inspanningen wordt beloond. Veel mensen zouden er goed aan doen om dit soort sprookjes nog eens te herlezen en er iets uit te leren. Aardig zijn voor dieren, anderen in nood helpen en niet oordelen op basis van uiterlijk, zijn allemaal lessen die je uit mijn favoriete sprookjes kunt halen. Het sprookje dat mij het meest dierbaar is, is echter dat van ‘Sneeuwwitje’. Ik weet niet waarom, maar als klein kind, nog niet in staat om te lopen of om fatsoenlijk te spreken, gaf ik al duidelijk weer dat ik een enorme fascinatie voor dit sprookje koesterde. Volgens mij heeft het iets te maken met het feit dat het verhaal om een meisje gaat dat vanwege haar uiterlijk enorm wordt gehaat. Haar eigen moeder (want in de originele versie is er nog geen sprake van een stiefmoeder) wil haar zelfs dood hebben omwille van hoe ze eruitziet. Ondanks deze negatieve invloeden om haar heen, blijft Sneeuwwitje een zachtaardig karakter behouden, wat naar mijn mening maar weinig mensen haar zouden nadoen. Het gebruik van symbolen vind ik ook zo mooi in dit verhaal. Denk maar aan de symboliek van de kleuren zwart, rood en wit, en dan ook de tastbare voorwerpen, zoals de vergiftigde appel en de glazen doodskist… Dit zijn allemaal elementen waar grotere betekenissen aan vasthangen. Ieder van ons kan iets leren uit die betekenissen. Verder vind ik ‘De Jeneverboom’, ‘Blauwbaard’, ‘Assepoester’, ‘Raponsje’, ‘De schone slaapster’ en nog zoveel meer sprookjes leuk. Niet ieder van deze sprookjes kreeg helaas een plek in Wisselkind, want dan zou het een wel erg dik boek zijn geworden! OOTW: Wisselkind bevat ook enkele gedichten. Kan je enkele verzen met ons delen, al dan niet uit je bundel? Zijn alle gedichten die je ooit schreef gerelateerd aan sprookjes of behandel je in je gedichten ook andere thema’s? Lenno: Ik dicht heel graag, maar mijn gedichten komen altijd vanuit een zeer gevoelige plek binnenin mezelf, waar ik zelden met anderen over praat. Hierom denk ik dat ik ook niet heel graag over mijn dichtwerk praat. Toch leek het mij juist om enkele stukken in mijn sprookjesboek te verwerken, puur omdat ik juist wílde dat het boek breekbaar en gevoelig zou overkomen. Ik dicht graag over onbeantwoorde liefde, afzondering, je verstoten voelen, en, inderdaad, ook over sprookjes. Lezers zullen mijn gedichten niet al te overduidelijk kunnen linken aan sprookjes, maar de elementen zijn zeker aanwezig. Zo schreef ik een gedicht met de titel ‘Zeeschuim’. Het gedicht gaat over een immens verdriet dat iemand kan ervaren nadat hij het gevoel heeft dat hij nergens meer thuishoort. De wereld is hem vreemd, zelfs de woorden die zijn vrienden uitspreken klinken als wartaal en dringen niet tot hem door. Deze persoon heeft pijn. Alles voelt moeizaam. Zelfs lopen lijkt zijn voetzolen te doen splijten. Dit heb ik op een subtiele manier proberen te linken aan het sprookje van ‘De Kleine Zeemeermin’. Eén gedicht dat er naar mijn mening in het bijzonder uitspringt, is ‘Tere vleugels’. Het gedicht is heel kort, fragiel en gevoelig. Bijna als een stel vlindervleugels. Het gedicht is anders in die zin dat het juist een “lichtere” of meer “gelukzalige” ondertoon heeft. Het gedicht is gebaseerd op het helende gevoel dat ik ervaar wanneer ik rondloop in de natuur. Vanwege die positieve ondertoon, vind ik het gedicht in contrast staan met al mijn ander dichtwerk. Ik deelde ‘Tere vleugels’ al eerder op sociale media voor gedichtendag, en wil dit gedicht gerust delen in dit interview. Tere Vleugels Op de vaste velden van dit land, Een feeërieke deugd in mijn hand. Dat de geur van bomen zo helend Zo verhelderend kan zijn, En voor even verdrijven hij en zij mijn vreselijke pijn. OOTW: Laat ons even terugkeren naar je romanreeks De wereld achter de spiegel. In de inleiding van het interview noemen we dit een jeugdboekenreeks. Klopt dit? Het is niet omdat een boek door een jonge auteur geschreven wordt dat het automatisch een boek enkel voor leeftijdgenoten is. Raad je de reeks ook aan volwassenen aan? Zoja, waarom? Lenno: Het is best grappig, want toen ik dertien jaar was en aan deze reeks begon te schrijven, was ik ervan overtuigd dat het boek vooral bij volwassenen in de smaak zou vallen. Toen werd het eerste boek in de serie gepubliceerd, en kreeg ik vooral van ouders te horen dat hun kinderen het boek niet konden wegleggen. Ik weet zelfs nog dat iemand mij interviewde als onderdeel van een schoolopdracht. Na het interview liet hij mij weten dat zijn jonger broertje normaal gezien nooit kon stoppen met gamen en niet naar bed wilde. Nu kon hij niet meer wachten om naar bed te gaan, zodat hij met zijn zaklamp mijn boek kon lezen. Dat was een enorm compliment om op zo’n jonge leeftijd over mijn eigen werk te krijgen. Nu ik mijn boeken uit deze reeks herlees, ben ik mij ervan bewust dat de dialogen, de manier waarop de ontwikkeling van de personages is beschreven, vooral erg jeugdig voelt, maar op een manier die vertrouwd is. Ik kan mij perfect inbeelden hoe ik mij voelde als dertienjarige wanneer ik mijn DWADS boeken herlees. Daarom zijn ze volgens mij zo in trek bij een jonger lezerspubliek, vanwege de authenticiteit van het schrijfwerk. Jongeren kunnen zich echt verplaatsen in wat mijn boeken vertellen, omdat ze zijn geschreven door iemand die toen hun leeftijd had! Nu, het is niet zo dat dit betekent dat mijn boeken niet door volwassenen kunnen worden gelezen. Het is op een bepaalde manier net zoals met de Harry Potter boeken. Er zijn genoeg volwassenen die ook die boeken graag lezen. Fantasy spreekt alle leeftijden aan, en we zijn allemaal ooit elf, twaalf, dertien jaar geweest. Het is dus vaak niet moeilijk voor een volwassene om zich terug te verplaatsen in de mindset van een jeugdboek, hoewel we dit soms vergeten door hoe onze maatschappij nu eenmaal in elkaar zit. OOTW: Is de reeks klaar of staan er nog delen in de steigers? Had je al de volledige plot van de vijf boeken in je hoofd toen je aan het eerste boek begon of groeide de reeks echt organisch? Lenno: In het totaal heb ik negen manuscripten voltooid. Ik schreef aan deze serie toen ik dertien was, en eindigde op mijn negentiende. Deze boeken zijn dus echt een fysieke weerspiegeling van mijn jeugd. Ik zou ze bijna als een soort tijdscapsule beschouwen. Oorspronkelijk zouden het maar drie boeken worden. Hier had ik het begin, het midden en het einde al helemaal voor uitgedacht toen ik aan het eerste deel begon te schrijven. Tijdens het schrijven deed zich echter een organisch proces voor. De personages kregen als het ware een eigen stem, ze begonnen te groeien, ze kregen een wil en het werd mij duidelijk dat drie boeken lang niet zouden volstaan om hun verhaal te vertellen. Tussen deze drie boeken zijn er dus nog zes andere delen verschenen. Het begin, het midden en het einde van mijn verhaal heb ik behouden, maar wat daar tussenin gebeurde is allemaal de schuld van mijn personages, haha. Hier ben ik echter niet gefrustreerd over. Het verhaal van mijn DWADS serie is erg dynamisch geworden en voelt bijna aan alsof je kijkt naar een TV-serie. De personages worden ouder, worden verliefd, veranderen (soms letterlijk en figuurlijk) en ontdekken geheimen over elkaar en de wereld waar ze zich in bevinden. Dit had ik nooit kunnen vertellen in slechts drie boeken, vooral omdat hedendaagse uitgeverijen erop staan dat een boek slechts een maximum aantal pagina’s bevat. OOTW: Het spreekt voor zich dat een auteur anders schrijft op zijn dertiende dan op zijn drieëntwintigste. Zijn je taal en stijl enorm geëvolueerd of valt dit heus mee? Terugkijkend op de hele reeks van De wereld achter de spiegel, vind je dan dat je grotendeels dezelfde schrijfstijl hanteert? Lenno: Natuurlijk ben ik veranderd in mijn schrijven, en hier ben ik blij om. Het betekent immers dat ik heb geleerd en ben gegroeid. Ik zou zeggen dat ik nog steeds even fantasievol en gedetailleerd schrijf als toen ik dertien was, maar dat er in mijn hedendaagse stijl een zekere nuance schuilt die ik zoveel jaar geleden nog niet meester was. Dit heeft mijn DWADS boeken wel een aparte stem gegeven die ik zeker nog kan terugvinden als ik maar diep genoeg graaf. Dit vind ik goed, want het heeft ervoor gezorgd dat lezers zullen merken dat er een wel heel duidelijk verschil is tussen mijn jeugdboeken en mijn volwassenendebuut. OOTW: Welk deel of welke delen van de reeks zijn jou het dierbaarst? Waarom? Lenno: In feite zijn alle boeken mijn kindjes. Ik heb met liefde en toewijding aan ze gewerkt gedurende mijn tienerjaren. Heel stiekem denk ik echter dat deel drie en deel vijf mij in het bijzonder nauw aan het hart liggen. Deel drie bevat de ontknoping van een groot mysterie, en eindigt in een heus avontuur dat zich diep onder de straten van mijn fictieve tovenaarsstad afspeelt. De hele ontknoping doet mij bijna denken aan films met Indiana Jones of Lara Croft, omdat er veel gevaar en oude valstrikken in voorkomen. Deel vijf vind ik dan weer zo leuk omdat het schrijfproces voor dit boek enorm makkelijk verliep, en er simpelweg alles in voorkomt dat mij nauw aan het hart ligt. Mijn personages gaan naar een nieuwe toverschool, een gebouw dat leeft en iedere avond verandert van interieur. Er komen ook nog monsters in voor en een gemaskerd bal. Naar mijn mening zijn dit elementen die samen een prachtig atmosferisch verhaal vormen. OOTW: Komt er na je verhalenbundel Wisselkind ook een roman voor volwassenen? Zoja, in welk genre zou je die graag schrijven? Ben je momenteel al met een nieuw literair project bezig of wil je je concentreren op de promotie en verkoop van Wisselkind? Lenno: Wisselkind is een stand-alone en zal dan ook geen vervolg krijgen. Desondanks speel ik wel met het idee om een aantal boeken te schrijven die zich allemaal binnen hetzelfde universum afspelen. Ieder boek wil ik dan graag baseren op een van de sprookjes die helaas niet in mijn verhalenbundel werden verwerkt. Hier zie ik enorm veel mogelijkheden in en het geeft mij tevens veel enthousiasme om te beginnen met schrijven. Vooraleer ik dit doe, wil ik me wel graag focussen op het zesde deel van mijn DWADS boeken. Dit is al geschreven, maar moet grondig worden nagekeken (ik schreef dit boek toen ik zeventien was, zonder de ervaring die ik nu heb) en daarna worden afgeleverd aan een corrector. Natuurlijk moet ik mij daarnaast ook focussen op de publiciteit rond Wisselkind. Ik vind het altijd erg moeilijk om mezelf of mijn werk in de schijnwerpers te zetten, maar met mijn verhalenbundel ligt dat gevoel anders. Wisselkind bevat boodschappen die ver buiten mezelf staan en die het écht verdienen om gehoord te worden. Daarom vind ik het ook belangrijk dat mensen de kans krijgen om van het bestaan van dit boek af te weten. Als onbekend schrijver is het natuurlijk enorm moeilijk om zoiets voor elkaar te krijgen, dus ik hoop dat al mijn moeite en goede moed uiteindelijk zullen lonen. OOTW: In welke mate ben je vertrouwd met de Nederlandstalige SF/F/H-scène? Sta je open voor samenwerkingen (samen verhalen schrijven), deelname aan schrijfwedstrijden etc? Lees je oorspronkelijk Nederlandstalige SF/F/H of lees je vooral Engelstalig? Lenno: Jammer genoeg ben ik nogal een snul wanneer het op sociale media, computers en smartphones aankomt. Ik probeer mezelf zo goed en zo kwaad als mogelijk te vertegenwoordigen op Goodreads, Facebook en Instagram, want dat is nu eenmaal ontzettend noodzakelijk als je tegenwoordig nog gehoord wil worden. Maar, omdat ik zo onbekend ben met alles wat er op het internet speelt, weet ik helaas ook niet veel af van verschillende scènes. Dit lijkt me wel leuk om eens dieper op in te gaan, en ik zou het geweldig vinden om ooit eens vrienden te maken die binnen die leefwereld vertoeven. Ik ben een enorme fan van Harry Potter, Lord of the Rings, Disney, Buffy the Vampire Slayer en noem maar op! Hier met gelijkgestemden over kunnen praten, zou mij dus erg leuk lijken. Af en toe, wanneer ik de kans krijg om mijn boeken op conventies te presenteren, krijg ik gelukkig wel de kans om met lezers te praten en dat vind ik altijd geweldig. Ik probeer zoveel als mogelijk Nederlandse boeken te lezen, omdat dit mijn schrijfwerk helpt verbeteren, en omdat ik ook graag Nederlandstalige auteurs wil steunen. Ik betrap mezelf er wel op dat ik ook meer en meer Engels werk lees. Dit doe ik vooral met Gothic boeken, omdat die nu eenmaal allemaal hun oorsprong vinden in Engeland. In de UK lezen mensen nog steeds Gothic boeken zoals mensen uit Nederland en België thrillers lezen! OOTW: Kan je ons vijf leestips geven? Lenno: 1) Heb altijd een boek bij de hand. Maak er een gewoonte van zoals je altijd je telefoon ook op zak hebt. Je weet immers maar nooit wanneer je de kans krijgt om even te lezen. 2) Het gevoel dat je maar niet aan het lezen geraakt? Ga naar een boekwinkel (liefst een zelfstandig uitgebate zaak, natuurlijk) en zoek een boek uit dat je écht zin geeft om te beginnen met lezen. Begin met dit boek en je zult zien dat je terug helemaal in de flow geraakt. 3) Lees eens met een playlist op de achtergrond. Zeer recent ben ik erachter gekomen dat je op YouTube honderden video’s kan vinden met mooie ambience geluiden voor ieder genre van boeken. Ik ben hier echt verslaafd aan geworden. Zeker wanneer ik een atmosferisch boek lees, zet ik een YouTube ambience video op. 4) Ik ben doorgaans geen fan van de warme lente- en zomermaanden. Geef mij maar herfst of winter! Ik heb echter ontdekt dat het echt fijn kan zijn om een bos op te zoeken en met een mooi dekentje in het gras te gaan zitten lezen. Afgelopen zomer heb ik dit vaak gedaan en het heeft mij bijzondere leeservaringen opgeleverd. Iedereen zou dit eens moeten uitproberen (maar ook weer niet allemaal tegelijk, want dan zijn er binnenkort geen rustige bossen meer over, haha)! 5) Goodreads heeft mij persoonlijk erg geholpen om alle boeken bij te houden die ik in de afgelopen tijd heb gelezen. Het kan erg motiverend en leuk zijn om al je gelezen boeken terug te zien op een online account. Ik vind het daarbij ook leuk dat je ieder jaar een soort “reading-goal” voor jezelf kunt opstellen, waarbij Goodreads je helpt om je ook echt bij je voornemen te houden. Zo ervaar ik echt motivatie om meer boeken te lezen, en het is ook fijn om online te volgen wat mijn vrienden lezen. Goodreads kan dus zeker een handige tip zijn om meer en beter te gaan lezen. Meer over Lenno vind je hieronder. https://www.goodreads.com/author/show/15753454.Lenno_Vranken https://www.instagram.com/lenno.vranken/ https://www.facebook.com/de.wereld.achter.de.spiegel https://www.youtube.com/watch?v=Yx45U-Fn-b4&t=1503s https://www.phoenixbooks.be/product-page/wisselkind Natascha van Limpt (Foto Robin Rozendal) Natascha van Limpt is auteur, redacteur en corrector. Ze schreef de Luotisade-trilogie (high fantasy), Leviathan (historische roman), De verdwenen vaders (jeugdboek, geschreven met Leah Nicolai onder het pseudoniem Leana Mystica) en, onder de naam N.D. Frost, verschillende Biker MC-romances, waaronder High Risk en High Stakes (new adult). Daarnaast schreef ze ook drie novelles. Natascha heeft dus al veel geschreven en uitgegeven, en heeft een passie voor meerdere genres. Vorige week lazen jullie het eerste deel van het interview. Hieronder vinden jullie het tweede deel. OOTW: Welke elementen van de historische periode waarin Leviathan gesitueerd is, fascineren jou het meest?
Natascha: Ik vind schepen in het VOC-tijdperk echt prachtig, die zijn zeker een bron van inspiratie geweest. Het verhaal speelt zich dan ook grotendeels op zo’n schip af. Daarnaast spreekt het bevaren van de zeeën en het ontdekken van nieuw land sowieso erg tot de verbeelding. Het is een ideale periode om een avonturenroman op te baseren. OOTW: Staan er vertalingen van je werk op stapel? Natascha: Nog niet. Ik heb wel een spaarpotje, maar het kost natuurlijk een hoop geld en het werk aan de man krijgen is in het buitenland nog moeilijker dan in Nederland. Twee van mijn uitgevers houden zich wel bezig met het verkopen van rechten aan het buitenland, dus ik hoop dat daar nog eens wat uitrolt. OOTW: Welke terugkerende thema’s zie je in je eigen werk? En met welke nieuwe thema’s zou je graag aan de slag gaan? Vind je dat de hoofdpersonen in je verschillende boeken al eens een karaktertrek gemeen hebben, of zijn ze net erg verschillend? Natascha: Verraad en daaraan gelinkt wraak is een thema dat je in bijna elk (of misschien wel elk) boek van mij terugvindt. Dat doe ik niet bewust, maar het duikt altijd op. Ik vind het interessant om te zien wat iemand ertoe drijft om iemand om wie hij/zij geeft te verraden en hoe zich dat verder ontwikkelt. Het levert natuurlijk een dosis rauwe emoties op, daar houd ik ook wel van. Homoseksualiteit is ook wel een thema dat vaker terugkomt in mijn boeken – vooral in mijn komende werken. Het viel mij op dat ik bijna geen fantasy ken waarin een romance tussen twee mannen centraal staat – en eigenlijk ook niet in biker romances. Nu schrijf ik het liefst vanuit verschillende perspectieven én vanuit mannen, dus behalve dat ik het belangrijk vind dat ook deze relaties belicht worden in deze genres, gaat het me ook vrij natuurlijk af. Wat de personages betreft – mensen die veel van mijn boeken lezen, zullen wel overeenkomsten zien. Ik schrijf graag over mensen die aan de rand van de samenleving staan en die in moreel opzicht heel anders zijn dan ik zelf (piraten, motorbendes). Dus een beetje ‘grijze’ personages, mensen met een harde buitenkant maar toch wel een klein hartje. Natuurlijk vind ik het ook leuk om met andere types te spelen: Fyecke uit Leviathan is bijvoorbeeld juist een heel vroom meisje (wat een leuke dynamiek opleverde met de niet zo godvrezende mannen om haar heen) en in deel 2 en 3 van Luotisade was één van mijn hoofdpersonages een jonge trol. De variatie is natuurlijk juist leuk, maar ik zorg meestal wel voor een brompot en juist voor een vrolijke noot. OOTW: Veel lezers kennen jou als romancier. Maar je schrijft ook korte verhalen. Wil je die op termijn bundelen? Wat is het favoriete korte verhaal dat je zelf schreef? Natascha: Ik had het idee wel om de verhalen te gaan bundelen. Ik heb er alleen nog niet heel veel geschreven, haha. Dus dat kan wel even duren, vooral omdat ik zoveel andere projecten heb lopen. Dit jaar schreef ik Wraaklied voor de Waterloper Verhalenwedstrijd, een verhaal met wat horrortrekjes over een sirene. Ik vond het zelf een gaaf verhaal en kreeg er ook enkel positief commentaar op – dus dat is wel mijn favoriet. Ik haalde al aan dat ik graag over verraad en wraak schrijf, dus ik vond het ook meteen wel een mooie titel voor een bundel. OOTW: Welk(e) boek(en) komen er van jou uit in 2024 en 2025? Natascha: Nou, best wat! In 2024 komt het eerste deel van een tweeluik uit, een tijdreisverhaal dat zich afspeelt rond 700 in Peru. Binnenkort begin ik met het schrijven van een steampunkverhaal dat aan het einde van het jaar zal uitkomen. Het verhaal is net te lang voor een novelle, maar wordt ook geen dik fantasyboek. Rond dezelfde periode komt ook het tweede deel van Fata Morgana uit. En voor de new adult-liefhebbers komt er een vierdelige bikerserie uit, Rivals. Dat is een spin-off van High Risk en High Stakes. In 2025 verschijnt het afsluitende deel van het tweeluik. Er staan dan ook twee nieuwe biker-spin-offs gepland en ik zal vast ook nog wel een novelle schrijven. OOTW: Je bent naast auteur ook freelance redacteur. In 2023 werkte je aan meer dan veertig manuscripten, en dat naast je eigen schrijfwerk. Heb je lange werkdagen? Valt alles goed te combineren? Natascha: Ik heb een peuter rondlopen thuis, dus momenteel werk ik ongeveer 20 uur, verdeeld over drie dagen. Schrijven doe ik meestal het laatste half uurtje van mijn werkdag of als de kleine op bed ligt. Maar het valt heel goed te combineren. OOTW: Je bent niet alleen redacteur, maar ook corrector. Kan je ons uitleggen wat het verschil precies is? Natascha: Als redacteur kijk ik ook naar de inhoud van de tekst, naar karakterontwikkeling, spanningsopbouw, interne logica enzovoort. Als corrector krijg ik alleen de laatste versie onder ogen, vaak in PDF. Dan gaat het echt om de laatste spel- en interpunctiefouten. OOTW: Denk je dat het mogelijk is om als redacteur vast in dienst te gaan bij een uitgeverij, of gebeurt zoiets niet in het huidige uitgeverslandschap? Zou je het graag willen, of vind je het net leuk om freelance te werken? Natascha: Ik zou het wel leuk vinden, ja. Eigenlijk simpelweg om financiële redenen – het is nou eenmaal geen vetpot en het heeft zo zijn risico’s om te freelancen. De meeste uitgeverijen hebben wel redacteurs in vaste dienst, maar huren persklaarmakers (dat is de fase tussen redactie en correctie in) en correctoren wel in. Maar daar moet bij gezegd worden dat redacteurs bij grote uitgeverijen vooral bezig zijn met hele andere dingen dan redigeren, aangezien zij vaak met vertalingen werken. En dat vind ik dan weer minder leuk. OOTW: We keren nog even terug naar je eigen boeken. Welk boek staat emotioneel gezien het dichtst bij jou? En waarom? Natascha: Poeh, dat vind ik een lastige. Mijn debuut is natuurlijk heel bijzonder voor me, want daarmee maakte ik mijn droom waar om een boek uit te geven. Leviathan staat ook wel dicht bij me, omdat Fyecke de enige christen is op een schip en zich in dat opzicht soms best alleen voelt, en dat is iets wat ik zelf soms ook wel ervaar. En Godenbloed – het eerste deel van het tijdreis-tweeluik – is ook wel bijzonder voor me. Met een deel van de personages schrijf ik al een lange tijd (voor ik ze voor dit verhaal gebruikte) en aan hen ben ik erg gehecht. Daarnaast had ik dat verhaal nooit geschreven als ik geen archeologie was gaan studeren, dus het is een beetje een combinatie van twee passies en daardoor staat het ook wel dicht bij me. OOTW: Is er een genre dat je als auteur nog niet uitgeprobeerd hebt, maar waarvan je wel ooit werk zou willen maken? Natascha: Ik heb nog een idee liggen voor een thriller (maar met wel een SF-element) en het volgende grote “fantasy-project” speelt zich af op een andere planeet – dus dat wordt mijn eerste SF-poging (al valt tijdreizen daar natuurlijk ook wel onder). Maar echt harde SF zal het niet worden, haha, ik denk dat het als fantasy zal lezen. OOTW: Welke droomprojecten heb je nog? Natascha: Ik schrijf inmiddels vier jaar aan een RPG (role playing game) met twee vriendinnen. Het concept van dat verhaal is onwijs tof en de personages voelen levensecht. We naderen denk ik wel de 2,5 miljoen woorden en we zijn nog lang niet klaar. Het is wel echt een droomproject om dit te herschrijven naar een boek of een serie, al hebben we echt héél veel materiaal en zullen we onwijs veel van onze ‘darlings’ moeten opofferen. Daarbij is het natuurlijk een kunst om met zijn drieën echt een boek te schrijven, laat staan meerdere, maar ik hóóp dat er ooit een dag komt dat dit verhaal dat ons al zo vaak heeft laten lachen en huilen ook door anderen gelezen zal worden. Meer weten over Natascha? auteurswebsite http://nataschavanlimpt.weebly.com/ redactiebureau https://www.vanlimptredacties.nl/ socials https://www.instagram.com/natasreadsandwrites/ https://www.facebook.com/profile.php?id=100064008301950 social van redactiebureau https://www.facebook.com/profile.php?id=100063863625786 Natascha van Limpt (Foto Robin Rozendal) Natascha van Limpt is auteur, redacteur en corrector. Ze schreef de Luotisade-trilogie (high fantasy), Leviathan (historische roman), De verdwenen vaders (jeugdboek, geschreven met Leah Nicolai onder het pseudoniem Leana Mystica) en, onder de naam N.D. Frost, verschillende Biker MC-romances, waaronder High Risk en High Stakes (new adult). Daarnaast schreef ze ook drie novelles. Natascha heeft dus al veel geschreven en uitgegeven, en heeft een passie voor meerdere genres. Wij gingen in gesprek met haar.
OOTW: Begon het voor jou als auteur allemaal met het eerste boek in de Luotisade-trilogie, Schaduwen der verdoemenis, of had je al eerder korte verhalen of romans geschreven? Natascha: Ik startte met mijn eerste verhaal toen ik twaalf was en met Luotisade begon ik op mijn zeventiende. In de jaren daartussen heb ik verschillende verhalen geschreven, maar ik had er nooit een beëindigd. Inmiddels heb ik – zelfs aan mijn eerste verhaal – wel een einde geknoopt. Maar Luotisade was wel het eerste verhaal waar ik serieus over was en dat ik echt wilde uitgeven. OOTW: Welke boeken las je in je jeugd? Had je toen al interesse voor fantasy, historische gebeurtenissen en romantische verhalen? Natascha: Ik las heel veel van Carry Slee, dus dat waren wel boeken met ‘hedendaagse problemen’. Verder was ik ook gek op boeken waarin mensen in de wildernis moesten overleven, al weet ik die titels niet meer. Mijn liefde voor fantasy kwam wat later, zo rond mijn dertiende kreeg ik de Lord of the Rings dvd’s voor Sinterklaas en daarmee werd mijn liefde voor fantasy geboren. Tijdens de middelbare school heb ik niet heel veel gelezen (dankzij de verplichte literatuur) – al stortte ik me wel op In de Ban van de Ring. Pas na de middelbare school begon ik weer meer te lezen en brachten de Tunnels-serie van Roderick Gordon & Brian Williams, de Erfgoed-serie van Christopher Paolini en later ook Harry Potter me naar de fantasy. Alleen wat de boeken betreft, fantasyfilms vind ik leuk zolang ik me kan herinneren. Wat de historische boeken betreft, heb ik vooral veel van Bernard Cornwell gelezen, maar eigenlijk lees ik niet veel historische verhalen. OOTW: Kan je je nog precies het moment herinneren waarop je dacht ‘Nu ben ik echt auteur’? Wanneer was dat? Natascha: Ik debuteerde in 2016 en gaf toen een drukbezochte Trolls & Pirate party om het uitkomen van mijn boek te vieren. Dat was wel het moment waarop mijn droom om auteur te worden uitkwam. OOTW: Kan je enkele inspiratiebronnen noemen voor je Luotisade-trilogie? Natascha: Zowel Tolkien als Paolini (die natuurlijk ook behoorlijk geïnspireerd was door voorgenoemde) waren inspiratiebronnen. Ik wilde ook een wereld scheppen waar verschillende volkeren woonden. Wel wilde ik iets anders dan de klassieke elfen, mensen, dwergen en orkachtige wezens. Tijdens het verzinnen van die wereld was ik op vakantie in Noorwegen, wat door de vele afbeeldingen en beelden van trollen ook zeker een stempel op de trilogie heeft gedrukt. Ook las ik in die tijd de Winterkoning-boeken van Bernard Cornwell, wat me inspiratie gaf voor de gevechten die stonden te gebeuren. Het zou alleen nog jaren duren voor die ook daadwerkelijk op papier kwamen, haha. OOTW: Had je voor Luotisade meteen het plot voor de drie boeken in je hoofd, of heb je nog veel verhaalelementen bedacht tijdens het schrijven? Wist je altijd al dat het een trilogie zou worden? Denk je ooit nog een andere trilogie te schrijven? Natascha: Ik wilde er aanvankelijk één verhaal van maken. Tot ik op de 180.000 woorden zat en dacht: hmm, dit wordt wel erg lang hè? Toen ben ik toch drie delen gaan “plotten” en is dat deel dat ik al had het eerste deel geworden. Plotten houdt voor mij in dat ik de grootste gebeurtenissen opschrijf; ik laat mij tijdens het schrijven ook nog graag verrassen. Ik wist ook niet hoe de trilogie zou eindigen tot ik daadwerkelijk daar was. Of ik ooit nog een andere trilogie ga schrijven? Misschien wel. Ik weet het niet. Ik zou er niet op voorhand voor kiezen, maar het kan zeker zo zijn dat ik een verhaal in mijn hoofd heb en dan ondervind dat er drie boeken voor nodig zijn om het te vertellen. OOTW: Luotisade is high fantasy. Hou je ook van andere vormen van fantasy? Welke fantasyboeken die je de laatste jaren las, vond je heel goed? Natascha: Ik hou van variatie. Ik zal vast nog wel eens high fantasy schrijven, maar voorlopig vind ik het leuker om andere dingen uit te proberen. Zo ben ik nu bezig met de afronding van een tijdreistweeluik, ga ik dit jaar een steampunkverhaal schrijven en heb ik plannen voor twee manuscripten die wat meer een SF-inslag hebben. Ik zou ook nog graag eens een dystopisch verhaal schrijven. De afgelopen jaren heb ik heel veel boeken van Nederlandse bodem gelezen. Het patroon van Dianne Arentsen, Muren van ijs van Nanouk Kira en Terras Altas van Patty van Delft zijn daarvan mijn favoriet. Verder vind ik de boeken van TJ Klune ook erg goed, dat was mijn ontdekking van vorig jaar. The Sunbearer Trials van Aiden Thomas was mijn favoriet van vorig jaar: fantasy die door Indiaans-Amerikaanse folklore geïnspireerd is. Ik heb een master in de Meso-Amerikaanse en Zuid-Amerikaanse archeologie gedaan, dus verhalen in zo’n setting zijn echt wel mijn ding. OOTW: Hoe anders was het om na Luotisade novelles als Wachter van het dodenpad en Duistere dromen (allebei fantasy) te schrijven? Voor welke uitdagingen stelt een novelle jou als auteur, vergeleken met een trilogie? Natascha: Het scheelt wel dat ik tussen Luotisade en Wachter van het Dodenpad eerst nog Leviathan schreef – dat was een stand alone. Maar het is natuurlijk wel even wennen, ja. Lezers verwachten toch een beetje dezelfde diepgang van een novelle als bij een volwaardig boek, dat is best een uitdaging. Zeker bij fantasy-novelles moet je toch wat wereldbouw laten zien, personages voldoende diepgang geven en voor een goede opbouw en bevredigend einde zorgen. Ik moest daarbij dus meer plotten dan dat ik bij een roman zou doen. OOTW: Hoe kwam de samenwerking met Leah Nicolai tot stand om samen De verdwenen vaders te schrijven? Ontwikkelden jullie samen het plot? Komt er een vervolg? Kan je wat reacties van jonge lezers op het eerste boek geven? Natascha: Leah en ik hebben elkaar jaren geleden ontmoet via de verhalenwebsite Quizlet.nl (Inmiddels Qreaties.nl). We spraken af en toe af om samen te schrijven, ieder aan ons eigen verhaal, en hadden het eens over wat we nog in de toekomst wilden schrijven. Wat bleek? We wilden beiden nog eens een serie schrijven voor kinderen. Een verhalenreeks vol avontuur, waarbij ze steeds in een ander land een mysterie moesten ontrafelen. Dus we sloegen algauw aan het brainstormen, maakten een lijst van landen, mythen en andere ideeën. De ideeën voor een avontuur in Mexico waren het meest uitgebreid, dus daar begonnen we mee. We werkten allebei twee personages uit en daarna maakten we een overzicht van de hoofdstukken, met 2-3 gebeurtenissen die daarin plaatsvonden. We hadden ieder onze eigen personages en konden aan de slag. Het vervolg – al is het los te lezen – is inmiddels af en zal aan het einde van dit jaar verschijnen. Waar het derde deel over zal gaan weten we ook al, daar gaan we volgend jaar mee aan de slag. Het boek wordt goed ontvangen. Kinderen vinden het spannend en ze vinden het vooral leuk dat het vanuit vier perspectieven wordt beschreven. Ze herkennen zich altijd wel in iemand, precies wat we graag wilden. OOTW: Je koos voor een leuk en herkenbaar pseudoniem als N.D. Frost voor je biker romances. Lees je zelf veel feelgood en new adult? Hoe ben je in deze genres gerold? Vind je het een heel andere manier van schrijven dan fantasy, of zijn er net veel parallellen? Natascha: Ik lees zelf nauwelijks feelgood – behalve voor mijn werk. Het is ook echt geen favoriet genre van me. Mijn bikerboeken zijn dan ook eerder het tegenovergestelde, ze zijn behoorlijk dark. Veel new adult lees ik eigenlijk ook niet, al wil ik dat wel wat meer gaan doen. Ik ben er eigenlijk ingerold doordat ik veel fanfictie schreef over de serie Sons of Anarchy. Een keiharde serie over een motorbende, met veel drama en personages met veel diepgang. Ik vond het heel intrigerend om een kijkje te krijgen in dat bendeleven en de invloed te zien die dat op allerlei vlakken heeft. Aan de ene kant is het een hechte, als familie voelende gemeenschap, en aan de andere kant is er veel geweld en dreiging enzovoort. Ik schrijf graag over personages die een beetje op de rand van de samenleving leven, die morally grey zijn en daardoor vond ik het leuk om deze wereld ook met eigen personages te verkennen. De verhalen die ik schreef stonden echter zo los van de serie dat ik ze heel makkelijk kon omschrijven naar op zichzelf staande verhalen. Ieder fantasyproject is anders voor mij en dat geldt ook voor mijn bikerboeken. Ik vind dat het in het new adult-genre wat moeilijker is om origineel te zijn, dus daar zit een uitdaging. Zeker als er zo’n populaire serie over dat thema bestaat, daar moet het dan niet te veel op lijken. In beide genres kun je natuurlijk dezelfde soort thema’s verwerken en mijn fantasyboeken hebben – op Duistere dromen na – ook een belangrijk romantisch aspect, terwijl mijn bikerboeken gevuld zijn met actie. Dus daar zie ik zeker overeenkomsten. De enige vreemde eend in de bijt is de novelle Just Friends, die vorig jaar verscheen. Dat neigt meer naar feelgood. Fun fact: oorspronkelijk was dit een soort prequel van een heel donker vampierverhaal. Ik wilde het koppel dat daarin de hoofdrol speelde wat beter uitwerken en dat leidde tot die novelle (die ik aanvankelijk nooit van plan was uit te geven). Het oorspronkelijke verhaal is daarentegen nooit afgeraakt, haha. Theo Barkel kennen we als auteur van onder meer de Thorsen en Daine-boeken, Het chagrijnige slagzwaard, de Shadajaël-reeks en vele korte verhalen. Hij beheert ook Uitgeverij Macc, dat onder andere fantasy, horror en SF uitbrengt, en Uitgeverij Life. Theo Barkel werkte ook jarenlang voor het tijdschrift en de vereniging SF Terra, in vele functies. Hij houdt enorm van de Perry Rhodan-boeken. Vorige week lazen jullie het eerste deel van het interview. Hieronder vinden jullie het tweede deel. OOTW: Neem ons eens mee in je schrijfproces, Theo. Kan je ons vertellen hoe je inspiratie opdoet? Hoe komt een idee tot jou? Ben je een auteur die vaak verhalen/romans herwerkt of staat het meestal meteen goed op papier bij jou? Theo: Inspiratie komt op alle mogelijke en (meestal) onmogelijke momenten en uit alle hoeken die je maar kan verzinnen. Een opmerking van iemand die mijn fantasie totaal anders interpreteert dan bedoeld is, mijn kinderen of kleinkinderen die iets grappigs doen. Soms is voor een leeg blad zitten en van jezelf eisen dat er over een kwartier de basis van een verhaal op staat genoeg. Zo is Het Chagrijnige Slagzwaard trouwens ontstaan. De hoofdredacteur van SF-Terra belde mij op. Er was een artikel uitgevallen en de deadline was over twee dagen. Of ik iets had om 4 pagina’s te vullen. Nee dus, maar ik zei “ja hoor.” Dus achter een leeg papier gaan zitten en op het einde van de dag was het korte verhaal ‘Het Chagrijnige Slagzwaard’ klaar. Sommige ideeën duren langer. Zo ben ik al heel lang van plan om een post-apocalyptisch verhaal te schrijven, maar geen enkel idee was goed genoeg, totdat ik naar de Engelse detectiveserie Silent Witness zat te kijken en ik in fantasie zag hoe een patholoog tientallen meters aan metaal uit een lijk haalde in plaats van één klein dingetje. Het was de aanzet van een idee dat ik met Johan verder ontwikkelde en dat we samen gaan schrijven dit jaar. Als ik eenmaal ga schrijven, schrijf ik meestal een paar duizend woorden per dag, lees het de volgende dag of daarna door, verbeter het waar nodig en ga verder. Meestal weet ik welke richting ik uit ga en waar ik (ongeveer) wil eindigen. De rest komt vanzelf, dat is de magie van het schrijven. Ter plekke komen de beste ideeën op. De humoristische situaties in Het Chagrijnige Slagzwaard bereid ik ook meestal niet voor, dat komt op het moment tijdens het schrijven. Met korte verhalen wil ik uiteindelijk wel eens twijfelen over het eindresultaat. Ben ik niet wat ‘over the top’ gegaan? Maar dat hoor ik vanzelf van de redacteur. Over het algemeen is die twijfel overbodig, maar blijft toch een beetje. OOTW: Heb je de tijd om dagelijks / wekelijks te schrijven of is het daarvoor te druk voor jou? Wanneer schrijf je zoal? Theo: Daar is het helaas te druk voor. Ik zou wel willen, daarom schrijf ik tegenwoordig redelijk wat korte verhalen. Dat stilt de behoefte om te schrijven een beetje als ik de kriebels krijg. Als ik een langer manuscript af heb schrijf ik meestal maximaal een paar weken niet, dan houd ik het echt niet meer uit en is er altijd wel een verhaal dat eruit moet. Meestal schrijf ik dan ’s middags als ik mijn agenda grotendeels leeg heb gekregen. Goed stuk muziek op en gaan. Vaak is het dan ineens een uur of 5 en heb ik dat echt niet door. Vandaar dat het samen met Johan schrijven vaak ook zo vlot gaat, want dan steek je elkaar ook nog eens aan met ideeën. Dan bouw ik het echt in mijn agenda in en kan ik die tijd ook nemen omdat ik weet dat ik het anders toch wel doe, ook al staat mijn agenda het eigenlijk niet toe. OOTW: Je nieuwste boek is Tsaar Poetin, een verhalenbundel. Hoe kwam je bij de figuur van Poetin terecht? Zijn de verhalen thematisch aan elkaar gelinkt? Gaat het om allemaal nieuwe verhalen of zitten er ook verhalen bij die je al een tijd geleden schreef? Als liefhebber van korte verhalen wil ik jou trouwens uitdrukkelijk bedanken voor de vele verhalenbundels die Macc uitgeeft. Theo: We leven in een voor een schrijver dankbare wereld met figuren als Trump (voor de oplettende lezer) en Poetin op het wereldtoneel. Dat smeekt gewoon om speculatie over hoe dit allemaal verder gaat. Daarnaast ben ik altijd een fan geweest van de verhalen op Mars zoals De Kronieken van Mars van Ray Bradbury en Het rode zand van Mars van Arthur Clarke. Stel nou dat we echt zo dom zijn om onze Aarde ten onder te laten gaan aan oorlogen en we gedwongen worden om in de asteroïdengordel, op Mars en in ruimtesteden te gaan wonen? En wat gebeurt er dan met de schuldigen? Voor de eerste twee Verhalen Vertellers bundels had ik al enkele verhalen over Mars geschreven met een eigenzinnige geleerde in de hoofdrol en zo was er eindelijk de mogelijkheid om een bundel waarin Mars centraal staat te schrijven. Een beetje in de stijl van Clarke, dus geloofwaardig qua opzet en tijd en zo. Vervolgens is het dan wel leuk om een rode draad door de verhalen te weven waardoor ze toch allemaal aan elkaar gelinkt zijn. Dat is het leuke van dit soort verhalenbundels, verhalen die niet geschikt zijn voor een hele roman kan je zo toch tot een hele roman verwerken – en het is lekker afwisselend! Ik ben sowieso een liefhebber van verhalenbundels, maar dat zal geen verrassing zijn. Vroeger las ik Ganymedes en Galerij der Giganten. Het is een prachtige gelegenheid om kennis te maken met nieuwe schrijvers. En er zitten soms echt juweeltjes tussen die korte verhalen. Ik geniet nog steeds van bijvoorbeeld ‘In het witte hert’ van Arthur C. Clarke. Dat is ook de reden dat we met Verhalen Vertellers zijn begonnen: makkelijk kennis maken met nieuwe auteurs en de auteurs een kans te geven om zich te uiten in korte verhalen. Dat daar ooit een griezelversie op zou volgen, was eigenlijk slechts een kwestie van tijd. Zoveel griezelbundels zijn er tenslotte niet… OOTW: Je bent ook vertaler en redacteur. Uit/naar welke taal/talen vertaal je? En waarop let je vooral bij het redigeren: inhoud, taal, stijl of allemaal? In hoeverre vind je dat een redacteur een auteur en diens verhaal/roman moet/kan/mag bijsturen? Theo: Vanuit het Duits en Engels naar Nederlands en sporadisch van Nederlands naar Engels. Bij een vertaling wil je vanzelfsprekend de stijl van de auteur behouden, maar vaak ben je meer aan het ‘hertalen’ dan vertalen. Engelse uitdrukkingen zijn vaak heel anders dan Nederlandse. Duitsers hebben dan weer de neiging om hele lange zinnen te maken, en dat werkt niet goed bij ons. Dus dan vraag ik me af: “Hoe zou de auteur dit in het Nederlands gezegd hebben? Hoe vertaal ik dit zonder het geweld aan te doen?” Het gebeurt maar al te vaak dat iets bijvoorbeeld letterlijk vertaald wordt dat figuurlijk bedoeld is of er een typische uitdrukking is waar je als Nederlander helemaal niets mee kan. Daar moet je dan een equivalent voor vinden. De taak van redacteur vind ik zelf een hele leuke. Je werkt met de auteur samen om zijn manuscript naar een hoger plan te brengen. Soms begint dat met “schrap maar 10%”. Niet een opmerking die iedereen even leuk vindt, maar als ze zien hoe het manuscript ervan opknapt als je overbodige zaken eruit sloopt, draait dat meteen bij. Als je te veel moet bijsturen, dan komt het manuscript waarschijnlijk niet door de eerste keuring bij ons, want dan is het simpelweg nog niet goed genoeg om redactioneel mee aan de slag te gaan. Ik ben dan ook geen voorstander van te veel bijsturen. Het is tenslotte niet mijn verhaal, maar dat van de auteur. OOTW: Kan je ons een paar leuke anekdotes vertellen over je tijd bij SF-Terra? En wat waren daar jouw persoonlijke hoogtepunten? Theo: Haha, daar zijn zoveel leuke anekdotes over te vertellen, maar twee springen eruit. Ten tijde van het gekloonde schaap Dolly kreeg ik de opdracht om een artikel over klonen te schrijven. Vanwege de grote media aandacht zou het vier pagina’s krijgen, dus een flink artikel. Nou heeft Arthur C. Clarke in Imperial Earth een gekloonde hoofdpersoon en heeft hij in het boek tevens beschreven hoe het klonen in zijn werk is gegaan. Dus ik dacht: Wat is er leuker dan aan Arthur Clarke zelf commentaar te vragen? Dus ik belde internationale informatie op en vroeg naar het telefoonnummer van de heer Arthur C. Clarke in Colombo, Sri Lanka. Ik kreeg tot mijn verbazing moeiteloos twee nummers en belde de eerste op. Ik kreeg meteen een secretaresse aan de telefoon en vroeg of Arthur aanwezig was. “Ja hoor, ik verbind u door,” zegt de mevrouw vriendelijk en enkele seconden later hoor ik hoe Arthur Clarke zich meldt aan de andere kant… Dus na even slikken stel ik mezelf voor, vertel waarvoor ik bel en van kinds af aan een enorme fan ben. De zenuwen zullen waarschijnlijk wel aan de andere kant uit de telefoon gedropen zijn, want hij begon te lachen, stelde mij op mijn gemak en ik kreeg mijn interview. Ik heb dat vervolgens verwerkt in het artikel en opgestuurd. Het duurde niet lang voordat ik een stomverbaasd telefoontje van de hoofdredacteur kreeg. “Heb jij Arthur C. Clarke geïnterviewd?" Waarop ik zo droog mogelijk zei: “Ja, hoezo?” Een ander interview dat me altijd bij is gebleven, is dat met Jeff Wayne van het album Jeff Wayne’s Musical Version of War of the Worlds. Hij zou naar Nederland komen voor een concert. Een mooi moment om mijn liefde voor muziek te combineren met die voor SF. Via zijn productiemaatschappij lukte het me om Jeff Wayne zelf te pakken te krijgen en hem te strikken voor een telefonisch interview. Het werd een ontzettend leuk interview, vooral omdat ik muzikaal goed onderlegd ben en hij niks uit hoefde te leggen wat dat betreft. Uiteindelijk gaf hij me op het einde ook nog eens een aantal vrijkaartjes en een Meet & Greet. Dus we hebben kaartjes weggegeven in het blad en toen hij optrad in Amsterdam hebben we hem na het concert ontmoet. OOTW: Wat maakt voor jou Perry Rhodan top? Hoe leerde jij Perry Rhodan kennen? Theo: De hele opzet van de serie is geweldig. De makers, K.H. Scheer en Clark Darlton, hebben van het begin af aan groot gedacht en ze zijn erin geslaagd om een aantal geweldige schrijvers in het Duitse taalgebied te vinden. Het begin is zo simpel: Perry Rhodan landt op de maan en vindt daar een gestrand ruimteschip van de Arkoniden. Dankzij hun techniek voorkomt hij een wereldoorlog (kunnen we nu wel gebruiken denk ik), verenigt de Aarde en gaat het heelal verkennen. Waar in andere boeken of series de ruimteschepen een paar honderd meter groot zijn, zijn ze bij Perry Rhodan een paar kilometer in doorsnee. De slechteriken zijn ook een maatje groter, machtige wezens uit andere dimensies die ver boven de mensheid staan, noem maar op. Vermenigvuldig alles wat je gewend bent en doe daar een vaak hele goede verhaallijn bij en je komt in de richting van wat je kan verwachten. Regelmatig hoor ik iemand een goed, origineel verhaal vertellen van een nieuw boek dat hij onlangs gelezen heeft, waarvan ik dan denk “Heb ik 20 jaar geleden al in de Perry Rhodan gelezen”. Daarnaast is het gewoon heerlijke Space Opera. Avonturen ver in het heelal. Mijn oude buurman in Rotterdam, dat was rond 1975 dus ik was een jaar of 7, las de serie en gaf hem aan mijn vader met de opmerking dat hij het vast ook leuk zou vinden. Dat was dus inderdaad het geval en niet lang daarna ben ik ook begonnen. Dat was rond nummer 460 en we zijn nu aan 3254 (De Duitstalige reeks, in Nederland zitten ze in de 2700). OOTW: Heb je leestips voor ons in SF/F/H, zowel Nederlandstalig als anderstalig? Theo: Ik heb helaas niet zoveel tijd om andere boeken te lezen, maar als ik dat doe, blijf ik vaak in Duitsland hangen. We zijn in Nederland heel erg georiënteerd op Engeland en Amerika, maar Duitsland heeft echt hele goede auteurs. Neem Michael Peinkofer of Andreas Eschbach. Beide zijn gepubliceerd in Nederland en hebben hele goede boeken op hun naam staan. Als je echter Duits kunt lezen, zou ik toch eens een blik over de grens werpen, want daar is veel meer uitgekomen dat zeer de moeite waard is. Wat de Engelstalige schrijvers betreft vind ik Tad Williams erg goed. Wie ik in Nederland heel goed vind schrijven is Roderick Leeuwenhart. Ik heb me erover verbaasd hoe goed zijn stijl aansluit bij die van Tais Teng. OOTW: Je schrijft ook boeken samen met Johan Klein Haneveld. Hoe werkt zo’n samenwerking concreet? Gaat het makkelijk om elkaars schrijftempo te volgen? Plegen jullie vaak overleg? Staat het plot al op voorhand vast? Schrijf je overigens ook samen met nog andere auteurs? Theo: Die samenwerking met Johan is heel natuurlijk. Iemand komt met een idee dat we vervolgens samen verder uitwerken en op papier zetten, iets wat ik voor mijn eigen boeken niet doe, maar als je samen met iemand schrijf moet je wel, want je moet allebei weten waar je naartoe schrijft om te voorkomen dat je in de problemen komt. Vervolgens gaan we via Google Docs schrijven. Dat werkt uitstekend. Je kan er beide tegelijkertijd in werken, dus het komt dan ook voor dat de ene aan het schrijven is en de ander doorneemt wat er eerder is geschreven en hier en daar wat verbetert. We hebben ook afgesproken dat we elkaar mogen verbeteren, zo gaan de twee stijlen helemaal in elkaar op en weet ik vaak zelf niet meer wie wat heeft geschreven. Je houdt automatisch rekening met elkaars schrijfstijl, past die op elkaar aan en houdt rekening met de agenda van de ander. Vroeger op school heb ik met een hele goeie vriend een verhaal geschreven en toen zaten we echt bij elkaar op de slaapkamer en was het de hele avond dolle pret. Dat verhaal ligt nu bij hem, maar koesteren we en zal nooit gepubliceerd worden… Binnenkort ga ik met Roger Kilmore aan het derde deel van Het Chagrijnige Slagzwaard beginnen. In Verhalen Vertellers 6 komt daar al een klein voorproefje van. Dat derde deel was ik eigenlijk niet van plan, maar hij kwam met zo’n leuk idee dat de verhaallijn van het hele derde boek in recordtijd in elkaar zat. OOTW: Ik ben een grote horrorfan. Jouw horrorboeken en ook je griezeljaarboek, waarvan nu twee edities uit zijn en er een derde uitkomt in het najaar van 2023, zijn op dat vlak schitterende initiatieven. Vind jij persoonlijk dat er in het Nederlandse taalgebied evenveel aandacht is voor horror als voor fantasy en SF? Hoe denk je dat zowel auteurs, uitgeverijen als lezers nog meer kunnen doen om horror bij ons tot bloei te laten komen? Theo: We zijn met Uitgeverij Macc heel lang een van de weinige, misschien zelfs enige, geweest die veel deden op horrorgebied. Voor fantasy is er altijd heel veel aandacht geweest sinds de Lord of the Rings films, maar voor horror niet. SF gaat de laatste jaren gelukkig een stuk beter. Vampieren & Demonen is volgens mij zelfs de enige (jaarlijkse) griezelbundel in ons taalgebied. In de jaren tachtig heeft Tais Teng met het Griezelgenootschap veel succes gehad. Misschien moeten we weer zo’n genootschap opzetten, de Horrorbond of de VVV (Vereniging Voor Vampieren) of zo, waarin de auteurs om middernacht in een tochtig en behekst kasteel bij elkaar komen waar een demon hun verhaaltjes vertelt om vooral niet bij in slaap te vallen. Ik zou zo’n initiatief zeker toejuichen. Dus laat het wat mij betreft vooral horen! OOTW: Welke persoonlijke schrijfprojecten zou je graag nog willen realiseren? Theo: Er is één heel persoonlijk project dat ik wil realiseren. Enkele jaren geleden kwamen de specialisten in het UZA (Universitair Ziekenhuis Antwerpen) erachter dat de Nederlandse doktoren er 20 jaar lang faliekant naast hadden gezeten met hun epilepsiediagnose bij mij. Een second opinion in het UZA bracht serieuze hartproblemen aan het licht: een ritmestoornis en een lekkende hartklep. Drie ritmestoornisingrepen en een zware hartoperatie verder is het probleem zo goed als mogelijk opgelost. De specialisten in het UZA hebben hiermee mijn leven gered. Als ik op de Nederlandse artsen had vertrouwd en niet voor een second opinion naar België was gegaan, was ik er niet meer geweest. Mijn volgende SF-boek wil ik dan ook opdragen aan de drie specialisten in het UZA die mijn leven gered hebben. Het verhaal zal dan ook heel wat medische raakvlakken hebben. Het is simpelweg niet in woorden uit te drukken als je tegenover iemand zit aan wie je je leven te danken hebt. Die dankbaarheid is onbeschrijfelijk en voel ik bij alle drie de specialisten, maar het heeft een jaar geduurd voordat ik met droge ogen tegenover de hartchirurg kon zitten die mijn leven gered heeft met de laatste operatie. Dit is ook de reden dat ik me zo boos kan maken over de trieste toestand van de Nederlandse gezondheidszorg. Tien jaar liberaal beleid heeft het geen goed gedaan. Voor degene die hier meer over willen weten is mijn boek Epilepsie… of niet een aanrader. OOTW: Welke boeken staan er op stapel bij Uitgeverij Macc en Uitgeverij Life in 2024? Theo: Natuurlijk komt Verhalen Vertellers 6 eraan, en die is weer erg mooi, en de derde Vampieren & Demonen. Daarnaast werken we hard aan de nieuwe Uschi Zietsch: het zesde en laatste deel van de Woudzee Kronieken, Hatar Stygan, zal dit jaar uitkomen. Verder het eerste deel van Dark Crows, romantische horror van Nadine Stenglein. Uit België zal de nieuw Guido Eekhaut komen, Shadow Game, een cyberthriller, en we zijn bezig met een verhalenbundel van Guido. Ik heb Guido altijd erg bewonderd en ben trots om hem uit te geven. Esther Geurts, die haar debuut al heeft beleefd in Verhalen Vertellers en Vampieren & Demonen, zal met haar eerste boek uitkomen, Blogger en bewaarder. We gaan nog veel van haar horen, denk ik, want ze is erg goed. Het nieuwe boek van Johan Klein Haneveld komt eraan, De jongen die met Geesten sprak en zelf ga ik binnenkort ook aan de nieuwe Shadajaël beginnen, die zich trouwens af zal spelen in mijn geboortestad. De nieuwe Castlefest Kronieken zal van mijn hand zijn en met Het Zwarte Gat hebben we een hele goede psychologische thriller van Coen van Os, ook een nieuwe ster aan het firmament. Het volgende deel van Als Werelden Botsen van Martijn Kregting en natuurlijk komt de nieuwe Karel Smolders uit, De zwarte ster. Lekkere Sciencefiction uit België, een mooie om mee te eindigen, denk ik. www.uitgeverijmacc.nl www.uitgeverijlife.nl www.theobarkel.nl https://www.facebook.com/groups/2857124374537882 (Maccazine, de Facebookgroep van de uitgeverij) https://www.facebook.com/profile.php?id=100063606061033 (Facebookpagina van Uitgeverij Macc) https://www.tiktok.com/@uitgeverijmacc https://www.smashwords.com/profile/view/UitgeverijMacc Theo zit links, aan de rechterkant zijn vaste fotograaf , kunstenaar en goede vriend Ruud Lips (van hem komt ook de eerste omslag van Shadajaël, dus niet de omnibus met de eerste drie delen, maar het originele eerste deel) in het midden Jeff Wayne en naast hem de prijswinnaars.
Theo Barkel kennen we als auteur van onder meer de Thorsen en Daine-boeken, Het chagrijnige slagzwaard, de Shadajaël-reeks en vele korte verhalen. Hij beheert ook Uitgeverij Macc, dat onder andere fantasy, horror en SF uitbrengt, en Uitgeverij Life. Theo Barkel werkte ook jarenlang voor het tijdschrift en de vereniging SF-Terra, in vele functies. Hij houdt enorm van de Perry Rhodan-boeken. Tijd voor een gesprek! Vandaag posten we het eerste deel van het interview, volgende zondag het tweede deel.
OOTW: Theo, welke boeken las je in je jeugd, en zaten daar ook boeken bij die je interesse in SF/F/H aanwakkerden? En welke tv-series hebben jou op dat vlak beïnvloed? Theo: Toen ik klein was las ik graag strips (Asterix, Gigantik en Michel Vaillant). Na een hele korte periode jeugdboeken als Arendsoog en Euro 5 (ja, toen zat de SF er al in) en de SF-reeks over Mark Stevens van Felix Thijssen las ik al op vrij jonge leeftijd boeken van Arthur Clarke, Larry Niven, Ray Bradbury, noem alle Grote Ouden maar op. Mijn vader was een groot SF-liefhebber en heeft me zonder meer aangestoken. Hij was ook degene die, dankzij onze buurman in Rotterdam, Perry Rhodan ging lezen. Voor degenen die deze serie niet kennen: dit is de grootste SF serie ter wereld. Een alternatieve geschiedenis van de mensheid die door Perry Rhodan naar de sterren geleid wordt en nu al meer dan 60 jaar oud is. Nieuwsgierig geworden waarom mijn vader ieder deeltje de dag dat het uitkwam al uit had, ben ik ze ook gaan lezen en werd heel snel aangestoken door het virus. Ik denk dat ik toen een jaar of 8 was… Mijn favoriete TV-series uit die tijd spreken ook voor zich, Space 1999, Buck Rogers, Doctor Who. Ik denk dat vooral het groter denken, kosmisch denken zogezegd, het denken voorbij je eigen horizon dus mij daarin aansprak. Vooral Perry Rhodan en Doctor Who waren hier erg goed in. OOTW: Was je de leerling die op school al mooie opstellen schreef of was het echt ‘privé’ dat je verhalen schreef? Theo: Het begon privé op een kladblaadje. Ik kan me herinneren dat ik een alternatieve versie schreef van een aflevering van Space 1999 omdat ik de verhaallijn niet goed en logisch vond. (De aflevering nu terugkijkend vind ik dat nog steeds trouwens). Zo rond de derde klas (groep 5) begon het ook op school. Ik was de enige in de klas die met gemak een A4 vol schreef als we een opstel moesten schrijven. Iemand of iets op de hak nemen (vooral de leraar) was toen al een favoriet onderwerp… OOTW: Wat beschouw je als het belangrijkste korte verhaal vroeg in je carrière, en waarom? En kan je ons hetzelfde vertellen over je belangrijkste roman? Theo: O God, confession time! Dat was een SF-verhaal over melk. We kregen een magazine op school over schoolmelk en daar stond iedere keer “een maf verhaal over melk” in zoals ze het noemden. “Dat kan ik ook” moet ik gedacht hebben en schreef een idioot verhaal over een melkfles die ontvoerd werd door aliens en in de Melkweg belandde. Vervolgens werd het geplaatst, hetgeen mijn eerste publicatie was en dus een heel belangrijk moment voor mij. “Zie je wel, ik kan het!” En trouwens een boekenbon van 50 gulden opleverde, waar ik een boek over ruimtevaart van Chriet Titulaer van gekocht heb. Mijn belangrijkste roman is denk ik Het Chagrijnige Slagzwaard, alhoewel ik gevoelsmatig ook naar Thorsen & Daine neig omdat dat mijn eerste complete SF-roman was en ik daar gewoon erg trots op ben. Het Chagrijnige Slagzwaard echter was een onverwacht succes dat begon als kort verhaal in SF-Terra, eigenlijk als persiflage op alle standaard fantasy, want ik ben in mijn hart een SF-schrijver en geen fantasyschrijver. Talloze mensen vroegen me daarna hoe het verder ging, waardoor ik min of meer gedwongen werd om het boek te schrijven. Je staat er niet bij stil op het moment dat je het schrijft, dat het zo in de smaak valt bij mensen. Ik werd zelfs op scholen gevraagd om tijdens boekbesprekingen te komen. En nu ga ik binnenkort met Roger Kilmore aan het derde deel beginnen. OOTW: Je bent een enorme muziekliefhebber/kenner. Je speelt ook zelf. Stop je vaak muziek in je verhalen of hou je die twee werelden liever gescheiden? Naar wat voor muziek luister je het vaakst, en wat speel je zoal zelf? Theo: Ik ga proberen dit beknopt te beantwoorden (maar dat gaat niet lukken, denk ik). Ja, ik ben een enorme muziekliefhebber. Dat zit ook bij ons in de familie. Mijn vader speelde orgel, mijn moeder zat op een koor en minstens de helft van mijn ooms en tantes spelen een of meerdere instrumenten. Ik gebruik het ook regelmatig in verhalen. In Tsaar Poetin staat een eerbetoon (het laatste verhaal, ‘Monolith Blues’) aan mijn favoriete gitarist (Jan Akkerman) en ik heb ook bijvoorbeeld een verhaal geschreven over een wedstrijd waarin de ruimteschepen bestuurd werden door middel van het bespelen van je muziekinstrument. Ook in De Bar met de Duizend Deuren staat een op muziek gebaseerd verhaal van mij. De dondergod Thor op een drumstel, kan je het je voorstellen? Ik vind het altijd leuk om onverwachte zaken te combineren. Ik luister zelf graag naar blues, rock, de betere luisterpop, een beetje jazz en soms klassiek en heb in het verleden, toen ik veel interviews deed voor verschillende kanalen, nagenoeg al mijn favoriete artiesten ontmoet en geïnterviewd, zoals Jan Akkerman, Joe Satriani, Snowy White, Gary Moore en Jeff Wayne. Mijn absolute favoriet, Paul McCartney, is helaas nog niet gelukt. Zelf speel ik alle soorten gitaar, piano, ik kan drummen, mondharmonica en (niet verder vertellen, want ik vind het een vreselijk instrument) ik heb op school blokfluit moeten leren spelen. Alhoewel gitaar veruit favoriet is. De achtergrondmuziek op de TikTok filmpjes en dergelijke zijn ook helemaal van mijn hand. Dus geschreven en opgenomen, want ook daar heb ik alle apparatuur voor. OOTW: Je beheert zowel Uitgeverij Macc als Uitgeverij Life. Welke uitgeverij was er eerst? En hoe kwamen beide uitgeverijen tot stand? Wat geeft Uitgeverij Life zoal uit? Theo: Macc was er het eerst en het resultaat van de afwijzingen op Shadajaël. Toen ik bij SF-Terra redacteur en later hoofdredacteur was heb ik Shadajaël naar verschillende bevriende uitgevers gestuurd. Het commentaar was “Uitstekend geschreven, maar het is horror en dat verkoopt niet”, waarop Nettie (mijn vrouw) en ik zeiden, “Oké, dan doen we het zelf.” Niet lang daarna was Uitgeverij Macc een feit en binnen anderhalve maand hadden we alle kosten uit het eerste boek er al uit. Van daaruit zijn we verder gegroeid tot wat het nu is, en daar zijn we heel erg trots op. Uitgeverij Life kwam later om de hoek kijken en dan voornamelijk omdat er enkele hele gevoelige levensverhalen op ons pad kwamen die we graag uit wilden geven, maar je niet naast Shadajaël op de website zet. Die boeken hadden behoefte aan een eigen plek. Het aangrijpende verhaal van de mysterieuze dood van een dorpsgenoot (Dylan Proosten, vergeet mijn naam niet) was er een van. Mijn eigen bizarre medische geschiedenis (Epilepsie… of niet), met een belangrijke rol voor de Belgische gezondheidszorg trouwens, ook. Daarnaast hebben we verschillende boeken van bekende Nederlanders uitgegeven met Life, zoals paragnost Peter van der Hurk en Tessa van Rossen, allebei winnaars van het programma Het Zesde Zintuig. Tessa is trouwens een ontzettend sympathiek mens. De laatste maanden bereiken ons weer zoveel hemelschreiende verhalen over de Nederlandse gezondheidszorg dat ik de neiging krijg om weer een medisch boek te schrijven om hier aandacht voor te vragen. OOTW: Wie waren de eerste auteurs bij beide uitgeverijen? Hoe kwam je met hen in contact? Theo: Gé Ansems (Macc) en Dagmar van der Krift (Life) zijn twee van de schrijvers van het eerste uur. Gé was echt op zoek naar een passende uitgeverij en de website sprak hem aan. Toen ik zijn Dikke Tot had gelezen, was ik bij de eerste regels al om. Geweldig verhaal. En toen ik Gé voor het eerst ontmoette, was er onmiddellijk een klik. Dagmar stond met Castlefest ineens voor de stand. Ze was vrijwilliger en vroeg of ze een manuscript in kon leveren. Natuurlijk kon dat. Ook met Dagmar was er meteen een goede band. Net als Johan (Klein Haneveld, die ondertussen ook alweer heel wat jaartjes bij ons zit) zijn het allemaal goede vrienden. Dat is ook iets dat de uitgeverij op heeft geleverd en is, denk ik, tekenend voor de manier waarop we werken. Je verwezenlijkt dromen van mensen en ik weet uit ervaring hoe dat leeft. Daar moet je zorgvuldig en met liefde mee omgaan. Daar krijg je vervolgens ook veel voor terug en is iets waar ik heel dankbaar voor ben. OOTW: Uitgeverijen Macc en Life organiseren af en toe bijeenkomsten voor hun auteurs. Dat ziet er op Facebook steevast gezellig uit, te oordelen naar de foto’s. Vertel ons eens hoe het er op zo’n samenkomst aan toegaat. Theo: Ieder jaar organiseren we een schrijversdag. Dat doen we nou al heel lang. Wij nodigen in principe alle schrijvers uit (zover de tuin dat aankan, maar tot nu toe lukt het ieder jaar weer), zorgen voor de catering en verder is het gewoon heel ongedwongen en gezellig. Geen opdrachten, of wat dan ook, niks officieels op een jaaroverzicht na. Gewoon bijpraten, lekker eten en samen zijn. Menig boek of idee is hier ook geboren trouwens. OOTW: Je schrijft in veel genres: SF, horror, fantasy, maar ook non-fictie. Kan je ons zeggen welke elementen jou in elk genre precies aantrekken? En heb je er nood aan om meteen van genre te wisselen als je een project af hebt, of speelt dit niet zo bij jou? Theo: Ik vind zoveel leuk! Ik hou van SF en lees het al bijna mijn hele leven. Het onbekende trekt me aan. De dubbele bodem en levenslessen die veel van de grote, oude SF-auteurs erin hebben gelegd zonder belerend te worden. De toekomstvisie! Arthur Clarke was daar zo ontzettend goed in. Horror is weer een heel ander verhaal. Een goede vriend van me bracht me in contact met de (alweer Duitse) griezelserie John Sinclair, over een Scotland Yard-inspecteur die op bovennatuurlijke wezens jaagt. Samen met mijn katholieke opvoeding levert dat een leuke combinatie op. Veel achtergrondinfo die niet iedereen heeft en die je geweldig kan gebruiken in verhalen. Fantasy ben ik een beetje ingerold doordat er op een gegeven moment zoveel over geschreven werd en ik me er met Het chagrijnige slagzwaard een beetje tegen af wilde zetten, met het bekende resultaat… Vaak schrijf ik wel aan twee soorten romans tegelijk die lekker ver van elkaar liggen. Horror en fantasy bijvoorbeeld, zodat ik afhankelijk van mijn stemming met het ene of andere verhaal verder ga. In principe ga ik het verhaal schrijven dat er op dat moment “uit moet”. Het is vaak heel gevoelsmatig. Als een boek af is ben ik heel even “leeg”, maar dat duurt nooit lang. Er ligt altijd wel één of ander idee klaar en inspiratie ligt altijd op de loer. OOTW: Wat zijn de uitdagingen voor uitgeverijen zoals Macc en Life in Nederland? En hoe ga jij daar als uitgever mee om? Theo: Je moet vanzelfsprekend constant vooruit kijken. En zeker als het om de grote uitgeverijen van Nederland gaat, moet je opboksen tegen veel grotere budgetten. Punt is dus om slimmer te werken. Wij hebben echter zowel in het binnenland als in het buitenland goede relaties die we koesteren en met plezier mee samenwerken. Ook dit jaar is daar weer een leuk resultaat uit gekomen waarvan we binnenkort meer bekend hopen te kunnen maken. OOTW: Waar zie je beide uitgeverijen staan over vijf jaar? Wat zou je graag bereiken? Theo: We zijn al een tijdje druk bezig met het buitenland. De eerste voorzichtige resultaten zijn daar al van, maar dat is slechts een begin. Dit jaar zetten we die plannen verder door. Je moet een lange adem hebben voor dit soort dingen, maar als je het goed voorbereidt en volhoudt zullen de resultaten er ook komen. We verwachten dan ook dat er over vijf jaar wel serieuze buitenlandse resultaten zijn. Met de auteurs die we nu hebben, en met wie we stuk voor stuk heel blij mee zijn, moet dat ook zeker kunnen. OOTW: Hoe steunt een lezer het beste uitgeverijen zoals Macc, Quasis, Celtica, Nimisa etc.? Vanzelfsprekend: boeken kopen. Maar, zijn er manieren om boeken te kopen die uitgeverijen meer steunen? Vanzelfsprekend kan je de boeken kopen via de tussenhandel, en dan het liefst via de echte boekhandel om die te steunen, maar direct bij ons op beurzen en Cons of via onze eigen webshop is natuurlijk de beste manier om uitgevers als ons te ondersteunen. Er blijft minder geld hangen bij de tussenhandel en het geeft ons meer armslag. Tevens hebben wij regelmatig leuke acties zoals gratis miniboekjes die alleen via ons verkrijgbaar zijn en natuurlijk leveren we boeken zoveel mogelijk met handtekening. Al mijn boeken gaan sowieso met handtekening weg. Volgende zondag plaatsen we het tweede deel van het interview met Theo Barkel. Isabelle Plomteux kennen we als auteur van korte verhalen, als redactielid van Fantasize.nl en als medebezieler van de Fantastische Unie (samen met o.a. Sigrid Lensink-Damen). We praten met haar over schrijven, over SF/F/H en over haar andere interesses.
OOTW: Isabelle, wat was het eerste boek dat echt jouw aandacht trok? En welk boek lokte jou naar de wondere wereld van de fantasy? Isabelle: Je begint al meteen met een moeilijke vraag (lacht). Dat was Nijntje, denk ik. Je weet wel, het kinderboekje van Dick Bruna. Ik herinner me nog goed de verwondering die ik als vijfjarige voelde toen ik erin slaagde de letters op het papier tot woorden te verbinden en die woorden vervolgens hardop voor te lezen aan mijn moeder. Ik was helemaal verrukt en dat is eigenlijk nooit meer weggegaan. Ik lees nog steeds alles wat los en vast zit. Van de melkverpakking op de ontbijttafel over essays, non-fictie en poëzie tot literatuur met een grote L. Natuurlijk heb ik binnen dat ruime spectrum voorkeuren, en mijn grootste voorkeur is ‘het fantastische’. Ik zeg met opzet niet fantasy, want dat genre is slechts een (weliswaar belangrijk) onderdeel van de boeken die ik het liefst lees: romans en verhalen die een element bevatten dat in de wereld zoals wij die kennen niet voorkomt of er een heel andere functie heeft. Maar ik wijk af, je vroeg welk boek me naar de fantasy lokte. Ik denk dat die eer te beurt valt aan Heugenis, smart en het sterrenzwaard van Tad Williams. Ik was 23 toen uitgeverij Luitingh-Sijthoff de serie in 1992 naar het Nederlands vertaalde en ik was meteen verkocht. Ik kocht alle delen en heb ze nog steeds. Na Tad Williams ontdekte ik de boeken van Weis en Hickman (de 7-delige serie De poort des doods bijvoorbeeld), De wetten van de magie van Terry Goodkind, waarvan ik vooral de eerste boeken erg goed vond, en natuurlijk De boeken van de Zieners en de andere reeksen van Robin Hobb. En nu ga ik zwijgen, voor ik mijn hele boekenkast opsom. Nee, wacht, toch nog eentje: de boeken van Diana Gabaldon, die iedereen vandaag kent als de Outlander-reeks. OOTW: In 2016 begon je te schrijven. Wat was voor jou de aanleiding om de pen op te nemen? Isabelle: Klopt, ik begon met schrijven in 2016. Ik wist al enkele jaren dat ik de verhalen die in mijn hoofd rondspookten ooit wilde neerschrijven, maar … later. Als ik daar tijd voor zou hebben. Als mijn kinderen het huis uit zouden zijn, als mijn werklast minder zou zijn, als … Het onverwacht opduiken van een levensbedreigende ziekte bij een tot dan kerngezond iemand drukte me met mijn neus op de feiten: tijd heb je niet, Isabelle, tijd moet je maken, en liefst voor het te laat is. Dus ben ik achter mijn computer gaan zitten en ben ik begonnen. Zonder vooropgezet plan, zonder schrijfopleiding, zonder deftige kennis van Word, ik kon eigenlijk niet eens fatsoenlijk typen. Het enige wat ik wist, was dat ik mezelf graag verhalen vertelde en dat mijn schoolopstellen in een ver verleden vaak werden voorgelezen in de klas. Ik had dan ook geen idee of ik het schrijven wel leuk zou vinden, ik wist alleen dat ik het moest proberen. Nu. En toen dook Liz in mijn hoofd op en had ik anderhalf jaar later 1.400.000 woorden bij elkaar. Haar woorden, haar (lange) verhaal. Er was alleen een probleem: ik had de nodige schrijfmeters niet om het goed te vertellen. Onthexing was (is) ingewikkeld, met tientallen personages, uitgebreide magiesystemen, een aantal tijdsprongen en natuurlijk speelt het zich ook op verschillende plekken en in verschillende landen af. Zo’n verhaal vraagt om een zorgvuldig geconstrueerd vlechtwerk aan verhaallijnen, neergezet door een kundig schrijver, en dat was ik dus niet. Ik had gewoon 1.400.000 woorden uit mijn toetsenbord geramd. Eén voordeel: ik kon inmiddels (op mijn manier) typen. En ik wist zeker dat ik wilde schrijven. Moest schrijven. Dus ging ik een schrijfcursus volgen, kocht ik stapels schrijfhulpboeken en liet ik meer ervaren schrijvers en redacteurs delen van Onthexing lezen en becommentariëren (dat was altijd even slikken). Ook waagde ik me aan korte(re) verhalen. Ze zijn niet mijn ideale biotoop, en dat zullen ze denk ik ook nooit worden, zoals je aan de lengte van mijn antwoorden kunt merken, maar je leert er wel een hoop van als schrijver. OOTW: You are an out and proud dragon lover! Vertel eens, wat fascineert jou precies aan draken? Isabelle: Wat me fascineert aan draken? Euh, alles? Ze kunnen vliegen, en dat is niet gewoon wat fladderen zoals een mus of een duif. Nee, ze vliegen zoals draken vliegen: ze zetten de lucht naar hun hand. Ze kunnen vuur spuwen, ze zijn meer dan intelligent, ze schenken je hun vertrouwen (als je dat verdient) en ze zijn recht door zee: what you see is what you get. Maar tegelijkertijd zijn ze ook kwetsbaar. Net zoals veel andere dieren horen draken niet meer thuis in onze moderne wereld. En daar hebben wij mensen behoorlijk wat mee te maken. Het minste wat we voor ze kunnen doen, is hun verhalen vertellen, vind ik. OOTW: Op je website staan een heleboel prachtige verhalen. Dat gaat van fantasy over magisch realisme tot horror. Nu weten we dat jij ook graag SF leest. Schrijf je zelf soms SF? Isabelle: Dank voor het compliment, het is altijd fijn om te horen dat je verhalen graag worden gelezen. Ze bestrijken inderdaad meerdere ‘fantastische’ genres, alleen sciencefiction ontbreekt, zoals je terecht opmerkt. Ik heb het wel geprobeerd hoor, om SF te schrijven, ik heb een (niet gepubliceerd) verhaal geschreven over een familie die zich geen nieuwe huisrobot kan veroorloven en het dus met de gammele Tina moet stellen. Het zoontje van tien heeft een passie voor uitgestorven talen en vindt niets leuker dan te pas en te onpas niet langer bestaande woorden te gebruiken, waardoor Tina natuurlijk helemaal tilt slaat. Daarnaast staat er een SF-verhaal van mijn hand op OOTW, ‘Daraanse assimilatie’. Het gaat over twee ruimtesmokkelaars die een ruimtecapsule met een wel heel merkwaardig iemand bij hun grot vol smokkelwaar aantreffen. Het punt is: mijn SF leest eigenlijk als ‘fantasy in de toekomst’. Dat komt omdat ik absoluut geen wetenschappelijke achtergrond heb, en ik dus niet voldoende technische kennis bezit om de apparaten en machines die de toekomst vormgeven geloofwaardig neer te zetten. Een beetje wetenschapper leest daar zo doorheen. Dan blijf je beter van dat genre weg, vind ik. Maar ik lees het wel heel graag. Zolang de SF niet te wetenschappelijk wordt, tenminste. Dan raak ik met mijn talenknobbel al snel het technische noorden kwijt. Ik heb er ook geen boodschap aan om te weten dat als je q bij x voegt en dat laat versnellen tot y, z in het kwadraat mogelijk wordt. Dat is niet wat ik als lezer in een boek zoek. OOTW: Naast fantasy en SF verzamel je ook kunstboeken. Vindt kunst haar weg naar jouw boeken? Doe je soms inspiratie op voor verhalen in kunstboeken? Of zie je dit als twee gescheiden werelden? Isabelle: Dat is een goede vraag. Inspiratie doe ik door mijn interesse in kunst zeker op, zo kwam ik gisteren op internet nog een bericht tegen over ‘Le trésor de la dame de Vix.’ Ik citeer even: In 1953 legden 2 archeologen nabij Vix (F) de graftombe van de geheimzinnige Vrouw van Vix bloot: een compleet bewaard gebleven prinselijk graf uit de 5e eeuw voor Christus. De archeologen troffen onder meer een enorme bronzen vaas aan: 1m64 hoog, een diameter van 1m27, 208 kg en een inhoud van 1100 liter. Dan beginnen mijn schrijversradertjes natuurlijk onmiddellijk te draaien, des te meer omdat Onthexing zich deels in deze streek (de Côte-d’Or) afspeelt. In dat manuscript is kunst zeker aanwezig, van Romeinse standbeelden tot middeleeuwse handschriften en vervalste schilderijen. Zo’n enorme bronzen vaas, die notabene in het oude Griekenland is gemaakt en dus op de een of andere manier (hoe, in hemelsnaam, en met welk doel?) in de Bourgogne is beland, zou daar prima bij passen. In mijn andere langere (eveneens ongepubliceerde) manuscripten, die zich afspelen in een verzonnen wereld – met draken natuurlijk – gebruik ik kunst om de omgeving tot leven te brengen. Door muurschilderingen bijvoorbeeld, een beeldhouwwerk van twee draken of bronzen bas-reliëfs op een tempeldeur. OOTW: Laten we nog even doorgaan op het lezen. Jij leest veel. Denk je dat het ook mogelijk is voor schrijvers om goede auteurs te zijn/worden als ze weinig lezen, of zelfs niet graag lezen? Isabelle: Mmm, het is natuurlijk niet aan mij om te zeggen hoe iemand zijn of haar schrijftalent kan ontwikkelen, maar persoonlijk lijkt me dat lastig. Dat is zoiets als leren autorijden zonder je achteruitkijkspiegel te gebruiken. Het is zeker niet onmogelijk, maar de kans op ongevallen stijgt behoorlijk. Dat gezegd zijnde, ga niet lezen omdat iemand je zegt dat je moet lezen. (Leren) schrijven is een persoonlijk traject, waarbij jij aan het stuur zit, om nog even bij mijn analogie te blijven. OOTW: Wij kennen jou vooral als auteur van korte verhalen. Maar je schrijft ook langer werk. Kan je ons wat vertellen over het langere project waaraan je al een tijd schrijft? Isabelle: Eigenlijk zijn het twee projecten. Enerzijds is er mijn lange urban fantasy manuscript Onthexing, waarover ik het al heb gehad, anderzijds zijn er de manuscripten (novelles en verhalen) die zich in de verzonnen wereld Ardisha afspelen. De enerzijds is op een bepaalde manier verbonden met de anderzijds, maar het zou ons te ver leiden om de exacte connectie uit te doeken te doen. Ik verklap dus lekker niet hoe de vork in de steel zit (lacht). Onthexing vertelt het verhaal van de Engelse vondeling Elizabeth Tindall (Liz). Als jonge twintiger probeert ze samen met haar adoptiegrootvader te achterhalen waar het blauwe licht in haar vingers vandaan komt. Tijdens die zoektocht wordt ze opgemerkt door l’onzième, een verborgen afdeling van het Franse leger, die geleid wordt door mensen met magische eigenschappen: Shin-vat of schepsels. Net als Liz beschikken sommigen onder hen over lichtmagie, al is dat licht nooit blauw. Dat is immers de lichtkleur van de Noi, genadeloze schepseljagers. Met hun knetterende, helblauwe handen herleiden Noi schepsels al eeuwen tot hoopjes as. Sinds de Tweede Wereldoorlog nemen hun verwoestende krachten hand over hand toe en zijn zelfs de sterkste schepsels niet langer veilig. De leiding van l’onzième staat versteld van Liz: voor zover ze weten, is ze de eerste vrouwelijke Noi. Colonel Thierry Beaudry en capitaine Loïc de Montfaucon krijgen de opdracht haar gevangen te nemen. Liz is zich van geen kwaad bewust, zij gebruikt haar Blauw, zoals ze het noemt, al van kindsbeen af om dieren te genezen. Maar is haar lichtmagie wel zo onschuldig als ze denkt? Dan Ardisha: de verschillende verhalen en novelles vertellen hoe het de draken van Ardisha en hun bloedgezegenden door de eeuwen heen vergaat. In Wolkenrijder wordt vuurslavin Maärin ontvoerd door Varingse rebellen. Ze offeren haar aan een dier dat al eeuwen uitgestorven hoort te zijn: een doodzieke, Zuidereilandse luchtdraak. In Bloednevel traint de kreupele Iradiaanse militair Vorin terdoodveroordeelden voor hun laatste gevecht, tegen gevangengenomen draken. En in Apoidea maken we kennis met Diakana, een doofstom piratenkind dat voor haar meester bij het Zuidereiland Rere lichtgevende zeeparels opduikt. OOTW: Beschouw je 2020 als het jaar van je doorbraak? We denken aan de publicatie van je verhaal ‘Amenophis Steketee’ in Ganymedes-21 en je derde plek bij de Harland Awards met ‘Vuurvlieg’. Isabelle: Dat hangt ervan af wat je onder publicatie verstaat. Mijn eerste fantasyverhaal dat online te lezen was, ‘Zoutwaterregen’, verscheen in januari 2020 op Fantasy-schrijven.nl. Je kon toen een verhaal naar die website inzenden en het verscheen dan met commentaar van een ervaren redacteur (in mijn geval Jip Schoon) online, zodat zowel jijzelf als andere auteurs van de redactie konden leren. Inmiddels is de website aangepast en zijn de verschenen verhalen bij mijn weten niet langer terug te vinden. In oktober 2020 verscheen ‘Dodendanserslicht’ op Fantasize.nl , een lang fantasyverhaal dat in zeven delen online kwam en dat nog steeds op de site te lezen is. En in december 2020 eindigde ik inderdaad met ‘Vuurvlieg’ op de derde plaats bij de Harland Awards, sinds dit jaar de Harland Prijs genoemd. Doorbraak is misschien een groot woord, maar sinds 2020 kun je dus inderdaad verhalen van mijn hand op websites en in verhalenbundels vinden. OOTW: Ongetwijfeld bewaar je goede herinneringen aan het schrijven van vele – waarschijnlijk wel alle – van je korte verhalen, maar haal er eens eentje uit? Welk kort verhaal beschouw je tot nu toe als het belangrijkste in je ontwikkeling als auteur? Isabelle: Oe, wat een vraag! Ik denk dat dat toch ‘Zoutwaterregen’ is, omdat ik toen voor het eerst het verhaal dat in mijn hoofd zat naar mijn idee goed op papier kreeg. Het bracht over wat ik wilde overbrengen. Natuurlijk waren er nog allerlei mankementen, en ik zou het nu op bepaalde punten waarschijnlijk anders aanpakken, maar in de basis zat het (en zit het) goed. OOTW: Met je redactiewerk voor Fantasize.nl (o.a. interviews, maar ook verhaalbeoordelingen) en de bergen werk die jullie verzetten bij Fantastische Unie lijkt het ons dat je het heel druk hebt. Komt daar nog de dagjob bij ook. Isabelle: Ja, het is af en toe best hectisch. Leuk, maar hectisch. OOTW: Is je publicatietempo hetzelfde gebleven sinds je extra engagementen opnam, of liep het wat terug? Wat vind je het belangrijkst: je eigen ontwikkeling als auteur, of het vooruithelpen van de oorspronkelijk Nederlandstalige SF/F/H? Isabelle: Mijn publicatietempo is absoluut niet hetzelfde gebleven. In 2022 heb ik enkel Pantserkoorts geschreven, het los te lezen vervolg op Amenophis Steketee. Pantserkoorts is verschenen in het Ganymedesjaarboek van 2022 én in de EdgeZerobundel van 2023 (beste genreverhalen van 2022). In 2023 heb ik nog wat gewerkt aan Onthexing en op vraag van een uitgever een boekvoorstel voor Ardisha ingediend (dat nog altijd ter beoordeling ligt, trouwens) maar dat is het zo’n beetje. Vind ik dat jammer? Ja en nee. Toen ik met het idee voor de Fantastische Unie speelde, wist ik dat dit kon (en waarschijnlijk zou) gebeuren, zeker in de opstartperiode. Natuurlijk is mijn eigen ontwikkeling als auteur belangrijk, maar die ontwikkeling staat of valt met de publicatiemogelijkheden die Nederlandse en Vlaamse ‘fantastische’ auteurs vandaag krijgen. Ik vond het proberen stimuleren van die markt dan ook belangrijk genoeg om mijn eigen schrijfwerk er tijdelijk voor aan de kant te schuiven. Iedereen, van auteur over redacteur en uitgever, tot boekhandel en lezer, is immers gebaat met een bloeiende Nederlandstalige ‘fantastische’ boekenmarkt. Bovendien, een goed verhaal leren schrijven is één ding, het uitgegeven krijgen een ander. Op dat vlak heeft het opzetten van de Fantastische Unie me erg geholpen: ik heb de Nederlandse en Vlaamse ‘fantastische’ boekenmarkt het afgelopen anderhalf jaar erg goed leren kennen. Ik weet welke uitgevers belangstelling hebben voor oorspronkelijk Nederlandstalige fantasy, wie van hen een manuscriptenstop hanteert, wie een geldelijke bijdrage van de auteur verwacht, welke uitgevers met hun ‘fantastische’ boeken op festivals staan en welke uitgevers met hun boeken in de boekhandel liggen. Dat is waardevolle kennis, kennis die ik anders ook had moeten vergaren om mijn manuscripten een kans op publicatie te geven. Op dat vlak is het dus een win-win situatie. De talloze mails en vergadernota’s die ik de afgelopen tijd heb geschreven, zijn dan weer een goede schrijfoefening gebleken. Hoe zeg ik de dingen zo kernachtig mogelijk? Ik ben er nog steeds niet geweldig goed in, maar geloof me, vroeger was het nog vele malen erger. De Fantastische Unie is inmiddels de babyschoentjes wat ontgroeid, en stilaan vormt zich een zekere routine. We weten inmiddels hoe we onze nieuwsbrief in elkaar moeten steken, hoe we onze wekelijkse reels en fotocarrousels moeten maken, hoe de boekhouding van de achterliggende vzw in elkaar zit, hoe we een lezersenquête moeten opzetten, hoe onze website werkt, enz. In 2024 zal het voor mij dan ook zaak zijn beide dingen te leren combineren: mijn eigen schrijverschap en de vzw Fantastische Unie, zodat ze (hopelijk) allebei kunnen floreren. OOTW: Hoe heb jij ‘onze’ SF/F/H-scène zien veranderen sinds je begon te schrijven in 2016? En welke rol heeft Fantastische Unie daarin gespeeld? Isabelle: Er zit beslist beweging in de ‘fantastische’ scène, zowel in Vlaanderen als in Nederland en dat is super! Er ontstaan nieuwe tijdschriften en online magazines, In Tenebris en Speculatief bijvoorbeeld. Ook Fantasize.nl heeft na 2016 een doorstart gemaakt, en OOTW publiceert het laatste jaar steeds meer interviews, verhalen en artikels. Er zijn ook nieuwe evenementen zoals de HSF-con, Fantasticon en Fantastic Reads en er duiken nieuwe uitgevers op zoals Iceberg Books. Ook de groei van het aantal Nederlandstalige ‘fantastische’ limited editions is opvallend. Ik weet niet in hoeverre de Fantastische Unie bij die ontwikkelingen een rol heeft gespeeld, ik merk wel dat zowel ‘fantastische’ schrijvers als ‘fantastische’ lezers steeds meer met elkaar in gesprek gaan en zin hebben om samen dingen op te pakken. Die samenwerking stimuleren, dat vinden we bij de Fantastische Unie erg belangrijk. We brengen lezers, auteurs, uitgevers, boekhandels en bibliotheken graag met elkaar in contact. En natuurlijk ook met de mooie Nederlandstalige ‘fantastische’ boeken die ieder jaar verschijnen. OOTW: Hoe is de Fantastische Unie ontstaan? Was er een bepaalde verzuchting die jou aanzette tot actie? Hoe vonden Sigrid en jij elkaar? Wat is voor jou het ultieme doel van de Fantastische Unie? Isabelle: Het idee voor de Fantastische Unie is ontstaan op het winderige stationsplein van Nieuw-Vennep, bij de terdoopbestelling van het Ganymedesjaarboek 2021, waar Sigrid en ik elkaar voor het eerst ‘in het echt’ ontmoetten. Tot op dat moment koesterde ik het (achteraf bekeken) naïeve idee dat het met het ‘fantastische’ in de Nederlandstalige letteren in Nederland beter gesteld was dan in Vlaanderen. Daar waren immers meerdere uitgevers, veel meer ‘fantastische’ auteurs en flink wat verenigingen die zich met fantasy en SF bezighielden. Helaas bleek ik het mis te hebben: er was veel (of in elk geval meer dan hier bij ons in Vlaanderen), dat was correct, maar het ontbrak aan (inter)actie. Dat vonden zowel Sigrid als ik doodjammer: we zagen zoveel onbenut potentieel dat we daar iets mee moesten en vanuit die noodzaak is onze eerste enquête ontstaan, waarin we aan Vlaamse en Nederlandse ‘fantastische’ auteurs, uitgevers, verenigingen en stichtingen vroegen of ze behoefte hadden aan ‘een nieuw iets’. Dat bleek het geval. Ongeveer 40 deelnemers (auteurs, uitgevers) waren bereid om met ons rond de digitale tafel te gaan zitten en te bespreken wat dat nieuwe iets dan precies moest gaan doen. Na een aantal vergaderingen kwamen we uit op drie werkgebieden: promotie, onderzoek en talentbevordering, en bedachten we ook een naam voor ons Vlaams-Nederlands/Nederlands-Vlaams initiatief: de Fantastische Unie. In mei 2023 werden we een vzw en gingen we officieel van start, al voerden we daarvoor al, in oktober 2022, ons eerste onderzoek: een lezersenquête, die o.a. door OOTW werd aangekondigd. Het ultieme doel van de Fantastische Unie is voor mij het oprichten van twee ‘Huizen van de Nederlandstalige verbeelding’, fysieke plaatsen in Vlaanderen en Nederland waar het ‘fantastische’ in de Nederlandstalige letteren centraal staat en waar plaats is voor een bibliotheek, een archief, een ruimte waar workshops en lezingen kunnen worden gegeven, een schrijversresidentie enz. Een fysiek thuisadres voor de Fantastische Unie en andere ‘fantastische’ verenigingen en initiatieven, van waaruit die verenigingen en initiatieven als vertegenwoordigers van het Nederlandstalige ‘fantastische’ genre in dialoog kunnen gaan met lezers, auteurs, uitgevers en andere organisaties. Dromen mag, zullen we maar zeggen. OOTW: Even als ‘websitecollega’s’ onder elkaar… Fantasize.nl is een schitterende website! Wat kan er volgens jou nog beter aan Out Of This World? En hoe kunnen we volgens jou met OOTW nog beter een steentje bijdragen aan de verdere ontwikkeling van SF/F/H? Isabelle: Wat ik daarstraks miste bij het zoeken naar ‘Daraanse assimilatie’ op OOTW was een zoekfunctie. Of misschien heb ik erover gekeken, kan ook. (Nvdr. OOTW heeft inderdaad helaas geen zoekfunctie. OOTW neemt een betalende versie van Weebly in 2024, waarin o.a. een zoekfunctie zal zitten. Voor bezoekers blijft OOTW vanzelfsprekend gratis.) Verder is het vooral een kwestie van de informatie anders te rangschikken, denk ik, zodat het overzichtelijker wordt en je dingen sneller terugvindt. Bijvoorbeeld bij de verhalen niet het hele verhaal op de pagina ‘verhalen’ plaatsen, maar slechts een deel ervan en dan met een knop ‘lees verder’ de lezer naar een achterliggende pagina met het verhaal leiden. Dan heb je op die eerste verhalenpagina ruimte om de verschillende verhalen overzichtelijk weergeven. Zoiets hangt natuurlijk ook af van de mogelijkheden die de websitebuilder van Weebly je biedt. Daar heb ik niet meteen zicht op. De afbeelding bovenaan de pagina ‘Verhalen’ (sneeuwlandschap) doet naar mijn aanvoelen ook niet erg fantastisch aan, maar nu ben ik aan het muggenziften. OOTW: Hoe kwam jij bij Fantasize terecht? Heb je daar steeds dezelfde rol gespeeld als nu? Isabelle: Ik kwam bij Fantasize terecht dankzij Sigrid. Ik had een deel van Onthexing laten redigeren door de Verhaalchirurgen (een redactieservice voor beginnende auteurs die nu onder de Fantastische Unie valt) en Sigrid was een van de verhaalchirurgen die dat fragment (stevig!) onder handen namen. Een tijdje nadien sloot zij zich aan bij de redactie van Fantasize en toen vroeg ze aan mij of ik geen verhaal kon schrijven dat na redactie op de website zou verschijnen. Dat heb ik gedaan, en vervolgens heb ik nog een aantal andere verhalen geschreven voor de site. Ondertussen was ik als beginnend auteur ook erg benieuwd naar andere Nederlandstalige ‘fantastische’ auteurs, en uitgevers: hoe pakten zij het aan, waar haalden zij hun informatie vandaan, enz. Dus stelde ik het interviewen van auteurs en uitgevers voor aan de redactieleden, en dat vonden ze een goed idee. Inmiddels heb ik met heel wat Vlaamse en Nederlandse auteurs en uitgevers gesproken, en alle informatie die ik op die manier verkreeg, heeft geholpen bij het oprichten van de Fantastische Unie. En bij mijn eigen schrijverschap natuurlijk. OOTW: Heb je naast schrijven en lezen nog tijd voor andere leuke bezigheden? Zo ja, welke? Isabelle: Tussen het schrijven en het lezen, het begeleiden van de Fantastische Unie, het interviewen van auteurs, het samenstellen en op de socials plaatsen van reels en fotocarrousels met leestips, het opstellen en houden van enquêtes, het bezoeken van ‘fantastische’ evenementen en het afstruinen van boekhandels door probeer ik af en toe te tuinieren en wandelen. Al geef ik onmiddellijk toe dat daar het laatste jaar niet veel van in huis is gekomen. Met een goede film kun je me ook plezieren. OOTW: Wat wil je nog als auteur bereiken? Welke doelen zie je concreet voor je? En als je mag dromen, welke andere projecten zie je dan ook nog graag gerealiseerd? Isabelle: Tegen eind 2024 zou ik graag zowel het eerste deel van Onthexing als het eerste manuscript dat zich in Ardisha afspeelt zo ver brengen dat ik ze aan een uitgever kan presenteren. De Fantastische Unie moet in 2024 vooral groeien, bekender worden. We hebben een kiezeltje in een grote vijver geworpen, het is nu afwachten wat voor golven het in beweging weet te zetten. Meer weten over Isabelle? FB: https://www.facebook.com/profile.php?id=100011465221062 LinkedIn : https://www.linkedin.com/in/isabelle-plomteux-4a094a24b/ persoonlijke website: https://www.isabelleplomteux.be/ website Fantastische Unie: https://www.fantastische-unie.eu/ Je vindt de Fantastische Unie ook op FB, Instagram, YouTube, TikTok en LinkedIn. Patrick Berkhof debuteerde in 2016 met het eerste boek in zijn YA fantasy-wereld Dizary. Toen al was Patrick van plan om breed te gaan met Dizary: meerdere boeken, meerdere auteurs, meerdere belevingsvormen. Zo is er sinds kort de TTRPG (Table Top Role Playing Game) Chaotic Chronicles, gebaseerd op het eerste Dizaryboek, Het levende systeem. Patrick vertelt heel enthousiast over Dizary. We schuiven dan ook graag bij hem aan voor een praatje.
OOTW: Op je website lezen we dat je de wat zwaarwichtige fantasy die je las een beetje moe werd, en dat je daarom Dizary creëerde. Vind je het makkelijk om de reeks luchtig te houden? Hoe verwerk je dramatische gebeurtenissen (plotwendingen) zo in het verhaal dat ze mooi de toon van de hele reeks aanhouden? Patrick: Drama zal zeker in mijn verhalen zitten. Maar wat ik wil voorkomen is een verhaal dat zich in een constante flow van dramatiek lijkt te begeven. Als het onderwerp in de basis al zwaar voelt zou ik het avontuur en de belevenissen van de held niet nog zwaarder maken. Een boodschap kan je op diverse manieren uitdragen. Toon en avontuur probeer ik op constant niveau van uitdagend, humoristisch en soms absurd te houden. OOTW: Wat waren je inspiratiebronnen voor Dizary? Patrick: Leuke vraag en dat zorgt ervoor dat ik diep moest graven. Fighting Fantasy vond ik vroeger geweldig om te lezen. Dat zijn fantasy verhalen van Ian Livingstone waarbij je zelf het avontuur bepaalt. Een boekje in die serie specifiek was, denk ik, wel de trigger voor het beginnen aan de Wold van Dizary en dat was Het Roversnest. Verder lees ik graag een boek van Terry Pratchett, Gormenghast van Mervyn Peake en werk van China Miéville. En uiteraard wordt de huidige wereld altijd in mijn boeken weerspiegeld. OOTW: Wat schreef je vóór Dizary? Gaat het enkel om korte verhalen, of schreef je daarnaast ook wat (ongepubliceerde) langere projecten? Hoe maakte je eigenlijk kennis met de oorspronkelijk Nederlandstalige SF/F/H-scène? Patrick: Voor die tijd schreef ik inderdaad korte verhalen, probeersels. Deze stuurde ik altijd in voor wedstrijden. Het juryrapport vond ik dan altijd belangrijker dan de score. Hier heb ik veel van geleerd. Daarnaast zijn er een aantal korte verhalen eerder gepubliceerd. Maar zo kwam ik ook langzaam maar zeker in contact met andere schrijvers die het op eenzelfde manier aan het aanpakken waren. Eerst oefenen met korte verhalen en dan beginnen aan een langer verhaal. OOTW: In je job bedenk je op een praktische manier creatieve oplossingen voor problemen. Kan je ons wat meer over je job vertellen? Beïnvloedt hoe jij je job aanpakt ook hoe je plot issues aanpakt in je boeken? Patrick: Toevallig gaf ik laatst een korte presentatie (om te oefenen) en daarbij gebruikte ik ‘de reis van de held’ niet voor een verhaal maar voor een ontwerpproces. Dat werd toch wel een grappig verloop van alle taken. De ontwerper stond hierbij centraal en werd de grote held. In mijn dagelijks werk als ingenieur ontwikkel ik technische apparaten zoals 3D printers en robots. OOTW: Vond je het lastig om Dizary open te stellen voor andere auteurs, of kon je dit al meteen loslaten? In welke mate was er tussentijds overleg met Johan Klein Haneveld, Jasper Polane en Marieke Frankema? Noem eens voor elke auteur een element dat een enorme meerwaarde was voor de uitbreiding van Dizary. Patrick: Het openstellen van mijn wereld voelde als een logische stap. Daar hoefde ik niets voor los te laten. Vanaf het begin leek het al een organisch proces tussen mij en de andere auteurs. Dit moest zo zijn. Een bundeling van creativiteit. Sowieso heeft elke auteur een prachtige laag aan de wereld toegevoegd. Diepgang op diverse vlakken. Verhalen die ik zelf niet direct zou kunnen schrijven, met een eigen gevoel en toon. Johan schonk Dizary een mooi materiaal, Jasper een nieuwe dimensie en Marieke een orakel. OOTW: Wat zijn je ervaringen als self publishing auteur? Hoe zou jij de voordelen van self pubbing benoemen? Zijn er ook aspecten die je eigenlijk liever aan een uitgever zou overlaten, of valt dat heus mee? Patrick: Vanaf het begin ben ik mijn boeken zelf gaan uitgeven. Als ontwerper ben ik altijd onderdeel geweest van een volledig proces. Dat wilde ik voor mijn boek ook. Niet alleen het verhaal, maar ook alles eromheen begrijpen en proberen. Van A tot Z. Ik weet niet hoe het is om voor een uitgever te werken, dus ik heb geen idee wat ik mis. Toegegeven, soms word ik er wel moe van om steeds weer met mijn boeken overal te staan en mijn verhaal te doen. Hoewel me dat toch ook weer energie geeft om door te schrijven. OOTW: De eerste twee boeken van de hoofdreeks in Dizary, Levende systemen en Demonen van Myradé heb je naar het Engels vertaald (resp. Dizary – A hero’s mark en Dizary – Demons of Myradé). Kan je ons even meenemen in het vertaalproces? Hoe arbeidsintensief was dit? En heb je de smaak nu te pakken voor de vertalingen van alle andere boeken in de reeks? Merk je dat de verkoop van de Engelstalige hardcovers goed loopt? Patrick: 100.000+ woorden vertalen per boek was een ontzettende klus. In de basis wilde ik het zelf doen, omdat ik mijn woordspelingen graag zo goed mogelijk wilde overbrengen. Daarna heb ik per boek een aantal natives laten proeflezen. Een Engelstalige redactrice zette vervolgens de puntjes op de i. De andere boeken in de verhaalwereld wil ik ook vertalen, maar die zijn gelukkig een stuk dunner. Hoewel ik moet opschieten, want er komen steeds weer boeken bij. Voor Nederlands en Engels is er genoeg publiek gelukkig. OOTW: Hoe kwam je op het idee om een ‘zij-reeks’ op te starten over Jalvin? Heeft wat in deze reeks gebeurt een weerslag op de toekomstige boeken in de hoofdreeks? Patrick: Toen ik het eerste manuscript voor Jalvin had geschreven, kwam ik erachter dat hij veel meer te vertellen had dan ik dacht. De grote ‘wat als’-vraag kwam al snel opzetten en zo volgde een volledige geschiedenis. Ik werk nu aan het derde boek en dat is de grootste puzzel die ik ooit gemaakt heb. Alles wat hierin gebeurt moet aansluiten op de boeken die er al zijn. En zonder dat er te veel ‘spoiler’ in voorbijkomt. OOTW: Ben je van plan om de komende tijd korte verhalen en romans te schrijven die zich buiten het Dizary-universum situeren? Of denk je dat je nog een hele poos zoet bent enkel en alleen met Dizary? Voel je dat je soms nood hebt aan ‘een andere schrijfwereld’, of voel je je als een vis in het water in het Dizary-universum? Patrick: Begin 2024 zal er een jeugdboek van mij verschijnen over Turfheksen. Daar kijk ik erg naar uit. Daarnaast heb ik de afgelopen tijd aan een urban fantasy gewerkt. Deze moet even afkoelen, zodat ik met de volgende Dizary-boeken verder kan. Dus ja, ik schrijf ook buiten de wereld van Dizary. Maar die wereld laat mij voorlopig nog niet los. Er valt nog een hoop in te ontdekken. OOTW: Het is soms een beetje een valkuil om het over ‘waarden’ te hebben die een auteur probeert mee te geven, maar we wagen toch maar een poging. Zijn er specifieke waarden die je graag aan je lezerspubliek wilt overbrengen via Dizary? Of vind je dat een lezer vooral zelf uit een boek moet halen wat hij of zij denkt daarin te vinden? Patrick: Een waarde is voor mij het startpunt van een verhaal. Dus dat zit er zeker in verwerkt. Maar wat die waarde is, dat moet de lezer er zelf in vinden. Iedereen interpreteert een tekst op zijn of haar eigen manier. Sommige lezers verrassen me met waarden die ze in mijn teksten hebben gevonden die ik er niet bewust in heb gezet. Dat is volgens mij ook wat een boek moet doen. Inspireren. OOTW: De prachtige covers van alle Dizary-boeken zijn van jouw hand. Komt het soms voor dat je gebeurtenissen eerst uittekent (als deel van je denkproces als auteur), voordat je ze neerschrijft? Zoniet, is dit iets wat je wel eens zou willen uitproberen? Patrick: Als ontwerper ben ik erg visueel ingesteld. Ik heb schetsboeken vol met visualisaties. Zo werd een simpele ‘doodle’ een geweldige lopende brug in mijn tweede boek. Zo zijn er nog veel meer voorbeelden. Tijdens het schrijven teken ik sommige situaties ook eerst op papier om ze voor mezelf helder te krijgen. En zo kan ik ook aspecten meenemen die ik tijdens het schrijven eerst niet zou hebben ontdekt. Een scène in mijn eerste boek wilde ik op een soort roltrap laten afspelen. Uiteindelijk heb ik die trap in de computer gezet en vervolgens 3D geprint zodat ik er vanaf alle kanten naar kon kijken. OOTW: Vind je nog de tijd om zelf boeken te lezen, en films en series te kijken? Wat lees/volg je momenteel? Lees je ook buiten het SF/F/H-genre? Zoja, kan je enkele voorbeelden geven van boeken die jou zijn bijgebleven? Patrick: Nee, ik heb veel te weinig tijd en dat vind ik soms wel erg jammer. Ik heb veel boeken liggen waar ik graag aan wil beginnen. Wel maak ik tijd voor strips en manga. OOTW: Welke auteurs (in om het even welk genre) inspireren jou? Patrick: Daar had ik er net al een aantal van genoemd. Maar ter aanvulling: Clive Barker, Stephen King, JK Rowling, Carlos Ruiz Zafón. OOTW: Denk je dat Dizary verfilmbaar is? Hoe zie je dat dan voor je? Patrick: Dat zou geweldig zijn. Ik sta hier volop open voor. Laat maar komen. OOTW: Stel, een beginnend fantasy-auteur klopt aan jouw spreekwoordelijke deur. Welke tip wil je haar of hem zeker meegeven? Patrick: Ga schrijven. Laat je werk lezen door mensen die je niet kent. Werk harder en publiceer dat boek. Hier kan je je in de wereld van Dizary verdiepen https://www.dizary.nl/ Jasper Polane is van vele markten thuis. Hij is uitgever van verbeeldingsliteratuur, bij uitgeverij Quasis. Daarnaast is hij romanauteur. Zo schreef hij de vijfdelige boekenreeks De Onzichtbare Maalstroom (vier romans en één verhaal, dit laatste verscheen als een Splinter), en is hij de curator van en een deelnemend auteur aan De Zwijgende Aarde-reeks, die intussen zeven delen telt. (Joost Uitdehaag schrijft momenteel het achtste deel.) Eind 2022 gooide hij hoge ogen met zijn roman Zwartruimte, gebaseerd op zijn korte verhaal ‘Witruimte’ (hier te lezen), dat in 2019 de EdgeZero-prijs voor beste verhaal won. Korte verhalen zijn Jasper dus ook niet vreemd. Zo stond hij bijvoorbeeld eerder dit jaar in een Verhaleneditie van HSF, met een nieuw verhaal dat gesitueerd is in het universum van Zwartruimte. Vroeger was Jasper tekenfilmscenarist. We gaan met Jasper in gesprek over zijn vele creatieve bezigheden.
OOTW: Jasper, laat ons even terugkeren naar je vorige job. Welke opleiding genoot je als scenarioschrijver? Kan je voor ons beschrijven hoe de doordeweekse werkdag van een tekenfilmscenarist eruitzag voor jou? Gebruik je een aantal technieken van het scenarioschrijven nu nog in je romans en korte verhalen? Welke opleiding genoot je als scenarioschrijver? Jasper: Ik heb Beeld- en Mediatechnologie gestudeerd aan de Hogeschool voor de Kunsten, Utrecht. Daar heb ik ook colleges in scenarioschrijven gevolgd, maar het scenario voor een tekenfilm is altijd het storyboard. Het scenario schrijven voor een tekenfilm was dus niet alleen schrijfwerk, maar ook tekenwerk. Toen ik de tekenfilmserie Dip & Dap schreef, stelde ik eerst een korte outline op van de aflevering. Als die was goedgekeurd, maakte ik het storyboard. Dat was veel tekenen, maar ik schreef tegelijkertijd de teksten voor de voice-over. Die afleveringen duurden slechts vier minuten en mijn oorspronkelijke ideeën gingen daar vaak overheen. Ik heb dus geleerd te schrappen en om te bepalen wat een verhaal nodig heeft en hoe je gebeurtenissen duidelijk voorstelt binnen de beschikbare tijd. Daar heb ik nu tijdens het schrijven nog steeds veel aan! OOTW: Schreef je al verhalen voordat je je op scenarioschrijven toelegde? Jasper: Ja, ik maakte op de basisschool al stripboekjes, door A4-tjes dubbel te vouwen. Die strips gingen over mezelf en mijn kat, en over een mannetje genaamd Appel – een tot leven getoverde appel – die als detective zaken oploste. Toen ik tekenfilms ging maken lag het dus voor de hand dat ik daar zelf scenario’s voor zou maken. Op de middelbare school ben ik vaak aan romans begonnen te schrijven. Ik spiegelde me dan aan mijn favoriete auteurs en schreef in hun stijl. Als ik bijvoorbeeld Terry Pratchett aan het lezen was, schreef ik een humoristisch verhaal. Geen van die verhalen kwam ooit af, maar het was een goede oefening. OOTW: Je echtgenote is illustratrice Petra Polane Loijenga (instagramaccount). Werken jullie soms samen aan projecten? Jasper: Over het algemeen hebben we onze eigen projecten, maar we brainstormen veel en springen elkaar bij waar nodig. Als ik bijvoorbeeld een cover maak, kijkt Petra mee, en andersom kijk ik mee wanneer zij een illustratie maakt. OOTW: Enkele maanden geleden blikte je op Facebook terug op jouw reeks De Onzichtbare Maalstroom. Stel dat je de boeken nu zou schrijven, in welke mate denk je dat plot, sfeer en stijl anders zouden zijn? En merkte je in de loop van de vier delen, en het bijkomende verhaal, dat je sterk als auteur gegroeid bent? Jasper: Als ik ze nu zou schrijven, zou ik de serie denk ik drie delen maken in plaats van vier. Dan zou het laatste stuk wat spannender zijn. Tijdens het schrijven van Heren van Twist, het vierde deel, merkte ik wel dat ik aan een verhaal schreef dat ik tien jaar eerder had bedacht. De Maalstroom-serie was opgezet als een fantasy actie-avontuur, terwijl mijn interesse steeds meer uitging naar sciencefiction en iets ‘literairdere’ verhalen. Maar ik ben nog steeds trots op de Maalstroom-boeken. Ik ben alleen gegroeid als schrijver en zit mentaal op een andere plek. OOTW: Hoe ontstond het idee voor De Zwijgende Aarde? Denk je dat de reeks tien delen haalt, of heb je nu het gevoel dat het op een bepaald moment goed zal zijn om de reeks definitief af te ronden? Hoe kijk je terug op jouw roman Roest in deze reeks? Jasper: Het idee van een gemeenschappelijk universum waar meerdere auteurs aan bijdragen komt uit de Amerikaanse strip. Daar heb je bijvoorbeeld het Marvel-universum en het DC-universum. Het leek me leuk zoiets op te zetten als romanserie. Ik weet nog niet hoeveel delen de serie uiteindelijk gaat tellen. De eerste vijf boeken werden tegelijkertijd geschreven, maar de nieuwe daaropvolgende delen worden één voor één geschreven, dus na elk nieuw deel volgt een evaluatie. Tien delen zou wel heel gaaf zijn! Ik denk dat je aan Roest kunt zien hoeveel ik ben gegroeid sinds Lege steden. Het is een veel volwassener werk dan de Maalstroom-boeken. Ik wilde al een tijd over Mars schrijven en greep deze kans met beide handen aan. Een recensent noemde het ‘een liefdesbrief aan Mars’ en dat is het: een ode aan Mars hoe het nu is (en wat we er nu van weten). OOTW: Het lijkt alsof je graag wat langer in zelf gecreëerde universa blijft hangen. Vind je het moeilijk om afscheid te nemen van een universum dat je (mee) opgebouwd hebt? Ervaar je – overdreven gesteld – een gevoel van rouw / afscheid nemen, als je aan een volledig nieuw project begint? Jasper: Ik noem het altijd afkicken. Op zich vind ik het niet moeilijk om afscheid te nemen, want ik heb op het moment van afscheid vaak enkele jaren in dat universum gezeten. Dan ben ik wel toe aan iets nieuws. Maar als je verbeelding zo lang in één en hetzelfde universum heeft vertoefd staat je fantasie ‘die kant op’. Als ik een verhaal af heb duurt het even voordat mijn geest er ook ‘uit’ is. De beste manier om daarvanaf te komen is om meteen aan een nieuw verhaal te beginnen – vaak schrijf ik dan een kort verhaal, maar soms begin ik ook meteen aan een volgende roman. OOTW: Je schreef de komische novelle Panda en het Zwarte Dat, gesitueerd in het Dizary-universum van auteur Patrick Berkhof. Hoe was het voor jou om een boek te schrijven in het universum van een andere auteur? Sta je ervoor open om dit soort schrijfuitdagingen opnieuw aan te gaan, in het universum van weer een andere auteur? Jasper: Patricks Dizary-wereld is precies het soort fantasy waarin ik me thuisvoel: origineel, een beetje New Weird, zichzelf niet al te serieus nemend. Ik heb veel lol tijdens het schrijven en heb aan de eerste versie niet veel hoeven te veranderen. Ik moest er wel voor waken dat de humor niet te flauw of te lollig werd, maar dat is altijd het proces van een komedie schrijven. Je maakt zoveel mogelijk grappen en kijkt wat blijft hangen. Ik zou best weer in de wereld van een andere auteur willen schrijven, maar het hangt wel af van de wereld (en de auteur), natuurlijk. OOTW: Denk je dat Zwartruimte ook een heel andere richting had kunnen uitgaan als je het korte verhaal ‘Witruimte’ op een andere plek in de roman had gesitueerd? Was dit ooit een optie voor je, of had je meteen het idee: nee, het moet wel degelijk zo? Jasper: Het korte verhaal was al drie keer eerder gepubliceerd, in Ganymedes, EdgeZero en op Fantasize. Het leek me heel vervelend om midden in het boek Zwartruimte een stuk tegen te komen dat je al kent, dus heb ik het aan het begin gezet, zodat lezers die het al kennen het gewoon over kunnen slaan. Dat was de redenering. De roman wordt a-synchroon verteld, dus het verhaal in de tekst verwerken had gemakkelijk gekund, maar ik denk dat dit de beste weg was. OOTW: Wil je ons even meenemen naar je schrijfkamer, en je lade met onafgewerkte of onuitgegeven projecten openen? Wat ligt daar zoal in? En wat ben je van plan met deze manuscripten te doen? Jasper: Ik gooi nooit wat weg, want ik kan oude teksten altijd gebruiken als basis voor een kort verhaal, of als een hoofdstuk in een nieuwe roman. Vaak gebruik ik ook personages of andere elementen opnieuw. Het eerste manuscript dat ik afschreef heette Hexachord, een weird fantasyroman met een vleugje horror. Hierin speelde Edison een rol, die later in De Onzichtbare Maalstroom zou opduiken. Een van de hoofdstukken hieruit is opgenomen in Vorstin van de Kou. Daarna schreef ik een aantal valse starten van hetzelfde verhaal, genaamd De Diepte, De Diepe Wereld, of De IJzeren Torens. Hierin strijdden de hoofdpersonen tegen de Heren van Twist, die ik later in de gelijknamige roman gebruikt heb. Ik heb een stuk van zo’n 20.000 woorden geschrapt uit het manuscript van Wolvinnen van Otrostaadt dat een geweldige novelle zou kunnen worden, maar ik kan maar niet bedenken hoe het afloopt! Daar blijf ik mijn hoofd over breken, dus misschien zul je dit nog eens te lezen krijgen. OOTW: Waarbij voel jij je het meest comfortabel: het schrijven van romans of korte verhalen? En waarom? Jasper: Het zijn twee verschillende takken van sport. Een kort verhaal is een sprintje, een roman is een marathon. Ik voel mezelf het beste bij het schrijven van een roman, al zou ik willen dat het minder lang duurt. Ik vind het fijn dat in een roman niet alles een wending of een punt moet hebben. Je kunt bij wijze van spreken je hoofdpersoon een paar bladzijden door een straat laten lopen. Dit geldt ook voor het lezen, trouwens; lezers gaan in een roman makkelijker mee met een ander tempo dan in een kort verhaal. OOTW: Lukt het goed om je tijd te verdelen tussen zelf schrijven en uitgeverij Quasis beheren? Wat zijn voor jou de grootste uitdagingen bij het leiden van een uitgeverij? Jasper: De tijd verdelen ís de grootste uitdaging bij het leiden van Quasis. Ik zorg ervoor dat ik voor de uitgeverij maximaal vijf werkdagen heb, en in de weekenden kan schrijven. Maar dat lukt niet altijd. OOTW: In welke richting wil je Quasis graag verder ontwikkelen? Waar zie je Quasis als uitgeverij én jezelf als auteur over pakweg vijf jaar staan? Jasper: We willen dat Quasis niet al te veel groeit; het is fijn om elk boek dat uitkomt mijn volle aandacht te geven, en ik denk dat lezers dat merken bij het lezen van een Quasis-boek. Dus ik wil vooral op deze voet doorgaan: nieuwe romans van mij, Anthonie Holslag en Likaiar, misschien nog meer delen in De Zwijgende Aarde, enzovoort. OOTW: Aan welke projecten schrijf je momenteel? Jasper: Ik schrijf op het moment korte verhalen, die zodra ik er genoeg heb onder de titel Tussenruimte gebundeld zullen worden. Daarnaast ben ik een nieuw project met een aantal andere auteurs gestart, maar daar kan ik nog niet zoveel over zeggen (heheh). OOTW: Heb je nog een droomproject, iets dat je heel graag zou realiseren? Jasper: Weet je, dat was De Zwijgende Aarde! Ik wilde heel graag een gezamenlijke wereld creëren met meerdere auteurs. En het resultaat heeft mijn verwachtingen overtroffen. Quasis Uitgevers: www.quasis.nl Zwartruimte: www.quasis.nl/zwartruimte/ Petra Doom - Credit Koen Broos Petra Doom is de auteur van de urban fantasytrilogie Overstekers en de YA-reeks Kinderen van Orpheus. Daarnaast ontwikkelde Petra ook mee het pakket De 366ste dag, waarvoor ze een dichtbundel en een boek schreef, en waartoe ook een CD van Davina Doom behoort. (Luisterfragment.)
Petra is lid van Het Schrijverscollectief, samen met Morgan Blade, Pen Stewart, Mathias Maho en Dimitri Balcaen; ook Jelmer Panman van Helden op Papier is bij Het Schrijverscollectief betrokken. OOTW: Petra, je studeerde kunst- en cultuurwetenschappen. Neem je deze studies mee in je oeuvre? Petra: Ja, toch wel. De gelijkenissen en verschillen tussen culturen (of die nu van elkaar gescheiden worden door ruimte en/of tijd) hebben mij altijd gefascineerd. Dat sijpelt vanzelf ook mijn schrijven in. In Overstekers bijvoorbeeld leven een hele resem niet-menselijke wezens onder de mensen. Ze hebben zich moeten aanpassen aan de dominante menselijke cultuur om niet op te vallen. Hun eigenheid uit zich echter wel degelijk: in hebbelijkheden, gewoontes, een net wat andere manier van communiceren, vooroordelen… In het laatste deel van de trilogie komen we terecht in hun thuiswereld en dan komt hun eigen cultuur natuurlijk helemaal op de voorgrond. Of liever: de hofcultuur, want die is ook weer een wereldje op zich. Ik vond het heel boeiend om de realiteit van magische gaven te verweven in een maatschappij die daar letterlijk op gebouwd is. Kunst is een integraal deel van een cultuur. Wat mensen of wezens mooi en/of betekenisvol vinden zegt veel over hen. Voor elke cultuur die ik bedenk, zie ik vanzelf ook voor me hoe hun kunst eruitziet en beleefd wordt. Nog een voorbeeld uit Overstekers: voor hoofdpersonage Mirabel is het heel bizar dat mensen reproducties maken. Ik bezoek graag musea en tentoonstellingen. Schilderijen en beelden vertellen samengebalde verhalen… die gaat mijn geest vanzelf ontrafelen. Ik heb een grote liefde voor mythologie en kan dan ook eindeloos staan kijken naar een schilderij of een beeld dat een bepaalde scène uit een mythe weergeeft. Door de manier waarop de kunstenaar dat heeft gedaan – hoe is een personage precies weergegeven, welke emotie staat op de voorgrond, welke kleuren zijn gebruikt, … – ga ik op een andere manier over een bekend verhaal denken. OOTW: Hoe ontstond jouw voorliefde voor verbeeldingsliteratuur, in het bijzonder fantasy? Heb je ook iets met SF of horror? Petra: Deels groeide die uit mijn liefde voor mythologie. De verhalen over goden die onder de mensen wandelden, helden die queesten moesten volbrengen… daar kreeg ik geen genoeg van. En dan besef je dat er schrijvers zijn die méér van dat bedacht hebben! Daarnaast was ik als kind al gefascineerd door magie (wat wil jij later worden? – tovenaar!). Kinderboeken zitten daar vol van. Fantasyboeken gelukkig ook! Als jonge tiener las ik zelfs nog iets meer SF dan fantasy. Ik voelde me aangetrokken door het kleurrijke van buitenaardse wezens en hun culturen (jawel), het adembenemende van nieuwe werelden ontdekken, maar ook door futuristische technologie, de spanning van ruimteschepen die alles zijn wat tussen de crew en een immense leegte staat… Met horror heb ik minder – een combinatie van een te grote verbeeldingskracht en te veel empathie, denk ik. Horrorscènes blijven te lang in mijn hoofd spoken. OOTW: Je hebt verschillende reeksen workshops gegeven. Welke thema’s behandelde je? Wat zijn je ervaringen? Petra: Ik heb inderdaad verschillende soorten workshops gegeven: de onderwerpen lopen van zelfontplooiing en filosofie over intuïtieve creativiteit en de diepere lagen van sprookjes, tot schrijfworkshops. Daarbij putte ik zowel uit mijn studie als uit zelfstudie: ik heb me altijd graag verdiept in onderwerpen die me interesseren. Ik vind het fijn om kennis over te brengen, mensen te motiveren en te inspireren. Het is zo mooi om iemands ogen te zien oplichten als die een klik maakt. Daarnaast ga je zelf ook altijd dieper over een onderwerp nadenken als je het aan iemand anders uitlegt. Onlangs heb ik een reeks workshops gegeven voor Creatief Schrijven (‘In de ban van fantasy schrijven’). Misschien dat daar nog wel een vervolg op komt. Verder geef ik ook workshops voor bibliotheken en scholen, dus hoogstwaarschijnlijk komen er volgend jaar wel weer wat nieuwe op de agenda. Ik sta ook op de Auteurslijst, waardoor organisaties mij kunnen uitnodigen met een subsidie om te vertellen over mijn werk en over fantasy in het algemeen. Altijd heel fijn om te doen! OOTW: Wat staat voor jou centraal als je een boek schrijft: plot of personages? Petra: Dat is nu eens een vraag die voor mij niet zo moeilijk is, want ik zeg volmondig: de personages. Natuurlijk moet een verhaal ook een plot hebben die staat als een huis, maar die komt bij mij altijd voort uit de personages, hun drijfveren, hun ontwikkeling. Ik bedenk een verhaal nooit helemaal voor ik ga schrijven. Het begint steevast met een personage, dat bijna volledig gevormd mijn hoofd in springt, midden in een bepaalde situatie. Dat kernidee ga ik dan verder ontrafelen, uitwerken, kijken wat voor plot erbij hoort. OOTW: Je schreef een prachtige dichtbundel, De 366ste dag, schitterend geïllustreerd door Annemie Bockstaele en Nieke Van Zeghbroeck. Daar hoort ook een gelijknamig magisch-realistisch, sprookjesachtig verhaal bij, met dezelfde illustratoren, evenals een cd. Kan je ons vertellen hoe dit bijzondere project tot stand kwam? Schrijf je nog steeds gedichten? En denk je dat er ooit een tweede dichtbundel komt? Petra: Allereerst: bedankt voor de complimenten voor dit kleine boekje dat me zo na aan het hart ligt! Het is inderdaad een project dat niet ‘zomaar’ tot stand is gekomen. Afhankelijk van hoe je ernaar kijkt, begon het allemaal met een workshop die ik gaf, en waarop ik Annemie leerde kennen, een kunstenares die samen met haar collega Nieke mandala’s tekende… of misschien op het moment dat ik een van hun tentoonstellingen inleidde… of op het moment dat zij een van mijn gedichten illustreerden. Er ontstond in elk geval een mooie vriendschap, en het plan groeide om een voorstelling te creëren: mijn gedichten, hun tekeningen, muziek gespeeld door mijn zus, die pianiste en componiste is… allemaal vervat in een verhaal. En toen, midden in het plannen daarvan, verloor ik ineens mijn moeder. Even overwoog ik om de hele voorstelling te laten schieten. Maar het is iets geks met verdriet: het kan je zowel verlammen als je vullen met een bijna dwingende energie. En ik voelde de felle drang om een verhaal te schrijven dat van verdriet naar vreugde zou leiden. Toen schreef ik de eerste versie van wat het verhaal van De 366ste dag zou worden. In eerste instantie was het heel summier, reeg het vooral mijn gedichten aan elkaar en verbond ze met de tekeningen, met de muziek. De voorstelling was een succes, en mensen vroegen erna naar het verhaal, naar de gedichten: waren die ergens te lezen? We besloten om het verhaal een nieuw leven te geven, met nieuwe illustraties, nieuwe muziek. Het groeide, ontwikkelde zich… tot een drie-eenheid: een geïllustreerd boekje met het verhaal, een geïllustreerde dichtbundel met de gedichten waar het mee begon, en een cd met de muziek die weer een nieuwe dimensie toevoegde. OOTW: In je werk is ruimschoots plaats voor muzikaliteit, in vele verschijningsvormen. Naar welke muziekgenres luister je zelf graag? Genoot je een muzikale opleiding? Denk je aan nog andere manieren om woord en muziek met elkaar te laten versmelten in je oeuvre? Petra: Ik heb een vrij eclectische smaak, die loopt van Monteverdi over Imagine Dragons tot Metallica. Hoewel ik enorm kan genieten van instrumentale muziek, heb ik wel een voorkeur voor muziek met een tekst die mij pakt. Ik ben dan ook een liefhebber van kleinkunst, zoals bijvoorbeeld het werk van Stef Bos. Als kind heb ik enige jaren muziekschool gedaan, we hadden thuis een blokfluitkwartet met het gezin en een goede vriendin, en ik heb een tijdje in een koor gezongen. Mijn zus heeft muziek gestudeerd en ook mijn moeder componeerde. Je kunt dus wel zeggen dat ik ben opgegroeid, omringd door muziek. Ik ben er zelf pas na een tijdje achtergekomen dat ik op de een of andere manier bijna altijd wel iets van muziek in mijn verhalen stop. Van iets kleins zoals een kinderliedje uit een andere wereld, tot een hele setting die gebaseerd is op de mythe van Orpheus (dé musicus, zou je kunnen zeggen). Samen met mijn zus heb ik muzikale vertelmiddagen georganiseerd, waarin we een verhaal brachten, in woord en muziek. En een paar jaar geleden schreef ik samen met Melike Tarhan, een Gentse zangeres met Turkse roots, de songteksten voor haar cd Juicy Little Bramble. Wat de toekomst op dat vlak zal brengen, weet ik niet, maar ik weet wel zeker dat het nog niet gedaan is met projecten waarin woord en muziek samenkomen! Ik heb bijvoorbeeld al jaren een idee voor een kinderboekje met bijhorende muziek. OOTW: Hoe kreeg je het idee voor Overstekers? Ging er een kort verhaal rond dezelfde personages aan vooraf? Schreef je vroeger korte verhalen? Petra: Met Overstekers ben ik meteen in een verhaal van boeklengte gedoken. Het kernidee daarvan droeg ik al jaren met me mee. Dat was ontstaan als een samensmelting van enerzijds mijn fascinatie voor mythen van over de hele wereld (en hoe die verschillen, maar net ook gelijkenissen vertonen: denk maar aan draken en gevleugelde mensachtigen die in totaal verschillende culturen voorkomen), en anderzijds het moment dat ik voor het eerst op mezelf ging wonen. Ik weet nog goed dat ik uit het raam stond te kijken en er ineens een personage mijn hoofd in sprong: ook zij was net verhuisd, maar in tegenstelling tot mijn behulpzame en steunende familie was haar familie nogal sceptisch over deze onderneming. Toen ik wat meer inzoomde op dat idee werd me meteen duidelijk dat dat was omdat Mirabel niet zomaar naar een andere stad of een ander land was verhuisd, maar naar een heel andere wereld. De mensenwereld, waar magie alleen maar onder de radar bestaat. Net als andere Overstekers (wezens als faunen, waternimfen, daimonen) is zij afkomstig uit Aeterna, een wereld die doordrenkt is van magie en via Portalen met andere werelden is verbonden. En toen kwamen er al snel nieuwe vragen: waarom was ze zo halsoverkop vertrokken? Hoe voelde ze zich in deze nieuwe wereld? Wat zou er misgaan (want er moet natuurlijk wel iets misgaan)? Het idee groeide… Uiteindelijk begint boek één een aantal jaar na Mirabels Oversteek. Ze is hier gesetteld, en eraan gewend dat andere Overstekers een beroep komen doen op haar bemiddelaarskwaliteiten, als een conflict – met elkaar of met mensen – het bestaan van Overstekers aan het licht dreigt te brengen. Ze weten immers dat zij afkomstig is van de machtigste familie van hun thuiswereld, en gewend is aan intriges. Maar dan wordt er een moord gepleegd en staat er bezoek van haar thuiswereld voor de deur… Korte verhalen schreef ik vroeger nooit, dat is iets waar ik pas een paar jaar geleden mee ben begonnen toen mijn uitgever een verhalenbundel voor een goed doel uitbracht en om bijdragen vroeg. Ik was als schrijver en als lezer altijd meer fan van flinke boeken, en liefst nog series, zodat je alle tijd hebt om vertrouwd te raken met de wereld en de personages. Maar geleidelijk aan was ik waardering beginnen krijgen voor het genre, toen ik de korte verhalen leerde kennen van enkele schrijvers van eigen bodem – met name Johan Klein Haneveld en Vanessa Gerrits – die er wel degelijk in slagen om je in het bestek van zo weinig woorden helemaal onder te dompelen in een wereld of personage. Naarmate ik het vaker ging doen, begon ik het steeds leuker te vinden, maar ik vind het nog altijd een enorme uitdaging om, eens ik ‘in’ een personage zit, de ideeën niet te laten groeien tot ik er toch (minimaal) een boek over wil schrijven. OOTW: Viel het mee om in het derde deel van Overstekers alle plotlijnen mooi te laten samenkomen? Had je het einde van de trilogie al in je hoofd toen je aan het eerste deel begon? En hoe moeilijk is het om een tweede deel te schrijven, wetende dat het einde nog zo ver weg is? Petra: Hoewel ik een echte ontdekkingsschrijver ben waren enkele plottwists die op het einde plaatsvinden me al in een heel vroeg stadium duidelijk. Daar kan ik helaas niet veel over vertellen zonder gigantische spoilers! Maar heel veel is ook gaandeweg gegroeid. Dus ja, ik heb flink wat overzichtjes en schema’s zitten maken om te zorgen dat alles uiteindelijk mooi samenkwam in deel drie. Dat was een behoorlijke denkoefening op sommige fronten, maar toen alle puzzelstukjes eenmaal in elkaar begonnen te vallen, stond ik versteld van hoeveel van wat ik onbewust had opgezet perfect op elkaar aansloot, op een manier die veel beter was, organischer en kleurrijker, dan ik puur rationeel had kunnen bedenken. Toen ik aan deel twee begon wist ik nog niet zeker hoeveel delen de reeks uiteindelijk zou bevatten. Het was dus een evenwichtsoefening hoeveel van de achtergrondplot al naar voren moest komen ten opzichte van de case in dat deel. Eén plotlijntje dat naar die achtergrond verwees, heb ik na de eerste schrijfronde uit het boek gehaald en bewaard voor het derde deel. OOTW: Momenteel schrijf je aan de reeks Kinderen van Orpheus. De naam laat ‘klassieke invloeden’ vermoeden. Welke rol speelden de mythen uit de klassieke oudheid in de ontwikkeling van je verbeelding en van je oeuvre? En zitten er daadwerkelijk veel ‘klassieke invloeden’ in Kinderen van Orpheus? Uit hoeveel delen zal de reeks bestaan? Petra: Ik heb mijn mythologische inspiratiebronnen inmiddels al een paar keer genoemd, dus ik denk dat al wel duidelijk is dat hun rol groot is! Wat Kinderen van Orpheus betreft: de reeks (het wordt een trilogie) is een soort vervolg op de mythe van Orpheus. Voor wie die niet kent, een hele korte samenvatting: in deze mythe is de hoofdrol voor Orpheus, een bard die met zijn muziek dingen kon die je als fantasylezer alleen maar als magie kunt beschouwen: wilde beesten kalmeren, rivieren van plaats doen veranderen, strijdende partijen verzoenen… Kort na hun huwelijk sterft zijn jonge vrouw Eurydice. Orpheus daalt af in de wereld van de doden om de goden van de onderwereld te smeken hem zijn vrouw terug te geven. De goden gunnen hem zijn wens – op voorwaarde dat hij terug naar boven klimt, met haar achter zich aan, zonder om te kijken. In ware tragediestijl faalt hij daarin, in het zicht van de haven, en nu is hij haar écht kwijt. Alsof dat einde nog niet erg genoeg is, zwerft hij daarna half waanzinnig door het land, tot hij letterlijk aan stukken wordt gescheurd door volgelingen van de god Dionysos. Ik heb daarop voortgeborduurd door te stellen dat de stukken van zijn lichaam gevonden zijn door zes mensen, die ze een waardige begrafenis gaven. Als dank kregen ze allemaal een stukje van de kracht van Orpheus: de ene kon vanaf dat moment helen met muziek, de andere kon muziek gebruiken voor telekinese, nog iemand anders kon emoties beïnvloeden… Het werd vanaf dat moment hun taak om te strijden tegen monsters die uit de onderwereld ontsnapten (waarschijnlijk door de barst die Orpheus met zijn tocht ongewild veroorzaakt had). Deze wezens hebben het voorzien op musici met een gebroken hart. Hun afstammelingen voeren deze strijd nog steeds. Kinderen van Orpheus speelt zich af in onze tijd, in Parijs, waar Ariane muziek gaat studeren. Ze twijfelt echter aan haar talent, en dan gebeuren er ook nog eens vreemde dingen: ze hoort muziek die niemand anders lijkt te horen en is getuige van een bizarre overval. Tegelijkertijd wordt Elena, lid van de Kinderen van Orpheus-organisatie, als jongste begaafde ooit hoofd van een strijdgroep. Haar eerste solo-missie gaat echter helemaal fout. Moet ze zichzelf de schuld geven? Of is er iets anders aan de hand? OOTW: Zie je jezelf ooit een standalone novel schrijven? Waarom (niet)? Heb je concrete plannen in die richting? Petra: Ik hou van series. Bij uitstek als je fantasy schrijft, geeft dat je meer ruimte voor verdieping. Ik hou van opbouw, van personages die de tijd krijgen om zich te ontwikkelen, intriges en relaties die zich ontplooien. Daarnaast wil ik ook een wereld neerzetten die geloofwaardig en gelaagd voelt, en een magiesysteem dat origineel en logisch is. Een verhaal wordt bij mij al heel snel langer dan ik op voorhand denk, omdat ik overal dieper induik. Dat wil niet zeggen dat ik nooit een standalone zou schrijven, alleen dat ik er het juiste idee voor nodig heb. Ik heb een keer al lachend gezegd: ik moet volgens mij gewoon een idee voor een novelle vinden… dan wordt het waarschijnlijk vanzelf een standalone novel van normale omvang. OOTW: Stel ons eens voor aan Het Schrijverscollectief, waarvan je lid bent. Petra: Het Schrijverscollectief is opgericht door Meaghann Baeken, aka auteur Morgan Blade. Toen zij haar debuut had uitgebracht, besefte ze al snel hoe duur een standplaats op een fantasy-evenement vaak is en hoe verloren je daar als één eenzame auteur zit. Ze verzuchtte: ‘Eigenlijk zou er een soort schrijverscollectief moeten bestaan, zodat je de krachten kunt bundelen…’ En toen besloot ze gewoon om dat zelf op te richten! Ik reageerde op een oproepje dat ze op Facebook zette en al gauw stonden we met een groepje auteurs samen op Elftopia in Ooidonk. Aanvankelijk was het puur praktisch: standgeld delen, samen een mooi aanbod aan de bezoekers bieden. Tegelijk was het meteen duidelijk hoe de sfeer zou zijn: van coöperatie en niet van concurrentie. Schrijf jij dark fantasy voor volwassenen, maar staat er een meisje in een Harry Potter-kostuum voor je neus? Verwijs haar door naar degene in de tent die over een magische school schrijft! Schrijf jij epic fantasy en praat je met iemand die fan is van Patricia Briggs? Stuur die door naar degene die urban fantasy schrijft! Dat zorgde voor een kameraadschappelijke sfeer die al gauw kenmerkend werd voor onze stand en die bezoekers enorm weten te waarderen. Tijdens de corona-periode zagen we elkaar minder, maar onze Whatsapp-groep floreerde des te meer. Op een gegeven moment gingen sommigen onder ons ook samen D&D spelen en tja… dan is het groepsgevoel natuurlijk compleet! Toen we eenmaal weer ‘mochten’ was het een feestje om elkaar terug te zien en is onze lijst met evenementen snel langer geworden. OOTW: Hoe kwam Het kruispunt der verloren zielen, de eerste verhalenbundel van Het Schrijverscollectief, tot stand? Petra: De bundel groeide in de eerste plaats vanuit dat groepsgevoel: hoe fijn zou het zijn om eens iets samen te schrijven? In de tweede plaats leek het een leuke manier om wat extra fondsen te werven voor het Schrijverscollectief: de opbrengst gaat integraal naar de pot. De ontwikkeling van het idee erachter verliep heel organisch. Dimitri Balcaen kwam met zijn idee voor een kort verhaal over een man die zijn ziel aan een hele hoop verschillende entiteiten heeft verkocht en na zijn dood op de vlucht moet voor zijn schuldeisers. En zo kwamen we tot een raamvertelling over een plek waar gevluchte wezens uit diverse werelden voor even veiligheid kunnen vinden, voor zolang ze bij het kampvuur zitten en elkaar hun verhalen vertellen. OOTW: Je schreef jouw verhaal voor deze bundel samen met Jelmer Panman (van Helden op Papier, Nederlandstalige role playing games). Hoe was het om met z’n tweeën een verhaal te schrijven? Is een samenwerking met een auteur voor herhaling vatbaar? Petra: Aanvankelijk zouden Jelmer en ik elk een verhaal schrijven voor de bundel, maar al brainstormende kwamen we erachter dat we allebei hele goede ideeën hadden voor het zaadje dat hij in zijn hoofd had – een achtergrondverhaal over zieneres Diamanda, een belangrijk en kleurrijk personage in zijn Gebroken Licht-setting. Jelmer creëerde voor zijn 5E-avonturen een hele wereld, waarin goden sterfelijk zijn en stervelingen goden kunnen worden… de magie op deze wereld is gebaseerd op de Kleuren, scherven van het scheppende licht. Uiteindelijk vroeg hij: ‘Zullen we dat verhaal niet samen schrijven?’ We besloten om dat gewoon te proberen. Zo ontstond het verhaal over het verleden van de flamboyante Diamanda: ooit was ze de verlegen jonge wees Nyhla, een albino tiefling, geboren op Wintertij. Onder een bloedrode maan krijgt ze te maken met pestkoppen, de angst voor schijnbaar vervloekte krachten die in haar oprijzen en de vraag of zij wel het recht heeft om kleur te bekennen. Met zijn tweeën schrijven is inderdaad wel anders. Het helpt dat Jelmer en ik goed op elkaar afgestemd en ingespeeld zijn (na zeven jaar huwelijk mag dat wel). Maar dan nog was het aftasten: hoe belangrijk is idee X voor jou? Wat bedoel je nu precies als je Y zegt? Want een idee en de uitwerking daarvan in woorden zijn niet hetzelfde. Maar we vonden ons ritme, deelden het verhaal in stukjes en bespraken telkens hoe het vervolg eruit moest zien. Ik ondervroeg Jelmer over de details van zijn wereld en hij liet me de vrije hand met de zijpersonages. Uiteindelijk lagen mijn handen meestal op het klavier, maar het was een soort gezamenlijk brein dat ze bediende. Voor de toekomst zie ik samenwerkingen nog wel zitten, ja. Het is een uitdaging – en het lijkt me heel lastig als je niet op dezelfde lijn zit – maar het is erg inspirerend. Er staat zelfs min of meer al één op de planning voor komend jaar (misschien zelfs twee, dat zal van de agenda’s afhangen)! OOTW: Hoe ontstond Wake - De laatste uren van het jaar, de tweede verhalenbundel van Het Schrijverscollectief? Petra: Deze bundel is gepubliceerd door uitgeverij Readmore. In Wake – De laatste uren van het jaar zijn de personages (incarnaties van) Feestdagen. Het is 1926, Oudejaar ligt op sterven en zal dra herboren worden als 1927. Andere Feestdagen zijn naar de magische feesthal Holly gekomen om 1926 te vieren. Holly nodigt enkelen van hen uit een verhaal te vertellen… maar pas tegen het einde wordt duidelijk dat ze de vertellers dit jaar niet willekeurig kiest. Toen we aan het bespreken waren wie een verhaal zou schrijven over welke Feestdag claimde Mathias Maho meteen Halloween. Die had ik ook wel gewild, maar je gaat natuurlijk niet in de clinch met een dark fantasy-auteur (grapje, Mathias, het was je gegund, hoor). Gek genoeg was mijn volgende opwelling totaal onverwacht, want ik ben echt een najaarsmens: ik koos voor Midzomer. Niet zo’n voor de hand liggende, want midzomer is wel een oude feestdag, maar een personificatie zoals de Kerstman of de Paashaas is er niet… En toch zag ik Midzomer spontaan voor ogen: de Zomerkoningin, een fey-achtig karakter, zowel waardig als grillig. Elk jaar incarneert ze rond midzomer een tijdje in de mensenwereld en neemt ze een vorm aan die past bij de tijd en het jaar. Mensen trekken vanzelf naar haar toe, nodigen haar uit, willen in haar buurt zijn, en komen met plezier op haar grote midzomerfeest, waarop ze de energie van alle midzomerfeesten verzamelt, bundelt, linkt aan de magie van het Zomerrijk, en over de wereld verspreidt. Maar er is dat ene jaar dat er een schaduw valt over het stralende hart van de Zomerkoningin… De personages van Midzomers verhaal waren lastig los te laten, en dat gold niet alleen voor mij maar ook voor een van mijn mede-auteurs uit de bundel, dus dat is een van de samenwerkingen die er waarschijnlijk binnenkort aankomt… OOTW: Denk je dat er nog een derde verhalenbundel van Het Schrijverscollectief komt? En denk je op termijn aan een eigen verhalenbundel? Petra: Een derde bundel van Het Schrijverscollectief zou er best wel eens kunnen komen. Ideeën genoeg, alleszins! Het hangt natuurlijk af van ieders andere deadlines. Je zou denken dat je een kort verhaal wel snel even tussendoor doet, maar dat valt toch tegen als je het goed wil doen. En dan vinden we het ook nog eens zo leuk om raamvertellingen te creëren, dus moet er ook flink afgestemd worden. Je schrijft immers niet alleen je verhaal, maar ook stukjes overkoepelend verhaal, waarin alle personages bij elkaar zitten. Dat betekent dat je grip moet krijgen op de personages van de anderen om hun reacties juist te beschrijven. Een uitdaging, maar wel een van de allerleukste onderdelen van het maken van de verhalenbundel, wat mij betreft! Een eigen verhalenbundel: tot op dit moment had ik daar nooit zelfs maar aan gedacht, om eerlijk te zijn. Maar nu ik er zo bij stilsta: in de loop der jaren heb ik inmiddels wel al een en ander bij elkaar geschreven, dat her en der gepubliceerd is voor een goed doel of in een tijdschrift. Wie weet komt dat er nog wel van…! OOTW: Hou je van Role Playing Games en klassieke bordspellen? Zoja, wat speel je graag? Petra: Ja, absoluut! Ik ben gek op gezelschapsspelletjes. We hebben thuis een uitpuilende kast. Favorieten zijn momenteel (want dat wisselt wel eens) Delphi, Marco Polo, Gingerbread House, Villainous, First Class en Majesty. En mijn wederhelft is al sinds zijn zestiende een fervent D&D-speler. Die heeft mij bijna meteen zodra we elkaar leerden kennen besmet met het virus, en sindsdien rollen de dobbelstenen hier elke twee weken! OOTW: Welke andere creatieve hobby’s beoefen je? En heb je tijd om naast het schrijven ook te lezen? Kan je ons een paar leuke leestips bezorgen? Petra: De laatste jaren slorpt het schrijven de meeste creatieve energie op, merk ik. Vroeger boetseerde ik ook, maar dat schiet er nu helemaal bij in. Wat ik wel nog vaak doe is experimenteren met recepten in de keuken. Zo maakte ik onlangs voor het eerst vijgen-en-honing-ijs: een groot succes. Lezen: ook dat is een beetje minder geworden door het schrijven. Het lijkt een beetje dezelfde breinruimte in beslag te nemen. Momenteel lees ik nog zo’n tachtig boeken per jaar (plus een stapeltje strips), dat was vroeger met gemak twee keer zoveel. Favorieten kiezen vind ik altijd afgrijselijk (al is het maar omdat ik er altijd vergeet), maar gewoon wat leestips geef ik met plezier! - Terry Pratchett, Discworld: Pratchett schrijft satire, maar op zo’n manier dat het niet allemaal alleen haha is, maar je soms met een krop in de keel zit doordat je zo meeleeft met de personages. Wat niet wil zeggen dat de tranen niet over je wangen kunnen rollen van het lachen bij sommige passages! - Patricia Briggs, de Mercy Thompson- en Alpha & Omega-reeks. Ik ben een grote urban fantasy-liefhebber en Patricia Briggs mengt door haar weerwolvenwereld ook fey en Native American mythen. De eerste twee boeken zijn leuk, maar pas daarna wordt het echt verslavend. - Travis Baldree, Legends & Lattes: zoals altijd bij hypes heb ik deze lang links laten liggen, maar toen ik hem las, had ik daar meteen spijt van. Heerlijke feelgood fantasy. - Patrick Rothfuss, De naam van de wind: lees gewoon dat eerste boek en laat het erbij. Deel twee is er wel al, maar we wachten al eindeloos lang op deel drie en of dat ooit nog komt? Maar dat eerste boek is zó mooi geschreven dat je het niet wil missen. Rothfuss is een echte poëet en toch zit je je nooit een weg te banen door overdadig bloemrijk taalgebruik. - Brandon Sanderson, Mistborn of Warbreaker: unieke worldbuilding en niemand schrijft magiesystemen zoals Sanderson. - V.E. Schwab, De kleuren van magie: Schwab heeft zo’n atmosferische manier van schrijven dat het verhaal bijna ondergeschikt is… maar dat is toch echt wel de moeite waard. - Marissa Meyer, Lunar Chronicles: dit zijn YA-sprookjeshervertellingen, maar dan op zo’n manier dat je echt niet van kilometers ziet aankomen hoe een en ander zal verlopen. - Een SF-boek: Project Hail Mary van Andy Weir. Zoek zo min mogelijk op over dit boek en laat je erdoor verrassen. De spanning van een eenzame astronaut die door creatief denken moet zien te overleven is nog niet eens het leukste deel van het verhaal. - Nog eens SF: de Radch-trilogie van Ann Leckie. Daarin wordt een niet-menselijk personage (een schip) op een meesterlijke manier neergezet. Meer over Petra vind je hier. Website: www.petradoom.be Facebook: https://www.facebook.com/PetraDoomSchrijfster/ Instagram: https://www.instagram.com/petradoom/ Profiel op Auteurslezingen: https://www.auteurslezingen.be/petra-doom En via deze links ontdek je meer over Het Schrijverscollectief. Facebook: https://www.facebook.com/p/Het-Schrijverscollectief-100070085050528/ Dimitri Balcaen: https://readmore.be/ Helden op Papier: https://heldenoppapier.com Morgan Blade: https://morganblade.com/ Mathias Maho: https://www.mathiasmaho.com/ Pen Stewart: https://www.penstewart.com/ Joost Uitdehaag is de auteur van de low fantasyreeks Fulia, van Vechten voor Eva en van de bundel Pake Pollok en andere verhalen. Hij publiceerde onder andere in Nature, Ganymedes en EdgeZero. Hij publiceert bij de zelfstandige coöperatieve uitgeverij Nimisa Publishing House.
Met ‘Onzekere Anna’ behaalde hij de bronzen prijs bij de Harland Award 2017. En in 2021 won hij met ‘Pake Pollok’ de EdgeZero-publieksprijs. Joost is lid van een onderzoeksteam voor een biotechbedrijf, dat nieuwe medicijnen ontwikkelt. Hij is expert eiwitkristallografie. (Meer over Joosts onderzoek hier.) OOTW: Hoe kwam je tot het schrijven van verbeeldingsliteratuur? En las je in je jeugd al SF/F/H? Joost: Jazeker. Mijn vader had een grote fantasycollectie die ik helemaal heb verslonden, naast die van de lokale bibliotheek. Op de middelbare school stond ik erop om een speciaalstudie Nederlandse fantasy te doen, tot wanhoop van mijn lerares. Dus mocht zij ook Wim Gijsen gaan lezen. Verhalen die me echt gevormd hebben als tiener zijn Lord of the Rings, de Duin-trilogie en Star Wars-films, naast de Conan-boeken van Robert Howard, en Het Geboortegraf van Tanith Lee. Verder Waterschapsheuvel en De Quincunx. Ademloos was ik, overweldigd. OOTW: Wat is het eerste verhaal dat je kon plaatsen in een tijdschrift of op een website? Hoe kijk je terug op dit verhaal? Joost: Volgens mij was dat ‘De Chevrix’ in Pure Fantasy. Dat tijdschrift van Alex de Jong met het internetforum was rond 2009 echt een plaats van samenkomst voor jonge en gevestigde SF- en fantasy-auteurs. Veel uitgeverijen en schrijvers van nu vinden daar hun oorsprong. De Chevrix gaat over een fabeldier dat zelden gezien wordt. Natuurlijk levert het status op als je er een vangt, dus dat willen de rijken van de wereld wel. Ik vind het nog steeds een amusant verhaal, vandaar dat ik het heb opgenomen in mijn verhalenbundel, in een ietwat herschreven versie. Alleen wat stijldingen heb ik aangepast. Ik schrijf eigenlijk te weinig humoristische verhalen. Met ‘Liefde en magie in twee werelden’ heb ik het nog een keer geprobeerd. Dat was mijn verhaal voor de bundel De bar met de duizend deuren, samengesteld door Johan Klein Haneveld. OOTW: Je verhaal ‘Life in a monastic Lab’ (2009) werd opgenomen in Nature en verscheen later in de bundel Nature Future 2. Een mijlpaal. Hoe kwam jouw verhaal bij Nature terecht? En wat betekende deze publicatie voor jouw carrière? Joost: Dit verhaal heb ik speciaal voor Nature geschreven. Dat moet ook bijna wel, want dat ultrakorte format van minder dan 1000 woorden kom/kwam je bijna nergens tegen. Ik was geïnspireerd door de overeenkomsten tussen het leven in een klooster en dat in een lab. Er wordt vaak gedaan alsof religie en wetenschap elkaars tegengestelde zijn, maar ze liggen qua levenshouding erg in elkaars verlengde, vind ik. Het is geen toeval dat universiteiten uit kloosters gevormd werden. Vechten voor Eva gaat ook erg over wetenschap en religie. ‘Life in a monastic lab’ gaat over een wetenschappelijke kloosterorde dus. In eerste instantie gingen er niet heel veel deuren plotseling voor mij open door deze publicatie, maar je merkt wel dat je veel serieuzer wordt genomen als er zoiets op je CV staat. Het is wel zo dat heel veel topauteurs – zoals Ted Chiang – ooit een Nature Future hebben geschreven, haha. OOTW: In je roman Vechten voor Eva verwerk je ervaringen en elementen uit je wetenschappelijk onderzoek. Hetzelfde geldt voor ‘Life in a monastic lab’. Maar zitten er ook in je andere romans en verhalen elementen uit je wetenschappelijke expertise? Zoja, kan je enkele voorbeelden geven? En kan je het plot van Vechten voor Eva wat toelichten? Joost: Vechten voor Eva heeft een Breaking Bad-achtig plot over het illegaal produceren van een medicijn tegen kanker, in plaats van crystal meth. Als Manon hoort dat haar vriendin Eva ziek is, gaat ze tot het uiterste om te zorgen dat haar vriendin een medicijn kan krijgen dat nog in ontwikkeling is, waar iedereen in gelooft, maar waarvoor ze geen plek kan vinden bij een klinische studie. Het mooie is dat het medicijn en die klinische studies en het optimisme eromheen gebaseerd zijn op een waargebeurd verhaal. Ook in andere verhalen speel ik graag met biologie, bijvoorbeeld CRISPR-technologie om genen uit te schakelen, in de korte verhalen ‘De minnaar van mevrouw Mellors’ en ‘De begeerten van vreemden’ die je kunt vinden in mijn verhalenbundel. OOTW: Hoe kwam je bij Nimisa Publishing House terecht? De auteurs beheren zelf de uitgeverij. Kan je ons vertellen hoe dit concreet in zijn werk gaat? Wat voor beslissingen nemen jullie zoal? En is er een taakverdeling tussen de auteurs? Hoe regelen jullie de distributie? Zou jij als auteur ook kunnen functioneren bij wat wij kennen als een klassieke uitgeverij? Joost: De oorsprong van Nimisa ligt bij auteurs die ooit bij uitgeverij Pure Fantasy zaten, en vanuit dat wereldje heb ik me ook bij hen aangesloten. Met Nimisa besloten we het over een speciale boeg te gooien en een coöperatie op te richten. Tegenwoordig bestaat Nimisa uit Mark van Dijk, Marieke Frankema, Atalanta Nèhmoura, Rik Raven, Wianda Rozendaal en Rianne Werring. Een achtste lid, Wouter van Gorp, is dit jaar overleden en dat is een heel gemis. Nimisa is bij de Kamer van Koophandel ingeschreven als officiële coöperatie, dat wil zeggen dat er statuten zijn en dat de vergadering van leden (de auteurs dus) beslissingen neemt door te stemmen. We hebben geen mensen in dienst, dus het komt aan op vrijwilligerswerk. Sommigen doen veel social media, anderen organiseren tripjes naar festivals, iemand anders doet de IT en de financiële administratie. Voor de distributie is Nimisa aangesloten bij De Vrije Uitgevers, zodat we betaalbare toegang tot het Centraal Boekhuis hebben. Als individuele auteur heb je veel vrijheid binnen Nimisa, dat is het mooie eraan, maar er is ook een raamwerk. We werken met professionele redacteuren, opmakers en illustratoren en onderling checken we elkaars werk voordat het gepubliceerd wordt. Ik denk dat de kracht van Nimisa is dat er niet één iemand is die al het werk doet, maar dat we het samen doen. Zo hebben we pas geleden samen de verhalenbundel Legenden langs de kust, vol met hervertelde mythen uit Katwijk, Noordwijk en Wassenaar, uitgebracht. Als iemand die dit leest interesse heeft om zich aan te sluiten bij Nimisa: we zijn steeds op zoek naar nieuwe leden. Zou ik ook kunnen functioneren bij een klassieke uitgeverij? Leuke vraag. Het is natuurlijk wel makkelijk dat dan veel geregeld wordt, en ik zou genieten van de extra tijd die ik aan schrijven kan besteden. Anderzijds, als je boek niet herdrukt wordt, of een vervolg niet uitgegeven, dan kan dat heel frustrerend zijn. In ieder geval ga ik het gedeeltelijk proberen, want voor uitgeverij Quasis ga ik het achtste deel van De zwijgende aarde schrijven! Heel veel zin in. Voor mijn andere werk blijf ik bij uitgeverij Nimisa. OOTW: Hoe ontstond het idee voor Fulia? Was je altijd al van plan om voor low fantasy te gaan voor Fulia I en II, of had je eerst een ander soort fantasy in gedachten? Kan je ook high fantasy smaken? En wat maakt voor jou goede fantasy? Joost: Fulia was iets dat heel lang in mijn hoofd heeft gezeten. Oorspronkelijk was Fulia een legerleidster in een Warhammer-universum. Maar toen ik besloot haar lotgevallen op papier te zetten, werd het al heel snel een apocalyptisch religieus verhaal. De middeleeuwse legende van Prester John, over een groot, onontdekt christelijk rijk, was een inspiratie, en ook het fort Masada, en het middeleeuwse kloosterleven. Het low fantasy deel van Fulia zit erin dat er weinig tovenarij en magische wezens in voorkomen. Anderzijds is Fulia’s zoektocht naar een verloren alliantie wel episch te noemen. Dus ‘epische low fantasy’, kan dat ook? Voor mij gaat goede fantasy over fundamentele menselijke waarden. Dat kun je goed vertellen in een wereld waar alleen heel basale technologie aanwezig is, en daarom gaat de beste fantasy over waarden zoals trouw aan elkaar, de waarde van een belofte, zorg voor vrienden en familie, gastvrijheid. Sommige van deze principes zijn honderdduizenden jaren oud en zitten in ons DNA opgesloten, daar ben ik van overtuigd. Goede fantasy gaat daarmee aan de slag om een mooi, emotioneel verhaal op te bouwen. Dat heb ik met Fulia willen doen. High fantasy … Ik vind het moeilijk om een ridder rond te hebben lopen in een verhaal die met één slag van zijn vlammende zwaard alles oplost. Want waarom zou die nog vrienden maken? Of wat is zijn uitdaging dan? Het kan wel werken als hij of zij ook een interne strijd heeft, zoals Batman in The Dark Knight. Ik hou dan toch meer van de Arthurverhalen, of die van Tolkien, of de Nibelungen, waar een magisch zwaard meer symbolisch is voor macht, dan dat het echt fysiek een voordeel in een gevecht oplevert. Wat realistischer en grijzer, daar houd ik van. Games of Thrones is daarom geweldig. Fulia is min of meer organisch gegroeid omdat ik heel graag een fantasy wilde schrijven zoals ik die graag zou lezen. Grauw, grimmig. Defaitisme afgewisseld met hoop tegen beter weten in. Ruziemakende clans die hun verschillen moeten bijleggen of ten onder gaan. Een menselijke hoofdpersoon die door te praten, hoop uit te stralen, vrienden rond zich te verzamelen, uiteindelijk de wereld in beweging zet. En daar zelf misschien wel aan onderdoor gaat … OOTW: Je stond met ‘De Hippiekolonie’ in de vampierbundel Bloedzuigers in de Polder. Kan je ons wat meer vertellen over je studententijd in Wageningen, en hoe je die in dit verhaal verwerkte? Joost: Ha, wat een leuke vraag! Ik heb een geweldige studententijd gehad in Wageningen. Precies groot genoeg om een avontuur te zijn voor een achttienjarige, en precies klein genoeg om je er helemaal thuis te voelen. Ik heb 5.5 jaar op studentencomplex Droevendaalsesteeg gewoond, wat toen (in 1990) al aanvoelde als een tijdreis terug naar de roerige jaren ’70 met hippies en punkers. Ik dacht dat het gevoel, dat ergens de tijd stil kan staan, een mooi gegeven is voor een vampierverhaal, omdat vampieren door hun lange leven een tragere tijdlijn hebben dan mensen. Verder is het verhaal een ode aan dat geweldige studentencomplex, dat nog steeds bestaat, en waar nog steeds die vrijgevochten sfeer hangt. OOTW: Je schreef verhalen die een ode zijn aan of mee geïnspireerd werden door literaire grootheden als Edgar Allan Poe (‘Dor hout’ in Poe in de Polder) en D.H. Lawrence (‘De minnaar van mevrouw Mellors’) Wie zijn jouw favoriete auteurs? Lees je ook graag hedendaagse auteurs? En kan je ons een paar voorbeelden geven van boeken waar jij van genoten hebt, maar die voor SF/F/H-lezers misschien een eerder onverwachte keuze lijken? Joost: Tijdens mijn tienerjaren was ik een ontzettende fan van Hemingway. Ik las dat voor mijn lijst en was meteen verliefd op de stijl, de sfeer. Al zijn werk gaat om thema’s die ook in goede fantasy belangrijk zijn: liefde, leven, dood. Ik moet zeggen dat ik nogal een eclectische lezer ben. Jane Austen is geweldig om haar bijtende humor. Nevil Shute’s roman ‘A requiem for a wren.’ Prachtig liefdesverhaal. Een romannetje op zijn tijd, niets mis mee. Ik kreeg Lessons in chemistry van Bonnie Garmus voor mijn verjaardag – in één ruk uitgelezen. Qua SF heb ik de laatste jaren erg genoten van de korte verhalen van Ted Chiang, vooral ‘The lifecycle of software objects’. Ook een liefdesverhaal, maar zó authentiek, zo menselijk. Een vriend raadde me The three body problem van Liu Cixin aan en ik heb alle delen in één ruk uitgelezen… en dat zegt wat! Daarnaast zijn mijn absolute toppers, terugkijkend: Lord of the Rings, Foundation Trilogy, Dune, Game of Thrones. Niets verrassends, maar ik heb er ontzettend van genoten. Ik mag ook graag Nederlandse SF- en fantasy-auteurs lezen. Afgelopen maanden heb ik de hele Zwijgende aarde-reeks gelezen, als voorbereiding op het schrijven van deel acht. Dat was echt wel een genot. Binnen de Nimisa stal lees ik graag Marieke Frankema, omdat ze zulke lieve, rustgevende verhalen schrijft. Wouter van Gorp springt eruit vanwege zijn intellectualiteit en grote fantasie. Ik vind het ontzettend jammer dat hij er niet meer is. Als ik een verhalenbundel in handen krijg, lees ik vaak de verhalen van Anaïd Haen en Django Mathijsen, en die van Mike Jansen, Kelly van der Laan en Jan J.B. Kuipers. Allemaal om hun goede stijl. Van Anaïd en Django is Tweeleed als onderdeel van De zwijgende aarde een emotioneel pareltje. De verhalen van Johan Klein Haneveld kan ik ook altijd lezen, die zijn gewoon fijn, geven vertrouwen in de wereld. Van Jan J.B. Kuipers ben ik al lang fan. Filip P.G. Camermans De Schreeuw van de Griffioen is een geweldige historische fantasy. Afijn, ik kan blijven doorgaan. OOTW: Hoe groeide jouw bundel Pake Pollok en andere verhalen? Was je altijd al van plan om een verhalenbundel samen te stellen, of was het eerder een organisch proces? Heb je erg getwijfeld over de selectie, of was je vrij snel zeker welke verhalen erin moesten? Zit er nog een verhalenbundel aan te komen? Joost: Eigenlijk was ik te lui voor een verhalenbundel, maar ik werd door Johan Klein Haneveld opgestookt om er een samen te stellen. Ik ben erg blij dat ik het gedaan heb: veel verhalen zijn wel gepubliceerd, maar in tijdschriften die niet meer beschikbaar zijn, dus eigenlijk verloren voor de lezer. Ik heb alle verhalen behoorlijke redactie gegeven, zodat ik er 100% achter kon staan. Een paar heb ik niet opgenomen, die hinkten op twee benen of kabbelden naar een einde. Als ik weer genoeg verhalen heb, bij voorkeur prijswinnende zoals ‘Pake Pollok’, dan is het best wel aantrekkelijk om weer zo’n bundel uit te brengen. Maar eerst schrijven… OOTW: Kan je ons meenemen in je schrijfproces? Hoe anders was bijvoorbeeld het schrijven van Fulia dan het schrijven van korte verhalen? Joost: De laatste jaren schrijf ik heel wat korte verhalen op uitnodiging, en die hebben vaak een vast thema, dat geeft dan wat houvast. Als dat niet zo is, begint het dikwijls met een rudimentair plot. Tegenwoordig wil ik zo snel mogelijk gaan schrijven, omdat ik weet dat er van plots die ik vooraf bedenk, meestal niet zoveel overblijft later. Meestal schrijf ik ’s ochtends voor ik naar het werk ga. Op de fiets daarheen, krijg ik dan allerlei ideeën hoe het verder moet en die noteer ik dan in mijn telefoon om de volgende dag uit te werken. In de weekenden neem ik wel uitgebreid de tijd om lekker veel woorden weg te typen, op basis van de ideeën die ik gedurende de week heb verzameld . OOTW: Zijn er schrijftechnieken die je nog niet probeerde maar waarnaar je heel nieuwsgierig bent? Zaken die je wilt uitproberen? Hoe sta je tegenover ‘het experiment’ in het schrijfproces? Werk je liefst volgens een vast stramien of hou je ervan de zaken af en toe eens anders aan te pakken? Schrijf je nu op een andere manier dan vroeger? Joost: Ik begin meestal met een idee in mijn hoofd, dat ik dan opschrijf als een synopsis. Van daaruit maak ik samenvattingen van hoofdstukken. Als het me dan nog steeds iets lijkt, ga ik schrijven. Meestal wordt het plot dan weer helemaal anders. Tijdens het schrijven leer ik zelf ook de karakters kennen, en wie me het meest aanspreekt. Na de eerste versie komt er dan een hele grondige herschrijfbeurt waarbij de onaansprekende karakters en plotelementen eruitvliegen en het verhaal een echt verhaal wordt. Ik heb mezelf voorgenomen om wat meer te experimenteren met ingewikkelde niet-lineaire plots maar tot nu toe is het daar niet van gekomen. Het verhaal moet ook ‘goed’ voelen en ik moet lol hebben in al die hoofdstukken creëren. Als ik te veel beredeneer (nog meer), dan gaat de flow eruit. Dus experimenteren lijkt me leuk, maar het moet voor mij wel een spannend, leesbaar en emotioneel waardevol verhaal opleveren. Of ik dingen anders doe? Waar ik eerder vaak ook al begon te editen voordat de eerste versie af is, doe ik dat niet meer. Eerst moet er een eerste versie zijn. Dus daarin lopen dan allerlei karakters rond die halverwege van naam veranderen, of er ineens niet meer toe doen. In een tweede versie trek ik dat allemaal recht dan. OOTW: Heb je ervaring met het schrijven samen met andere auteurs? Is het iets dat je (vaker) zou willen uitproberen? Joost: Eigenlijk helemaal niet. Ik heb het ooit geprobeerd, maar een eerste afspraak maken duurde toen te lang en het is er niet van gekomen. Verder werk ik met schrijfcoaches en redacteuren, maar dat is niet hetzelfde. Samen schrijven lijkt me gezelliger dan in je eentje achter de toetsen – schrijven is vrij eenzaam. Mijn angst zou zijn dat een ander net die geweldige zin van je wegstreept, en dat het verhaal dus toch een compromis wordt. Een verhaal is in mijn hoofd heel lang wollig voordat het handen en voeten krijgt – juist in dat stadium zou je erover kunnen praten om het plot te ordenen. Lekker in een kroeg met bier erbij, zoals de Inklings vroeger in Oxford. Afijn. Iets om in gedachten te houden! OOTW: Aan welk(e) project(en) schrijf je momenteel? Mogen we binnenkort nieuw werk van jou verwachten? Joost: Op dit moment ben ik druk aan het schrijven aan het achtste deel van De zwijgende aarde. Ik vind het een hele eer dat ik ervoor gevraagd ben, en dat mijn naam straks tussen een lijst auteurs staat voor wie ik heel veel respect heb. Ik ben mijn best aan het doen om er iets heel origineels en verrassends van te maken. Ik heb me ooit verdiept in de evolutionaire biologie van de menselijke samenwerking en groepsvorming en dat was immens interessant – dus elementen daaruit gaan zeker terugkomen. En verder maak ik dankbaar gebruik van een aantal weergaloze personages uit de eerdere delen. Verder was ik bezig (voordat De zwijgende aarde op mijn pad kwam) aan een prequel van Fulia, waarin een kluizenaar-ridder op zoek gaat naar zijn plaats in de wereld, die ondertussen rondom hem instort. Dat is het concept in ieder geval. Er staan al best wat woorden op papier, maar het heeft nog wel wat editing nodig om écht een goed verhaal te zijn. Ik laat me inspireren door heel veel middeleeuwse koormuziek te luisteren tijdens het schrijven. Die sfeer van introspectie, kluizenaarschap, persoonlijk geloof in iets hogers, die wil ik vatten. Dus wie weet, in 2024 twee boeken van mijn hand! Meer over Joost weten? Hij bezorgde ons onderstaande links. Op www.joostuitdehaag.nl houd ik nieuwtjes bij rondom mijn schrijverschap en er staan ook links naar gratis verhalen. Verder is www.nimisa.nl de link naar de website van mijn uitgever Nimisa Publishing House. Daar vind je ook de webshop. Auteurs houden veel meer opbrengst over als je via de webshop bestelt: dus bij deze een uitnodiging. Verder hebben we met alle auteurs van Nimisa een gratis verhalenbundel uitgebracht, Nimisa in het kort, zodat je met alle auteurs kunt kennismaken. Die is op Smashwords gratis als epub te downloaden: https://www.smashwords.com/books/view/1025940. Op EdgeZero kun je ook veel van mijn verhalen gratis lezen http://www.edge-zero.com/. Ik vind het altijd leuk om iets te horen over wat je van verhalen vond, door een recensie of een reactie. Je kunt me vinden op Facebook en in mindere mate op Instagram. Ik hoop dat je dit een leuk interview vond! Anna López Dekker ken je als auteur van de fantasyromans Lathrain 1 - De band en Lathrain 2 - De tocht en van haar meer recente SF-boek De Geestenmeesters. Ze heeft net haar nieuwe roman Kweekvijver klaar. Deze kan je vanaf nu voorbestellen bij Celtica Publishing. We maken tijd voor een babbel met Anna.
OOTW: Anna, je debuteerde met een YA-roman in het Spaans. Kan je ons wat meer vertellen over deze roman? Titel, opzet, publicatieplek, ontvangst? Ben je van plan deze roman ooit naar het Nederlands te vertalen? En denk je ooit opnieuw in het Spaans te schrijven? Of in het Engels? Anna: Mijn eerste boeken waren een trilogie, El néctar de los dioses (Het nectar der goden). Ze gaan over een stad die zich in het midden van een jungle voor de rest van de wereld verborgen houdt. Het behouden van de Balans is de spil van hun cultuur, en alle volwassenen hebben Talenten – een soort magische krachten, maar dan toegespitst op het uitvoeren van hun werk. Het eerste deel, El secreto de Aëarea (Het geheim van Aëarea) werd in 2017 door een kleine uitgeverij in Barcelona gepubliceerd (delen één en twee had ik eerder al eens zelf gepubliceerd). Helaas is marketing in Spanje vanaf hier niet echt te doen, zodat het avontuur op niets is uitgelopen, ook al zijn de meesten die het hebben gelezen er enthousiast over. Ik ben ondertussen al bijna klaar met het vertalen van deel één en zal daarna de andere twee delen vertalen. Wat het schrijven in het Spaans of Engels betreft, zal ik jullie een geheimpje verklappen: De geestenmeesters, mijn derde roman die vorig jaar uitkwam, heb ik oorspronkelijk in het Engels geschreven en daarna vertaald. Ik heb vooralsnog voor schrijven in het Nederlands gekozen omdat ik hier mijn uitgeefster heb en hier woon; nu ik steeds meer mensen hoor zeggen dat ze “liever in het Engels lezen”, ben ik er des te meer van overtuigd dat het de juiste keuze is geweest. Ik wil onze mooie taal graag in ere houden! OOTW: Je moeder is Nederlands en je vader Cubaans. Je bent, naar ik aanneem, tweetalig opgevoed. Merk je in je (Nederlandse) schrijven soms invloeden uit de Spaanse taal? Verrijkt jouw Spaans jouw Nederlands? Ik weet uit ervaring dat jouw Engels ook piekfijn is. Heb je een voorliefde voor taalverwerving? Neem je soms leservaringen uit je cursussen Spaans aan tieners mee in je romans? Zoja, kan je een voorbeeld geven? Anna: Als je meertalig bent (ik spreek naast Nederlands en Spaans ook Catalaans en, inderdaad, Engels op moedertaalniveau) is er altijd sprake van enige interferentie. Soms vertaal ik bepaalde uitdrukkingen van de ene naar de andere taal zonder het door te hebben en voorzetsels kunnen ook wel eens een dingetje zijn. Aan de andere kant is het altijd een verrijking om meerdere talen te beheersen, niet zozeer op taalkundig niveau maar omdat het je kijk op de wereld verbreedt. Ik kan uit vier culturen putten bij het schrijven, dat vind ik echt tof! Dat ik zoveel talen spreek is grotendeels geluk, maar ik ben ook een echte “taalnerd”. Ik houd van woorden en uitdrukkingen, en ik vind het fascinerend om te zien hoe taal werkt. Wat leservaringen meenemen in mijn romans, nee, niet echt. Maar mijn Spaanse trilogie kwam wel tot stand nadat ik met mijn leerlingen een opzet had gemaakt voor een YA roman. Ik heb alleen mijn eigen ideeën gebruikt, maar ik heb de groep wel om toestemming gevraagd – en gekregen, mits ik hun namen in het boek verwerkte. Dat vonden ze geweldig! OOTW: Hoe kwam je bij uitgeverij Celtica Publishing terecht? Anna: Ik was ooit met een vriendin op FantasyFest in Rijswijk, en daar kwamen we in gesprek met Rianne Lampers, van Celtica Publishing. Ik had toen al de trilogie geschreven en was een beetje zoekende naar in welke taal ik verder wilde schrijven, enz., maar had nog geen concrete plannen. Wel ben ik contact blijven houden en toen Lathrain I klaar was had ik het geluk dat zij er interesse in had. Vier boeken later ben ik nog steeds blij dat ik die stap heb gezet. OOTW: Was het een groot verschil om Lathrain I en II in het Nederlands te schrijven, na je debuut in het Spaans? Of liep dit heel vlot? En hoe ontstond het idee voor Lathrain? Las je in je jeugd veel fantasy? Anna: Lathrain I heeft een beetje een aparte ontstaansgeschiedenis, omdat ik het in eerste instantie samen met een vriendin zou schrijven (dezelfde van de vorige vraag, overigens)… en ook in een iets ander genre. Helaas liep ons schrijftempo veel te veel uit elkaar en heb ik uiteindelijk het boek zelf als YA geschreven, aangezien het concept van elfen die mensen ontvoeren om hen “herop te voeden” van mij kwam. In het Nederlands schrijven was niet perse moeilijk, maar wel even wennen. Ik heb een behoorlijk steile leercurve gehad, vooral dankzij Rianne, die echt heel streng is met taal, en wat ben ik haar daar dankbaar voor! Het schrijven van het verhaal liep daarentegen best vlot, ik kon me heel makkelijk in de personages en de situaties verplaatsen en had een duidelijk eindpunt voor ogen, naast de belangrijkste tussenstops, om het maar zo te noemen. Ik ben eigenlijk pas op volwassen leeftijd veel fantasy gaan lezen. Toen ik tiener was ben ik er wel mee in aanraking gekomen, maar bij ons thuis werden voornamelijk “serieuze” boeken gelezen – niet dat ik daar onder heb geleden, hoor, maar ik ben wel blij dat ik uiteindelijk het fantastische genre heb omarmd. Wat schrijven betreft helemaal, het is heerlijk om nieuwe werelden te scheppen en om het onmogelijke geloofwaardig proberen te maken. OOTW: De Geestenmeesters is dan weer een heel ander genre: SF. Welk genre, vind je, schrijft het makkelijkst? En wat schrijf je het liefst? Hanteer je (bewust) een andere schrijfstijl voor SF dan voor fantasy, of niet? Anna: Ik vond De Geestenmeesters net zo leuk om te schrijven als het Lathrain tweeluik, maar ik zal me echt niet wagen aan harde SF. In De Geestenmeesters zitten behoorlijk veel fantastische elementen, en het draait, net als in Lathrain, meer om de psyche van de personages dan om de actie. Dat zal bij volgende boeken overigens ook zo blijven, de menselijke geest heeft mij altijd gefascineerd. Wat mijn schrijfstijl betreft, ik pas die eerder aan aan de personages dan aan het genre. In Lathrain drukken elfen zich heel anders uit dan mensen, veel formeler en cerebraler, dat neem ik dan mee in alle delen die over hen gaan. Ik probeer ook heel bewust de dialogen aan te passen aan de persoonlijkheid van de personages, dat is echt heel leuk om te doen. OOTW: Stel, een stripauteur stapt op jou toe en zegt: ‘Ik wil De Geestenmeesters verstrippen!’ Hoe zou jij daarop reageren? Leent de roman zich daar volgens jou toe? En zou je een verstripping an sich leuk vinden? Anna: Ik zou het ontzettend leuk vinden! Ik zou wel eerst een diepgaand gesprek willen hebben met de auteur in kwestie, om er zeker van te zijn dat die het boek goed heeft begrepen en van plan is het te respecteren. Iemand die de strip zou lezen zou dan een vergelijkbare ervaring hebben als iemand die het boek leest. Ik denk dat De Geestenmeesters zich zeker voor verstripping leent, er zit genoeg actie in en ik denk dat het visueel heel interessant gemaakt kan worden. OOTW: Denk je ooit terug te keren naar het universum van Lathrain of dat van De Geestenmeesters? Schuilen daar nog verhalen of romans in, volgens jou? Of verkies je het om telkens een nieuwe schrijfwereld te verkennen? Anna: In de wereld van Lathrain zitten zeker nog verhalen verscholen. Sterker nog, ik heb al de eerste versie van een liggen, iets met de uitgestorven (gewaande?) ijselfen, en ik heb een vaag concept voor nog een. Die zal zich voornamelijk afspelen in de hoofdstad van het toenmalige elfenrijk. Van De Geestenmeesters weet ik het nog niet; ik wil het eerlijk gezegd wel, maar er moet zich nog een idee aandienen. Misschien dat ik Darius, de vader van Lyf, dan als hoofdpersoon neem, die vond ik geweldig. Daarnaast hoop ik natuurlijk nog meer werelden te mogen verkennen, er is niets leukers dan er eentje te bedenken. OOTW: De laatste tijd heb je ook wat korte verhalen geschreven. Kan je ons vertellen hoe deze verhalen tot stand kwamen? En heb je nu de smaak te pakken? Ga je vaker korte verhalen schrijven? Schreef je overigens al korte verhalen nog vóór je Spaanstalige debuut? Anna: Ik schreef als kind altijd verhaaltjes, maar als tiener ben ik overgestapt op gedichten en daarna op liedjes. Ik dacht overigens altijd dat een roman schrijven niet voor mij weggelegd was, het was een leuke verrassing om erachter te komen dat ik ongelijk had! Daarna ben ik juist gaan denken dat korte verhalen niets voor mij waren, maar dat valt kennelijk wel mee. Het is wel zo dat ik een aanleiding ervoor moet hebben, zoals de Alice in Wonderland bundel (nvdr. Alice in Spiegelland. Korte verhalen van eigen bodem, voorzien voor 2025), of iets voor het Celtica Magazine van Celtica Publishing. Ik vind verhalen schrijven leuk, maar ik kan mij er moeilijk toe zetten, ik weet niet precies waarom. Een soort faalangst of zo, dat ik geen goed idee kan vinden. Maar ik ben wel degelijk van plan om vaker de gelegenheid te grijpen om er eentje te schrijven, hopelijk met een beetje hulp van vrienden om mij op kansen te wijzen. OOTW: Binnenkort komt Kweekvijver, je nieuwe roman, uit. Wat vormde de inspiratie voor dit boek? Is het een idee dat je al lang had, of kwam de inspiratie plots en ging je dan meteen aan de slag? Anna: Het beginidee van Kweekvijver bestaat al een hele tijd, jaren zelfs. Ik wil er niet te veel over vertellen, maar het draait om hoe mensen in de ene stad in hun beroep terechtkomen. Ik was op dat moment nog bezig met Lathrain (ik denk II, maar helemaal zeker weet ik niet) en wilde De Geestenmeesters eerst nog schrijven, aangezien het idee daarvoor eerder was gekomen. Het schrijven van Kweekvijver was overigens geen sinecure, ik durf zelfs te stellen dat dit het moeilijkste boek is dat ik tot nu toe heb geschreven. Dat komt omdat het erg lang heeft geduurd voordat ik de clue van het verhaal doorhad. De opzet draaide eerst alleen om een van de personages, in de ene stad, maar ik kreeg al snel door dat het niet ging werken, zodat ik opnieuw ben begonnen. Daarnaast wist ik pas ongeveer na tweederde van het schrijfproces hoe de vork echt in de steel zat, wat me nogal wat onzekerheid heeft opgeleverd. Tel daarbij Covid op, en dan zit je op dik twee jaar, ongeveer het dubbele dan normaal. Maar ik moet zeggen dat ik heel blij ben met het uiteindelijke resultaat, dus het was al het werk en al het getwijfel waard. OOTW: Kan je ons meenemen in je schrijfproces? Stel, je beslist: ik schrijf een roman. Wat gebeurt er daarna concreet? Anna: Als het concept eenmaal duidelijk is, ga ik eerst aan de slag met de wereldopbouw. In het fantastische genre kan je niet zonder! Ik focus mij meestal vooral op de maatschappij waarin de personages leven, met de noodzakelijke verwijzingen naar geografie, klimaat, enz. Bij De Geestenmeesters heb ik zelfs een hele geschiedenis van de toekomst geschreven, dat was echt kicken! Daarna ga ik de hoofdpersonages en de belangrijkste bijfiguren uitwerken: hun achtergrondverhaal, hun karakter, hun motivatie, dat soort dingen. En als dat allemaal klaar is, voor zover mogelijk dan (personages ontwikkelen zich en stellen mij vaak voor verrassingen), dan ga ik de hoofdlijnen van het verhaal uitwerken. Ook daarin wil overigens wel eens wat veranderen, maar nooit de belangrijkste punten. Dat is trouwens alleen wat er op papier gebeurt, in mijn hoofd is er dan al van alles aan de gang met het verhaal. Schrijven is geen lineair proces, tenminste, niet voor mij. Niets als een beetje mentale chaos om de creativiteit te laten vloeien. OOTW: Heb je ervaring met schrijfwedstrijden, als deelnemer of als jurylid? Zoja, kan je zeggen hoe deze ervaring jou beïnvloed heeft als auteur? Anna: Ik heb een paar jaar geleden gejureerd voor Waterloper. Dat was hartstikke leuk om te doen, maar helaas iets te tijdrovend voor herhaling in combinatie met een volle baan in het onderwijs. Zelf aan een wedstrijd meedoen heb ik tot dit jaar niet willen doen, ik was bang dat een slechte beoordeling mijn zelfvertrouwen zou aantasten. Bovendien kon ik de druk van het een verhaal “moeten” schrijven, nota bene met een deadline, niet zo goed aan in de afgelopen paar jaar. Dit jaar besloot ik aan de Harland prijs mee te doen, gewoon omdat ik een verhaal had liggen voor een blog die op zwart was gegaan en ik het te leuk vond om er niets mee te doen. Ik verwacht er niets van, maar ik heb er ook geen speciale moeite voor hoeven doen, dus is het oke. Maar wat mij veel leuker lijkt is om aan meer verhalenbundels van verschillende auteurs mee te doen, zonder de druk van het competitie-element. OOTW: We kijken even in de toekomst. Wat kunnen de lezers van jou verwachten na Kweekvijver? Anna: Zoals ik al heb verteld, heb ik de eerste versie van een Lathrain spin-off liggen; het is geen vervolg op zich, maar wel in dezelfde wereld en voor een deel met dezelfde personages. Daarnaast ben ik mijn Spaanse trilogie aan het vertalen, en ben ik een komisch fantasy/SF-boek met magie in de ruimte aan het plannen. Daarna waarschijnlijk nog een Lathrain spin-off, wellicht een van De Geestenmeesters en… geen idee. Ik zie wel waar mijn fantasie mij leidt. OOTW: Heb je nog andere creatieve (of culturele of sportieve) hobby’s naast schrijven? Hoe ontspan jij je? Waar ga je helemaal in op? Anna: Lezen is (natuurlijk) een van mijn hobby's, maar ik heb ook een grote passie voor muziek. Ik zing op hoog niveau en speel viool en piano (dat laatste minder vaak, er zitten maar zoveel uren in een dag). Ik houd ook van met mijn handen bezig zijn: handwerken, tekenen, schilderen en allerlei knutseldingen uitproberen – als het er is, dan wil ik het doen. Daarnaast doe ik aan Iers dansen en wandel ik graag in de natuur. Zo bezien is het een wonder dat ik nog aan schrijven toe kom, laat staan werken. OOTW: Welke boeken hebben jou ‘gevormd’ als auteur? En is er een bepaald soort literatuur die je medeauteurs zou aanraden om hun schrijfstijl of plotontwikkeling naar een hoger niveau te brengen? Anna: Er zijn geen specifieke boeken die mij gevormd hebben. Het is meer dat ik door zoveel te lezen, van zoveel verschillende auteurs, een hele grote verscheidenheid aan verhalen, stijlen en werelden heb ontdekt. Dat is zeer inspirerend en ik zou het ook iedereen aanraden, schrijver of niet. Maar wat nog belangrijker is, is om je eigen “taal” te vinden wat betreft het schrijven. Probeer niet een ander na te doen, daar zijn er al genoeg van. OOTW: Is er ook nog tijd voor ‘banklezen’, dus onbezorgd lezen, puur voor het plezier? Welke genres lees je dan het liefst? Kan je ons een paar goede suggesties aan de hand doen? En heb jij guilty pleasure reads? Anna: Er is zeker tijd voor banklezen. Een dag niet gelezen is een dag niet geleefd, of zoiets. Ik lees uiteraard veel fantasy en SF, maar ik houd ook van historische romans, vooral detectives, psychologische verhalen en soms zelfs non-fictie (geschiedenis, antropologie, psychologie, dat soort dingen). Als ik niet lekker in mijn vel zit, dan zijn Enid Blytons kostschoolverhalen en boeken van Agatha Christie mijn guilty pleasure, of anders strips (Yoko Tsuno, Asterix, soms Suske en Wiske). Meer over Anna: https://www.celtica-publishing.nl https://www.exlibrisanna.com Facebook: ExLibris Anna Bavo Dhooge is een bijzonder productieve Gentse auteur (meer dan 100 romans!) die zich in vele genres thuis voelt. Hij schrijft zowel voor de jeugd als voor volwassenen. SF, thrillers, absurdisme/surrealisme, daarin voelt hij zich in zijn sas. Naast romans schrijft hij ook korte verhalen. Markant: in 2021 bracht Bavo liefst 12 boeken op de markt. Hoog tijd voor een gesprek.
OOTW: Bavo, je grote output laat vermoeden dat je in je jeugd een verwoed lezer was. Klopt dit? Wat waren de eerste boeken of strips die jou echt zijn bijgebleven? En wat was het eerste verhaal dat je zelf schreef? Bavo: Ik heb hier meer dan 4500 boeken staan en besef dat ik – misschien helaas – altijd al een groot lezer ben geweest. Ik zeg helaas omdat ik steeds meer begin te denken dat een goed schrijver beter niet zo veel leest. Had ik minder gelezen was ik wellicht een stuk minder beïnvloed geweest door al die verschillende stemmen, stijlen en genres. Mijn vader had een bibliotheekkast vol Zwarte Beertjes staan (detectives, SF, thrillers), maar na de gebruikelijke kinderstrips schakelde ik al snel over naar Lucky Luke (my alltime favourite, naar wie ik zelfs eens ben vernoemd in een recensie in Knack; ‘de man die sneller schrijft dan zijn schaduw’) en de Blauwbloezen. Ik hield van de western, de lonesome cowboy en zeker ook de humor. Tegelijk begon ik mijn eerste jeugdboeken te lezen zoals vereenvoudigde versies van Karl May (Winnetou), Arendsoog en een heleboel andere cowboy- en indianenverhalen. Verder meen ik me ook te herinneren: Billy Blunder (over een outcast op een Engelse kostschool), Pietje Bell in Nederland en nog veel meer. Mijn eerste korte verhaal schreef ik in de vierde klas, maar dat is helaas verloren gegaan. Wel heb ik nog steeds mijn eerste probeersels uit mijn middelbare schooltijd aan het Sint-Lievenscollege in Gent waar ik Grieks en Latijn volgde: griezel- en spookverhalen à la Poe nadat ik een eerste bundel van A.M. Burrage had uitgelezen. Het waren verhalen van tien pagina’s lang waar ik meer inzette op sfeer en beschrijvingen dan op personages en plot. Mijn examens ongeziene vertaling Grieks of Latijn konden trouwens ook gerust gelden als mijn eerste stappen in de wereld van de fictie, want ik maakte er meestal door mijn onkunde een eigen verhaal van. Mijn allereerste boek dat ik met mijn eigen spaargeld kocht op mijn achttiende was een verzameling met de beste verhalen van Poe (Dertig beroemde verhalen). De stap van de western naar het hardboiled genre was snel gezet: wat volgde rond mijn twintigste was een voorliefde (die nooit meer is gekoeld) voor de wereld van de film noir en de roman noir, de private eye-novel à la Hammett, Cain of een van mijn meest favoriete schrijvers ooit, Raymond Chandler. Daarna volgden al snel allerlei zijsprongetjes naar het werk van Philip K. Dick (scifi), de aparte werelden van Kafka, Beckett, Pinter, de detectives van Simenon, de surrealistische wereld van Ballard en co. Enfin, te veel om ze allemaal op te noemen. Heel lang heb ik vooral Angelsaksische literatuur gelezen (genre en literair), hoewel ik geen fan ben van fantasy; maar sinds enkele jaren heb ik een omslag gemaakt naar andere talen. OOTW: Vertrek je steeds vanuit een vooraf opgezette plot, of laat je het verhaal zich grotendeels ontwikkelen tijdens het schrijven? Heb je ervaring met beide methodes, zoja, welke voordelen heeft elke manier van schrijven? Bavo: In het begin heb ik veel ‘vanuit de buik’ geschreven en al schrijvend de plot laten ontstaan met een ontknoping die vaak te vergezocht was of zelfs niet klopte, waardoor ik elke keer weer de helft van het boek moest herschrijven. Dat was het geval in mijn eerste thrillerserie rond de Gentse speurneus Pat Somers. Daarna heb ik, dankzij mijn filmopleiding als scenarist aan de KASK in Gent en enkele handige verhaaltechnische boeken, besloten om voortaan altijd vooraf een plan klaar te hebben, een schema, een vangnet. Zo’n dossier ontstaat dan in de eerste weken voor het effectieve schrijven, omdat ik er achter ben gekomen na meer dan twintig jaar dat schrijven zich misschien nog meer afspeelt in het hoofd van de auteur dan achter de computer. Dat dossier omvat onder meer een pitch, een slagzin, een baseline, een werktitel, een sfeerbeeld of cover, een synopsis, een flaptekst, wat personagebeschrijvingen en een zogenaamd treatment (een ruime samenvatting waarin alle hoofdstukken in een of twee zinnen al zijn samengevat). Gelukkig kan ik stellen dat ik er bij elk van de meer dan 100 boeken nog nooit ben in geslaagd om die route helemaal tot het eind te volgen. Meestal, ergens halfweg de tweede act, besef ik dat het anders kan en laat ik me leiden door het hoofdpersonage of een ander personage. Dat is ook het avontuurlijke aan het schrijven; het is altijd beter als je wordt gedicteerd door een personage en daardoor een plot ontstaat zonder dat je er erg in hebt. Het is ook een beetje een verrassing voor de schrijver zelf. Dit gezegd, vind ik niet dat het schrijven er makkelijker op wordt. Met name het verschil tussen misdaadromans en thrillers begin ik nu pas te ondervinden. Terwijl ik vroeger altijd misdaadromans schreef, merk ik nu bij mijn thrillers dat de intrige, de spanning, de plot en de geloofwaardigheid een grotere rol spelen. Daar ligt de uitdaging. Het is meer wroeten, herschrijven, tot vier of vijf versies toe. De lat ligt natuurlijk ook steeds hoger. Ik probeer mezelf niet te herhalen of zelfplagiaat te plegen, maar net daardoor verloopt het allemaal iets minder automatisch. De eerste versie van mijn volgende thriller (het tweede deel rond de Gentse bodyguard Chris Coene na De Samoerai) heb ik zelfs integraal in de vuilnisbak gekieperd om helemaal opnieuw te beginnen. Dat is me in het verleden nooit eerder overkomen, maar ik interpreteer dat evenwel als een positief punt. OOTW: Steek je je plot op een andere wijze in elkaar afhankelijk van het genre? Laat bijvoorbeeld SF zich anders schrijven dan een thriller, of dan een wat absurde verbeeldingsroman? Zet je soms ‘typische’ technieken uit het ene genre in bij het schrijven van het andere genre? Bavo: Alles heeft structuur; het is maar de vraag hoe die ontstaat. Ik ben er zeker van dat een literaire roman (absurd, surrealistisch, enz.) en verhalen niet meteen een rigide vaste structuur nodig hebben voor je begint te schrijven. Het organische is hierin heel belangrijk. Maar in het geval van misdaadromans of thrillers zijn er toch wat meer regels, vind ik. Er bestaat een zeker stramien (er moeten doden vallen, verdachten zijn, actie, alibi’s, motieven, de lezer moet nu eenmaal op het verkeerde been worden gezet en dit liefst op de meest geijkte momenten; plotpoints zoals dat zo mooi heet in de filmwereld). Het is niet voor niets dat Netflix van zijn makers verwacht dat in de eerste twee minuten van elke serie of film ‘iets gebeurt’ zodat de kijker hooked is. Toch ben ik ervan overtuigd dat elk boek, elk stuk, elke film, elke serie structuur nodig heeft. Ook ons leven is in zekere zin een drieakter als je erover nadenkt. Als ik workshops geef onder de term ‘Hoe schrijf ik een thriller’ en ik hoor altijd nieuwkomers beweren dat ze geen structuur nodig hebben, wens ik ze altijd veel succes, maar ik weet dan al dat het niks zal worden. Alles heeft structuur, zelfs als er geen structuur is. Dit klinkt heel tegenstrijdig, maar toch is het zo. De kwestie is om eerst het idee, de personages en de plot naar boven te laten komen en de structuur pas toe te passen om bepaalde zaken zoals spanning, opbouw, arc, te checken. En niet omgekeerd. OOTW: Schrijf je nog steeds korte verhalen? Hoe beslis je of je een idee zal uitwerken tot een kort verhaal of tot een roman? Is het al gebeurd dat een kort verhaal uitgroeide tot een roman? Bavo: Het was ooit mijn bedoeling geweest om slechts 1 boek te schrijven in mijn leven. Dat klinkt heel vreemd, maar zo was het. Toen ik nog aan de KASK studeerde kreeg ik les van de schrijver Stefan Hertmans, een heel bevlogen leerkracht en inspirerend auteur. Ik had toen al enkele literaire korte verhalen geschreven die hier en daar wat prijzen hadden gewonnen en waren verschenen in literaire tijdschriften. Via de partner van Stefan Hertmans, die toen scout was bij De Bezige Bij, kwam die bundel op een bureau in Amsterdam terecht. Men overwoog om me te laten debuteren met een literaire verhalenbundel à la Raymond Carver, John Cheever of John Updike. Maar omdat een verhalenbundel nu eenmaal in commercieel opzicht niet zo interessant is, werd het project op de lange baan geschoven. Met al die romans de afgelopen twintig jaar had ik weinig tijd of zin om nog verhalen te schrijven, maar uiteindelijk heb ik ze onlangs even verzameld en ben er tot mijn verbazing achter gekomen dat het er toch vijftig zijn. Vele van die verhalen werden geschreven in opdracht of op aanvraag van bepaalde magazines. Enkele keren is een verhaal inderdaad uitgegroeid tot een roman, en omgekeerd. Het verhaal ‘Smile’ bijvoorbeeld (over een komiek met een depressie die op een dag wakker wordt met een raadselachtige glimlach op zijn gezicht) won destijds twee prijzen (die van de Verhalenwedstrijd van de stad Deinze en die van Ambrozijn). Niet veel later maakte ik van dat verhaal van amper tien pagina’s een gelijknamige roman die bij het Davidsfonds verscheen. Nog veel later herwerkte ik de roman tot het toneelstuk ‘Keep Smiling’, dat werd opgevoerd, en uiteindelijk maakte ik er zelfs een heus filmscenario van dat in Engelse versie belandde in de handen van de Italiaanse komiek-regisseur Roberto Benigni die het wilde verfilmen. Helaas kwam een Vlaams-Italiaanse coproductie maar moeilijk van de grond waardoor het project een stille dood stierf. Wel heb ik nog zelf een kortfilm van ‘Smile’ gemaakt (in een reeks van 7 kortfilms in 2008 die allemaal nog op YouTube te bewonderen zijn onder de titel: ‘Seven Awakenings in the Life of an Extra-Ordinary Man, a Memoir’). Dat waren zeven surrealistische, absurde verhalen die ik zelf heb verfilmd. Het kernidee van ‘Smile’ gebruikte ik tevens voor een jeugdboek, een griezelboek voor lezers vanaf 12 jaar, onder de titel ‘Satergeschater’. Daarin krijgt een jongen van twaalf een vloek over zich waardoor hij zich stilletjes doodlacht. Je ziet: met een goed idee kan je alle kanten uit. Het omgekeerde heb ik meegemaakt met de roman ‘De Schaal van Swartman’ die ik enkele jaren geleden af had. Maar omdat ik het gevoel had dat deze existentiële roman over een man die als Atlas alle leed van de wereld 24u/dag moet dragen nog wat moest rijpen, heb ik er ook een kort verhaal uit gedistilleerd. OOTW: Met meer dan 100 boeken op je palmares zijn er al veel thema’s de revue gepasseerd. Met welke nieuwe thema’s wil je zeker nog aan de slag in je volgende boeken? Bavo: Een schrijver heeft eigenlijk maar één thema, zegt men wel eens. Ik begin meer en meer te geloven dat dit klopt. Als er één rode draad in mijn ‘oeuvre’ loopt, dan is het wel een zekere voorliefde voor de eenzaat, de outcast, de underdog die leeft volgens zijn eigen hyperprincipiële regels, een avonturier op zoek naar een innerlijk leven, een cowboy ook, onthecht, die houdt van eenzaamheid, maar de absurditeit van het leven toch kan relativeren met de nodige ironische humor. En niet te vergeten: vaderkwesties maken zowat de helft uit van mijn oeuvre. Dat komt wellicht omdat ik vrij vroeg (op mijn elfde) mijn vader heb verloren en zelf vader ben geworden van een enige zoon. Beter dan bloed bestaat niet, zeg ik ergens in een autobiografische roman. Het is een kwestie van onvoorwaardelijke trouw, overgave en liefde die me al mijn hele leven bezighoudt. Dat, en de natuurlijke reflex om een harnas aan te trekken, jezelf niet al te bloot te geven, het zelfrespect te bewaren en je eigen geluk te creëren. OOTW: Eentje voor de Gentse lezers. In welke van je boeken speelt Gent een heel grote rol? Bavo: Ik heb een zestal private eye-boeken geschreven rond Pat Somers die ondertussen al bijna twintig jaar oud zijn. Daarin kreeg de humor vaak de bovenhand. Daarna heb ik al mijn misdaadromans laten afspelen in L.A., in de VS, omdat mijn larger than life-personages en mijn geschifte verhalen daar beter pasten. Maar recent (dit najaar) ben ik teruggekeerd naar mijn roots. Ik ben een gloednieuwe thrillerreeks begonnen rond de Gentse bodyguard Chris Coene waar de Arteveldestad een grote rol speelt, zonder daarbij de fout te maken die ik in het begin van mijn carrière wel maakte, namelijk door van de stad zelf een te belangrijk personage te maken met tal van verwijzingen naar de couleur locale, zodat het geheel op de duur meer leek op een stadsgids met en passant een spannend plot. En omdat ik een geboren en getogen Gentenaar ben, mocht de stad natuurlijk ook niet ontbreken in mijn autobiografische vaderroman, Sr., die in 2018 bij De Geus werd gepubliceerd en werd voorgesteld in de Gentse bibliotheek, de Krook. Dat was een passend eerbetoon aan mijn vader, die ook Bavo Dhooge heette, maar Sr. ipv Jr. OOTW: Als lezer lijkt het soms alsof de mediabelangstelling voor thrillers en thrillerauteurs vroeger (bv. jaren negentig en vroege jaren tweeduizend) een beetje groter was. Dat had dan weer een positieve invloed op verkoopcijfers, lijkt me. Ervaar je dit ook zo, of is dit een foute indruk? Als de situatie daadwerkelijk zo is, heb je ideeën over hoe we het tij kunnen keren? Bavo: Ik vrees dat het schip helaas al gezonken is. Het is geen prettige boodschap, maar ik heb sinds mijn debuut in 2001 de sector enorm snel en ingrijpend zien en voelen evolueren. Ik prijs mezelf nog steeds enorm gelukkig en ben dankbaar dat ik in de 21ste eeuw als kind van de 20ste eeuw (met een voorliefde voor nog een eeuw vroeger, de 19de) toch meer dan honderd boeken heb kunnen publiceren. Maar mocht ik vandaag willen debuteren zou dat gewoonweg niet meer op die manier kunnen. Ik kreeg bij elk boek een voorschot omdat de oplages tien keer zo groot waren. Van een boek dat vandaag een startoplage van 400 ex kent, werden vroeger 4000 exemplaren gedrukt. De duurzaamheid, de papierschaarste en vooral de problematiek rond de stock hebben ervoor gezorgd dat steeds meer reguliere uitgeverijen ook het principe van het POD toepassen. Dat betekent dat men steeds minder risico’s neemt (en dus ook zijn nek niet langer uitsteekt met een fatsoenlijk voorschot). Men werkt nu omgekeerd: eerst gaat men met een prospectus langs bij de boekhandel en wacht op de (voor)bestellingen, pas daarna laat men het boek drukken op een aantal honderd exemplaren. De kans dat die binnen de drie maanden allemaal de deur uitgaan is heel klein, dus een herdruk komt er bijna nooit. Ik heb het nu vooral over de Vlaamse uitgeverijen en boekhandels. Hoewel ik ook hier en daar heb gehoord over de besparingsrondes en ontslagrondes bij bepaalde grote Nederlandse uitgeverijen aan de grachtengordel zoals De Bezige Bij. Eén grote oorzaak of boosdoener: niet de bioscopen (zoals in de jaren veertig), niet de televisies (zoals in de jaren zestig), niet de video (zoals in de jaren tachtig), niet het internet (zoals in de nineties), maar de intrede van de smartphone en de platforms (sociale media of streaming sites) bij de eeuwwisseling. Ik heb trouwens de neiging om te denken dat alles in de maatschappij (niet alleen de boekensector, maar ook vele andere gebieden zoals series, films, politiek, enz.) erop achteruit gaat. Het is alsof we bij de eeuwwisseling een bepaald nulpunt hebben bereikt en zoals in een van de boeken van Philip K. Dick geleidelijk terug af beginnen te tellen. Behalve de geneeskunde en de wetenschap gaat alles in mijn ogen achteruit omdat de wereld steeds sneller werkt: beleefdheid, moraal, goed fatsoen, kennisoverdacht, integriteit, smaak, respect voor ouderen, vrije meningsuiting, onderbouwde discussies, verzet tegen nivellering, zin voor perspectief en nuance, geschiedenis, subtekst, subtiliteit, enz. Ik vind dit een verschrikkelijke eeuw om in te leven en te overleven. Al jaren heb ik de indruk dat bijvoorbeeld het cultureel imperialisme van de VS na de Tweede Wereldoorlog een beetje lijkt op de val van het Romeinse Rijk, maar dan een heel stuk trager dan eeuwen geleden. Kort samengevat, schrijven in de 21ste eeuw wordt meer dan ooit een prestigeproject, omdat iedereen schrijver wil worden en tenminste één boek in zijn leven wil schrijven. Ik heb al eens al lachend gezegd dat het een hele prestatie zou zijn mocht iemand aan het eind van zijn leven GEEN boek hebben geschreven. OOTW: Je won verschillende prijzen. Kan je ons vertellen of en hoe deze prijzen jouw carrière en jouw schrijven an sich vooruit geholpen hebben? Bavo: Weinig of niet. Behalve het boek dat de Hercule Poirotprijs won en het boek dat de Diamanten Kogel won, heb ik geen herdruk of grote verkoopcijfers gehad. Dat heeft voornamelijk te maken met mijn eigen vorm van zelfsabotage. Ik weiger namelijk in één hokje gestopt te zitten en wil mezelf (en dus ook de lezer) altijd verrassen met een volgend boek. Nooit schrijf ik twee soortgelijke boeken achter elkaar. Dat heeft als gevolg dat mensen geen etiket op me kunnen plakken en soms niet kunnen volgen. Veelzijdigheid past niet in het opzet en de commerciële aanpak van uitgeverijen, boekhandels, lezers. Mijn wispelturigheid heb ik heel lang als een mankement en een zwakte beschouwd, maar eigenlijk vind ik het nu pas een meerwaarde. Maar als je nergens kan worden vastgepind, ben je voor de meesten een dwarsligger die altijd tegen de stroom ingaat. Dat is ook zo. Ik wist al vrij snel in mijn carrière dat ik eerder een writer’s writer was en hoewel velen dat een belediging vinden, heb ik daar geen problemen mee. Ik vind het zelfs een compliment. Ik schrijf in de eerste plaats voor mezelf en geniet van positieve én negatieve kritiek van collega’s, recensenten, juryleden, maar het grote publiek zal ik nooit bereiken. Dat is geen nederlaag, want ik weet dat ik een aangeboren voorliefde heb voor pulp- en cultauteurs, de underdogs, de steeds zoekende auteur/kunstenaar die zijn eigen pad bewandelt en die zich enkel kan vinden in de weg die is afgelegd, eerder in het proces van hoe een carrière tot stand is gekomen, dan het uiteindelijk resultaat dat dan wordt bestempeld onder termen als ‘naam’, ‘status’ of bestsellerauteur. Ik heb het altijd al meer gehad voor de verliezers die ondanks alle raad toch hun eigen stem hebben gevolgd. Bovendien weet ik uit ervaring dat je, zeker in een stad als Gent met zijn historiek, alleen maar hogerop kan komen door connecties, compromissen te sluiten en handjes te schudden. Dat is allemaal niet aan mij besteed. In die zin zijn mijn (literaire) voorbeelden allemaal hyperindividualisten. OOTW: Overweeg je om in de toekomst samen met een andere auteur een boek (of een verhaal) te schrijven? Bavo: Ik denk het niet, neen. Ik heb voor vijf kinderboeken een uitzondering gemaakt op die regel. Met Nico De Braeckeleer (jeugdauteur en schrijver van horror- en griezelromans) heb ik meer dan tien jaar geleden eens een serie geschreven over een kameleon die als beste spion ter wereld niet alleen kan veranderen van kleur, maar ook van vermomming. Een soort kruising tussen James Bond en Indiana Jones. Een heel prettige samenwerking want Nico is een crème van een kerel, maar helaas ontbreekt het ons aan de tijd om ooit nog een zesde deeltje te schrijven. OOTW: Het spreekt natuurlijk tot de verbeelding dat je in 2021 liefst 12 boeken uitbracht, één per maand. Heb je veel materiaal gebruikt dat je al voordien had geschreven, of ben je echt van een wit blad vertrokken voor elk van deze boeken toen je het ‘12-boeken-idee’ kreeg? De boeken verschenen in beperkte oplage. Betekent dit ook dat je van de lezers meer (persoonlijke) feedback kreeg dan bij je andere uitgaven? Bavo: Op een ochtend kwam mijn vriendin in de lockdown op het waanzinnige idee om twaalf boeken in één jaar uit te brengen: elke maand eentje voor een exclusief, trouw publiek van vaste abonnees, een luxe-uitgave voor verzamelaars. Door het wegvallen van al die schakels (boekhandels die gesloten waren, uitgeverijen die niets meer publiceerden) werd de wereld kleiner, en dus ook de literaire sector. Door de lockdown kwam ik nog minder buiten dan gewoonlijk, maar een dag bleef bestaan uit slechts 24u. Na enig rekenwerk kwam ik tot de vaststelling dat ik toch al de helft van de reeks bijna klaar had. Sakala & Leopold was een korte roman/novelle die ik de voorbije drie jaren al vele keren had herwerkt en zelfs had opgestuurd naar enkele uitgeverijen. Sparringpartners was het boek dat ik aan De Geus had voorgelegd en ondertussen was ik al ver gevorderd in een historische roman die de titel De schreeuw van de sax zou meekrijgen. Een ding was zeker: het zouden twaalf heel verschillende werken worden die de veelzijdigheid van mijn oeuvre illustreren. De doorslag kwam toen ik enkele fragmenten uit mijn dagboek van 2019, Speciaal Journaal, aan mijn partner had voorgelezen. Volgens haar kon ik daar zeker een tweedelige selectie uit distilleren met een literaire meerwaarde. Met de helft van de boeken dus in het achterhoofd nam ik me voor om het gaspedaal vol in te duwen en aan de slag te gaan. Ik vroeg enkele offertes op bij een drietal drukkerijen, waarvan er eentje in Nederland was gevestigd. De tarieven waren zowat overal dezelfde. Een volgende vraag was: zou ik hier winst kunnen of willen uit slaan? Het antwoord was simpel: neen. Als ik de boeken in softcover of paperback zou afleveren, had ik er zeker een goede cent aan verdiend, maar van meet af aan stond vast en had ik voor mezelf uitgemaakt dat het een cadeau moest zijn voor de betere lezer. Dat wilde zeggen: gedrukt op het dikste, meest kwalitatieve papier, gebonden in hardcover op een speciaal, iets kleiner formaat dan het gewone boek. Ik informeerde zelfs nog naar de mogelijkheid van een leeslint, maar daarmee had ik me zeker in de schulden gestoken. Eenmaal de covers waren ontworpen (allemaal variaties op donkere kleuren in hetzelfde lettertype) kon het snel gaan. Dankzij wat mediabelangstelling en een eindejaarskorting (tot eind 2020 kon men de hele reeks bestellen voor de prijs van 11 ipv 12 stuks) kon ik rekenen op ongeveer 85 maandelijkse abonnees die zich hadden ingeschreven voor de hele reeks. Op school heb ik nooit 85 procent gehaald, dus dat was alvast een meevaller. Met de tijd kwamen daar nog wat losse bestellingen bij, waardoor de eerste drie boeken al snel uitverkocht waren. Het was de bedoeling dat deze ‘literaire litho’s’ uniek bleven en er dus geen tweede druk verscheen. Nu ligt er nog een hele kleine stock bij mij. Bestellingen gebeuren nog altijd via mijn website (www.bavodhooge.com). En inderdaad: doordat de afstand tussen maker en ontvanger opmerkelijk kleiner was kreeg ik ook veel vaker en veel directere respons. Ik heb heel veel warme reacties gekregen van lezers. Een van hen heeft zelfs speciaal een prachtig houten kastje gemaakt waarin hij zijn verzameling van 12 Stunt-boeken kon onderbrengen. OOTW: Kan je ons een update geven over de Streamz-reeks Styx (komt op het scherm in 2024), gebaseerd op jouw boek? Zijn de opnamen volledig achter de rug? Baseert de reeks zich enkel op het eerste boek, of op de hele Styx-trilogie? Welke input had je in het scenario voor de reeks? Bavo: Ik had al in 2015 (bij de ondertekening van het contract over de filmrechten en bij de verschijning van Styx in de VS bij Simon & Schuster) aangegeven dat ik te veel met boeken bezig was en niet zou betrokken zijn als co-scenarist in de televisiereeks. Sommigen vonden dat een enorm domme zet, alleen al omwille van de lucratieve voordelen. En inderdaad: ik ben daar een mooie som misgelopen, maar geld is nooit een drijfveer voor me geweest. Het heeft dan nog eens zeven jaar geduurd voor men het geld bij elkaar had gevonden en de drie zenders kon overtuigen om mee in het verhaal te stappen. Eind 2022 gingen de opnamen van start. In 2023 werd ik zelf even op de set verwacht voor een cameo (als reporter op een persconferentie). Men heeft de serie voornamelijk gebaseerd op het eerste boek (Styx), gekruid met enkele elementen uit de opvolger Styxmata, maar eigenlijk is de plot vooral uit dat eerste boek overgenomen. Het is een reeks geworden van acht afleveringen die begin februari zal gelanceerd worden op VTM, Netflix en Streamz met Sebastien Dewaele, Koen De Bouw, Wim Willaert en Anemone Valcke in de hoofdrollen. Men heeft iets meer ingezet op de nevenpersonages om het boek om te zetten naar de zo populaire ‘long-story-telling’ die vandaag zo in trek is bij series op streaming sites. Ik ben heel benieuwd. OOTW: De reeks zal ook op een internationaal streaming platform te zien zijn. Hoop je dat dit je zal helpen om meer van je boeken vertaald te zien? Of zie je de reeks en je boeken volledig los van elkaar? Bavo: Neen, daar ben ik heel nuchter in. De scenarist in kwestie wordt al amper opgemerkt in de begin- of eindgeneriek, laat staan dat men die vreemde Belgische, Vlaamse schrijver met die moeilijk te spellen naam (Dhooge, D’hooge, Dhooghe, D’hooghe’,…) zal opzoeken om te zien welke boeken hij nog heeft geschreven. Dat zijn twee totaal verschillende werelden. Bovendien schrijf ik nog steeds in een minderheidstaal. Ik zeg nooit nee tegen een vertaling. Zo is Santa Monica (winnaar Hercule Poirotprijs) vertaald en verschenen bij Next Chapter. Ik heb hier ook nog twee andere boeken in Engelse vertaling liggen (De schreeuw van de sax en SICK), maar het is aartsmoeilijk om vertaald te geraken zonder agent. De enige in Vlaanderen die dat op eigen houtje kan en nog steeds doet is mijn goeie vriend Bob Van Laerhoven die een handvol cross-over-thrillers niet alleen heeft kunnen laten vertalen, maar ook de ene prijs na de andere wegkaapt in het buitenland, terwijl men hem in het binnenland niet eens ziet staan. Bij deze: chapeau, Bob! OOTW: Laat ons nog even terugkeren naar de genres waarin je schrijft. Heb je een voorkeur? Is er een genre dat jou ‘het makkelijkst’ afgaat bij het schrijven? En is er een genre dat je in de toekomst voor het eerst zou willen uitproberen? Bavo: Ik denk niet echt in genres, nooit gedaan. Ik vertrek meestal vanuit een idee, een pitch, een wat-als-vraag en een personage. Meestal mondt dat dan uit in een licht humoristische aanpak over een eenzaat die zich in een vreemde, surrealistische of absurde wereld bevindt (de onze?) en voor een probleem komt te staan en daardoor zichzelf leert kennen. Ik maak eigenlijk liever geen onderscheid en vind vele zogenaamde genreschrijvers veel beter dan al die zogezegde ‘literaire’ schoonschrijvers in dit arm Vlaanderen, maar ook omgekeerd is dat het geval. Het gaat hem voor mij vooral over een eigen stem, een eigen toon en timbre. OOTW: In welke mate voel jij je betrokken bij de Nederlandstalige SF/F/H-scène? Heb je contact met auteurs in deze genres? Volg je wat er uitkomt in de SF/F/H ‘bij ons’? Bavo: Ik vrees dat ik op zich al niet veel buitenkom. Ik ben een hermit, een dwangmatige schrijver die liever schrijft dan onder de mensen komt. Mij zie je nooit op voorstellingen, recepties en dergelijke. Ik geef wel veel lezingen en ga af en toe signeren, maar ik vrees dat ik weinig kennissen heb in de SF-wereld. Ik bewaar nog steeds heel veel goeie herinneringen aan Eddy C. Bertin die enkele verhalen van me op Cerberus had gezet en die sommige boeken van mijn hand gerecenseerd heeft. Ik ben ook enkele keren bij hem op bezoek gegaan en samen op lezingentournee gegaan. Daar zou ik ook een boek kunnen over schrijven. Ik ben ook nog naar zijn begrafenis gegaan waar ik vele andere SF-schrijvers zag zoals Frank Roger. Allemaal heel sympathieke mensen, maar de eenzaat in me heeft zich daarna weer teruggetrokken in zijn donker hol. OOTW: Heb je tegenwoordig zelf nog tijd om te lezen? Welke genres lees je het liefst? Welk boek raakte jou de laatste tijd het meest? En hoe ontspan je je naast het schrijven? Of is net schrijven voor jou de ideale manier om je te ontspannen, om je goed in je vel te voelen? Bavo: Ik lees nu meer dan ooit, vooral omdat er na dat magische getal 100 niets nog moet, maar alles wat nog komt mooi is meegenomen. Vroeger kon ik nooit lezen overdag vanwege het immense schuldgevoel dat ik niet aan het werk was of schreef. Maar vandaag trek ik me daar steeds minder van aan. Het is eerlijk gezegd heel erg lang geleden dat ik nog een thriller of andere vormen van fictie heb gelezen. Sinds ‘Sr.’ heb ik me op de autobiografische documenten gestort en meer bepaald die prachtige Privé-Domeinreeks die de Arbeiderspers al decennia lang publiceert. Ik heb al een kleine verzameling van meer dan 160 stuks en voor een keer probeer ik al die boeken ook daadwerkelijk te lezen, omdat ze allemaal zo divers zijn. Het zijn dagboeken, herinneringen en brieven van bekende (maar ook soms onbekende) schrijvers, echt te veel om op te noemen. Veel Franse, Duitse, Engelse en Spaanstalige auteurs ook, en niet zo veel Angelsaksische. Ik geraak er gewoonweg niet op uitgekeken. Je hoort de directe stem van die mensen in je oor. Lezen is zeker een vorm van ontspanning, maar schrijven is dat des te meer. Sterker: als dwangmatig schrijver voel ik me fysisch slecht na drie dagen niet te hebben geschreven. En veel uren achter de laptop hoeft dat echt niet te zijn: twee tot drie uur in de ochtend schrijven en mijn dag kan niet meer stuk. Ik ben ook al jaren begonnen met pen te schrijven in een notitieboekje: gedachten ordenen, een vorm van mediteren. In die zin zijn de ‘Meditaties’ van Marcus Aurelius een hele hulp geweest. Het boek kampeert permanent op mijn nachtkastje, net als het werk van Seneca, die andere stoïcijn. Ik probeer de laatste jaren steeds meer te ontspannen, te onthaasten, te bezinnen en te mediteren. Soms door echt te mediteren, soms door hier op mijn piano wat jazzdeuntjes bij elkaar te improviseren, soms door mooie avondwandelingen te maken door het centrum van Gent, soms door te sporten (lopen, fietsen en nog steeds af en toe wat tennissen). Maar pas de laatste jaren lopen al die manieren om te mediteren een beetje door elkaar en probeer ik een omgeving voor mezelf te creëren zonder stress, spanningen of verwachtingen. Meer in het moment, zou een life coach zeker stellen. OOTW: Waaraan schrijf je op dit moment? En wat breng je in 2024 uit? Bavo: Momenteel leg ik de laatste hand aan het 8ste deel van mijn memoires. Die maken deel uit van een heel speciaal project dat me na aan het hart ligt. Na Sr. in 2018 ben ik al vijf jaar lang bezig aan een eigen autobiografische cyclus, getiteld Stil Leven, een Encyclopédie Intime van ondertussen al 22 delen, meer dan 1,5 miljoen woorden, meer dan 5000 pagina’s: dagboeken, jeugdherinneringen, memoires, brieven, een dromenboek, een medisch dossier en vele andere egodocumenten die me hebben geholpen om mezelf te onderzoeken en me onder de literaire loep te leggen. Ik vind zelfexpressie heel belangrijk, net als zelfontplooiing, wat daaruit voortvloeit. Velen denken bij egodocumenten vaak aan egoïsten, maar in mijn ogen is er een verschil tussen een egoïst en een egotist. Die laatste is bereid zichzelf tot op het bot te fileren en genadeloos in te hakken op het eigen karakter, met alle mindere kantjes en eigenschappen. Ik weet niet of deze cyclus ooit zal worden uitgegeven, misschien over vijf jaar wanneer hij af zal zijn, maar dat zal afhangen van een bereidwillige uitgever (die misschien alleen maar een digitale versie zal zien zitten). Ofwel zal ik Stil Leven zelf, net als de Stunt-reeks, op een heel exclusieve oplage laten drukken, wie weet. Het gaat hem mij zelfs niet over het eindresultaat of de publicatie; maar ook hier meer om het proces. De kans bestaat dat ik er over vijf jaar misschien zelfs de fik in steek. In ieder geval was het een heel verrijkende ervaring om zo terug te blikken op de eerste vijftig jaar van mijn leven. Ik vermoed dat mij geen tweede vijftig jaar gegund zijn, maar dat geeft niks. Er wordt gezegd dat een schrijver het eerste deel van zijn leven leeft en het tweede vult met de herbeleving door dat eerste. Daarnaast ben ik net klaar met De Spijtoptant, het 2de deel rond de Gentse bodyguard, dat in september 2024 zal verschijnen. Daarvoor verschijnen nog drie andere boeken: de filmeditie van Styx in februari, de komische literaire roman SICK in april (over een gevaarlijke hypochonder die zijn huisarts stalkt) en een scifi-jeugdthriller, Stoppers (over de vraag wat als je in het hoofd kan springen van een moordenaar om zo een moord te verhinderen en de geschiedenis te veranderen). In 2025 komt De Schuldenaar uit (het 3de deel rond de bodyguard) en wellicht nog een andere jeugdroman, De Stem. Daarna ligt de agenda wijd open. Ik zal dan bijna vijfentwintig jaar in het vak zitten. Ik heb altijd gedacht dat ik na de fictie in een eerste fase en de egodocumenten in een tweede fase, een synthese zal vinden daarna in een mogelijke derde en laatste fase: de non-fictie. Maar we zien wel. Eén ding is zeker: ik zal altijd blijven schrijven. Meer over Bavo vind je hier: www.bavodhooge.com Laura Scheepers kennen we als auteur van korte verhalen in de SF/F/H. Ze werkt ook al jaren mee aan de EdgeZero-wedstrijd(bundel). Laura is ook vrij actief op Facebook. Ze heeft een hart voor literatuur, katten… en nog zoveel meer! Tijd voor een nadere kennismaking.
OOTW: Laura, heb je altijd al geschreven? Aan welk tempo en wat voor verhalen schreef je voor je ‘doorstart’ een paar jaren geleden? Laura: Ja, zowat mijn hele leven, vanaf dat ik kon schrijven. Het eerste verhaaltje begon al op de kleuterschool, maar ik werd zo hard geprezen dat ik het prompt nooit meer afkreeg. Toen had ik blijkbaar al last van imposter syndrome. ‘Er was eens een meisje, dat heette Lisa. En ze had 6 eieren. Op een dag kwam er een kip,’ onvoorstelbaar dat ik het nog weet. Ik weet ook nog dat ik ooit wist hoe het verder moest gaan, maar dat is me niet bijgebleven. Die zes was diverse keren doorgestreept en opnieuw geschreven, als kleuter bleef ik twijfelen aan welke kant de buik van de zes hoorde. Mijn tempo lag altijd vrij hoog, voornamelijk vlak tegen een deadline aan. Voor mijn eindexamenopstel middelbare school schreef ik, met de hand, tien pagina’s in vier uur. Ik schreef op de middelbare school voornamelijk romantische verhaaltjes. Toen ik op de PABO zat veel kinderverhalen, en daarna wat thrillerachtige dingen. Pas na mijn ‘doorstart’ vond ik mijn passie voor het fantastische genre. Of misschien kwam die doorstart juist daardoor, dat ik ineens mijn niche vond om in te schrijven. Behalve historische fictie, heb ik sindsdien ook niks anders geschreven. OOTW: Het is ongetwijfeld moeilijk kiezen, maar wat beschouw je als je eigen (zelfgeschreven dus) lievelingsverhaal? Dat kan natuurlijk ook een verhaal zijn dat je samen met een andere auteur schreef. Waarom heb je zulke goede herinneringen aan precies dit verhaal? Laura: Dat is inderdaad een moeilijke vraag! Ik ben regelmatig best tevreden over mijn schrijfsels, als ik ze later nog eens teruglees. ‘De Verdwenen Vrouw’ komt bij me op, omdat ik daar gedichtjes in het verhaal verwerkt heb. Dat verhaal was geschreven voor de Poe in de Polder bundel, en omdat Poe ook veel dichtte, wilde ik dat graag verwerken in mijn verhaal. Ik ben nog steeds tevreden over hoe ik dat gedaan heb. De reeks verhalen over de detective Lauren, in Twente, liggen me ook na aan het hart. Die zijn al veel langer geleden ontstaan, maar kregen pas echt vorm toen ik er fantastische elementen in ben gaan verwerken. OOTW: Heb je ook schrijfervaring buiten de SF/F/H? Zoja, welke? En wat draagt je voorkeur weg binnen de verbeeldingsliteratuur, zowel qua schrijven als qua lezen? Laura: Zoals ik eerder al zei schreef ik vroeger eigenlijk zelden wat in het fantastische genre. Op sprookjes na, was dat ook niet iets wat bij ons thuis echt gewaardeerd werd. SF wil ik meer mee, er is zoveel te willen! Ik ben er niet vreselijk goed in om het te schrijven, want ik ben een pietepeut die dingen correct wil schrijven en ik ben absoluut geen beta-mens. Ik leer nog liever een hele vreemde taal, dan dat ik me bezighoud met iets dat exacter is dan biologie. SF schrijven vraagt dus heel veel research en moeite. Ik schrijf erg graag magisch realisme, in verschillende vormen. Als ik zo nadenk, is dat denk ik wat ik het meeste schrijf. Typische high-fantasy met dwergen en elfen en draken en zo heb ik zelfs nog nooit geschreven. Ik hou erg van sprookjes schrijven en wil dat ook graag meer doen. OOTW: We associëren jou met korte verhalen. Schreef je ook al langer werk? Of broed je momenteel op iets van langere lengte? Laura: Ik broed wel, maar er is nog niks concreets geschreven. Er is een serie verhalen die ik best uitgebreider zou willen uitwerken. Die verhalen krijgen ook regelmatig commentaar van jury’s in verhalenwedstrijden dat uitgebreider nog leuker zou zijn, omdat sommige dingen dan nog meer tot hun recht zouden kunnen komen. Ik broed ook op een fantasy-setting, maar de eerste korte verhalen in die setting moeten nog geschreven worden. De stad waarin zich de meeste verhalen gaan afspelen, is echter al getekend! (Niet door mij, dat talent bezit ik niet.) OOTW: Hoe kwam je bij het EdgeZero-team terecht? Welke aspecten vind je leuk of uitdagend aan het meewerken aan EdgeZero? Scherpt jurering van en redactie bij EdgeZero ook je vaardigheden als auteur aan? Laura: Mike vroeg mij: “Zeg, jij leest graag en veel, zou je willen jureren voor de EdgeZero-verhalenwedstrijd?” En zo begon het. Aan het eind van de juryrondes vroeg hij me of ik ook goed was met de rode pen, aangezien ik juf was geweest en zo kwam ik ook bij de redactie terecht. Het jaar erop vroeg hij me weer en sindsdien werk ik ieder jaar mee. Ik denk wel dat het mijn vaardigheden aanscherpt. Ik zie heel veel hele goede verhalen en leer daarvan hoe dingen nog beter kunnen. OOTW: Aan welke schrijfwedstrijden bewaar je de beste herinneringen? En aan welke verhalenbundels? Laura: Weer zo’n moeilijke vraag. Ik denk de wedstrijden van Godijn. De SF/F/H-wedstrijd van 2019 was de eerste wedstrijd waarvoor ik weer wat schreef dat ik afmaakte. Het haalde de longlist, maar niet de bundel. De middeleeuwenwedstrijd Et in Ventum was de eerste wedstrijd waarbij een verhaal van mij de bundel haalde. Ik wilde dat de middeleeuwenwedstrijd weer uit de koelkast getrokken werd, want daar heb ik maar twee keer aan kunnen meedoen. Van Waterloper en de Hebban-wedstrijden vind ik de jury-rapporten erg fijn. Ze zijn niet altijd nuttig, soms blijkt dat ik meer research heb gedaan dan het jurylid, maar ik leer er regelmatig erg veel van. OOTW: Heb je naast het schrijven nog andere (creatieve) hobby’s? Laura: Ik knutsel graag, en vrij uiteenlopend. Ouderwetse handwerken zoals breien en borduren, maar ik maak ook graag sieraden met kralen en andere materialen. De set op de foto is zelfgemaakt. Ik maak outfits voor Larp (Live Action Role Playing) en doe dat ook nog steeds met veel plezier. Omdat ik minder mobiel ben, komt het ‘Action’ gedeelte ook daar meestal neer op binnenspels knutselen. Ik maak gewoon een character met een ambacht en dan heb ik altijd wat te doen. Ik schilder graag miniatuurtjes voor wargaming, en maak terreinonderdelen daarvoor, maar kom zelden aan spelen toe. Ik lees graag en veel en kijk af en toe een serie. En ik hou van gamen en dan zeer specifiek city-building games, in alle mogelijke settings. OOTW: Zie je in je eigen werk terugkerende thema’s? Heb je de indruk dat die eerder onbewust (telkens weer) in je werk sluipen, of stop je een aantal van die thema’s heel bewust, en ook echt met een bedoeling, in je verhalen? Laura: Koffie! De meeste van mijn hoofdpersonen drinken het graag en veel. Ik moet eens kijken wat ik daarmee aanmoet in een middeleeuwse fantasy-setting, dat wordt natuurlijk een interessante uitdaging. Stiekem vast koffie uitvinden omdat ík dat graag en veel drink vind ik valsspelen. Ik probeer ook diversiteit in mijn verhalen te stoppen, niet alleen maar witte cis-hetero personages. Daar doe ik veel bewuster mijn best op. In sommige verhalen gaat dat makkelijker dan in andere. OOTW: Door je deelname aan de ‘Er was eens…’-reeks op OOTW weten we dat je een hart hebt voor sprookjes. Hoe zie jij ‘sprookjes enkel voor volwassenen’? Welke elementen zitten er volgens jou in zo’n verhaal voor volwassenen die het toch nog duidelijk tot een sprookje maken? Laura: Ik denk het wel. Ik denk dat daarin thema’s kunnen voorkomen die in kindersprookjes toch wat te zwaar zijn. Moord, verkrachting, ernstige lichamelijke mishandeling… De meeste bekende sprookjes zijn in de loop der tijd een heel stuk liever geworden. Het gros van de mensen die mopperen dat Disney in de live action versie van De Kleine Zeemeermin zich aan het originele verhaal had moeten houden bedoelen ‘de oude tekenfilm’ en niet het originele sprookje. Dat liep toch een tikje naarder af. De meeste ‘woke’ thema’s kunnen mijns inziens best! Kinderen kunnen best lezen of horen dat twee mannen verliefd worden, of dat racisme slecht is en mensen pijn doet. Wat het dan toch een sprookje zou maken, daar heb ik nou al een tijdje over nagedacht, maar dat weet ik nog niet helemaal zeker. Niet alle sprookjes hebben tegenwoordig nog een duidelijke ‘moraal van het verhaal,’ en ze beginnen ook niet allemaal met ‘er was eens.’ Ze hebben wel allemaal magische elementen. Ik moet me daar toch eens meer in gaan verdiepen. (Wat doe je me aan, research is toch al zo moeilijk, om netjes binnen je straatje te blijven en niet allerlei ook erg interessante dingen te gaan zitten lezen!) OOTW: Van Lord Dunsany is bekend dat hij op een oude hoed zat om te schrijven. Wat een heerlijk beeld! Heb jij specifieke schrijfgewoonten of -rituelen? Laura: Omdat ik niet erg gezond ben, lig ik meestal te schrijven, op de bank of op bed. Ik heb sinds kort een heerlijk klein, licht laptopje, dat ik heel makkelijk heen en weer meeneem. Als ik eindelijk een betere rolstoel heb, wil ik ook eens gaan kijken hoe buiten de deur schrijven werkt. Gewoon een leuk restaurantje, kopje koffie erbij en daar een uurtje schrijven. OOTW: Van je posts op Facebook weten we dat katten jou na aan het hart liggen. Spelen in een aantal van jouw verhalen dieren een rol? Laura: Ik heb voor Waterloper een verhaal over vleerkatten geschreven. Dat won de drenkelingenprijs; de prijs voor het beste gediskwalificeerde verhaal. Er zaten, op de beestjes na, te weinig fantastische elementen in. Verder heb ik nog niet zoveel verhalen waarin dieren een rol spelen als ik zou willen. In ‘Wraak’, dat in de Bang voor Spoken-bundel komt, zit een kat. Ik heb wederom wel ideeën. OOTW: Vind je dat je voldoende tijd hebt om naast het schrijven nog te lezen? Wat lees je zoal? Kan je ons een aantal SF/F/H-boeken aanbevelen die jou in de loop der jaren heel aangenaam verrast hebben? Laura: Er is nooit genoeg tijd voor alles wat ik wil en kan. Als je chronisch ziek bent, heb je ook nog eens een stuk minder bruikbare, functionele uren per dag. Voor lezen maak ik absoluut tijd, het is bijna net zo belangrijk voor me als ademhalen en muziek luisteren. Ik lees bijna alles. Kinderboeken, romantische meisjesboeken (van die zoete, zonder seks) streekromans, gewone romans, veel historische fictie, thrillers en van alles in het breedste fantastische spectrum. Minder sci-fi dan ik zou willen en meer horror dan goed is voor een watje als ik. Juliet Marillier was de schrijfster die mij het fantastische genre binnensleepte en ik ben nog steeds dol op haar boeken. Op een gegeven moment ben ik ze in het Engels gaan verzamelen, omdat de vertalingen steeds slechter werden. Dat was een goede zet, op een gegeven moment werden ze niet meer vertaald. Ik heb het er ooit eens met haar over gehad of dat met elkaar te maken zou kunnen hebben. Een voor mij recente ontdekking was Tamora Pierce. Ik vond haar naar aanleiding van een tip van Juliet Marillier voor boeken met sterke vrouwelijke hoofdpersonen. Omdat Marillier over het algemeen beginnende auteurs aanbeveelt, bevond ik me in de veronderstelling dat Tamora Pierce er ook een was, vooral omdat ik ook nog nooit van haar gehoord had… Een mens kan zich vergissen! Zij schrijft al sinds de jaren ’80, maar is nooit in het Nederlands vertaald. En dat is eigenlijk heel jammer, voor alle jongeren die (nog) niet goed genoeg Engels lezen, want haar boeken zijn geweldig. Ze vallen onder YA, maar eigenlijk alleen in die zin dat gruwelijkheden en seks buiten beeld plaatsvinden. Ik kan ze iedereen aanraden. OOTW: Dit is de vraag die we iedereen voorschotelen… Een vraag zodat auteurs en lezers uit hun schulp kruipen en zeggen: we gaan aan de slag! Hoe ervaar jij de oorspronkelijk Nederlandstalige SF/F/H-scène momenteel? Vind je dat er kwalitatief werk geleverd wordt? Halen de Nederlandse en Vlaamse auteurs een internationaal niveau? Hoe kan het volgens jou (nog) beter? Laura: Ik ervaar het als aangenaam veel. Veel meer dan ik budget, tijd en ruimte voor heb. Maar de vraag ging natuurlijk over kwaliteit. Heel veel auteurs ken ik voornamelijk uit hun korte verhalen, en die vind ik, over het algemeen, kwalitatief erg goed. Ik heb Mike Jansens Cranborn-serie hierboven niet genoemd, zodat ik die hier kon noemen. Die kan zich mijns inziens zeker meten met internationale auteurs. En er zijn er veel meer. Ik ga niet meer namen noemen, want dan vergeet ik vast mensen en dat vind ik vervelend. Ik heb op Fantasticon een fijne stapel boeken aangeschaft en zal wellicht wat recensies gaan schrijven. Waar ik erg van kan genieten zijn Nederlandstalige verhalen die zich ook daadwerkelijk in de Lage Landen, of een fantastische of futuristische versie daarvan afspelen. In de In de Polder-bundels zie ik dat al heel vaak gebeuren, maar ook in andere verhalen. Ik doe het zelf soms ook heel bewust. Het zou mooi zijn als boekhandels meer oorspronkelijk Nederlandse en Vlaamse auteurs zouden promoten en in verhouding minder vertaald werk! OOTW: Zijn er onderwerpen waarover je ooit hoopt te schrijven, maar waarvan je momenteel als auteur denkt: daar ben ik nog niet klaar voor? Laura: Ik hou ook erg van het schrijven van historische fictie en mede dankzij jury-commentaren op verhalenwedstrijden word ik daar steeds beter in. Ik zou heel graag een of meerdere bundels samenstellen met verhalen over minder bekende doch zeer interessante vrouwen uit de geschiedenis. Mede dankzij mijn uitgebreide groep Facebook-vrienden heb ik een enorme lijst weten te maken met interessante vrouwen en iedere keer als ik in de gelegenheid ben om een dergelijk verhaal te schrijven, groeit die lijst, want dan is net het thema anders dan de dames die er al op staan… ‘Als ik later groot ben’ zou ik ook best een historische roman willen schrijven, maar om dat net zo goed te doen als sommige auteurs die ik graag lees, dan moet ik nog best wel wat leren. Ik heb pas de historische romans van Minette Walters verslonden en wat zou ik graag zo goed schrijven! OOTW: Stel, je krijgt de kans om aan ‘broodschrijven’ te doen. Er wordt jou voorgesteld om tegen heel behoorlijke betaling anoniem of onder een schuilnaam aan een bekende SF/F/H-reeks mee te schrijven, al dan niet internationaal. Is dit een aanbod waarop je zou ingaan? Zoja, aan welke voorwaarden moet voor jou voldaan worden? Zoniet, waarom prefereer je absolute creatieve (schrijf)vrijheid? Laura: Ja, zeker! Ik zou heel graag betaald willen worden voor mijn schrijven. Wat betreft voorwaarden, dat vind ik moeilijk, ik kan me niet goed voorstellen hoe zo’n aanbod eruit zou zien. Ik hou van creatieve vrijheid, maar ik vind het ook een uitdaging om met een thema of iets dergelijks te werken. Samenwerken met anderen vind ik ook leuk en inspirerend, dus ik denk dat ik het erg graag zou doen. OOTW: Kan je deze twee schrijfprocessen eens met elkaar vergelijken voor onze lezers: solo schrijven en schrijven samen met een andere auteur? Welke voor- en nadelen hebben beide formules? Zou je graag nog meer samenwerkingen aangaan? Laura: Als je alleen schrijft, heb je volledige creatieve vrijheid, je kan alles precies zo vormgeven als jij het voor je ziet. Als je samen schrijft, heb je de kans dat je co-auteur ineens rechtsaf gaat, waar jij toch echt links in je hoofd had. Als je dat in gedachten houdt voor je eraan begint is het vreselijk leuk om te doen. Je moet ineens schakelen en soms kost dat even tijd, maar het is enorm inspirerend. Het is nog veel leuker als je er zelf iets nieuws ingooit, en je co-auteur gaat daar heerlijk mee aan de haal en breidt het uit. Ik doe het met heel veel plezier en zou zeker graag meer samenwerkingsprojecten aangaan als ze allemaal even lekker lopen. Er zijn vast schrijvers wie mijn lichtelijk chaotische, slechts hooguit grofweg plannende, stijl totaal niet ligt. Ik werk ook al samen met een tekenaar en dat vind ik al net zo inspirerend, maar ook wij vullen elkaar ideaal aan en raken geïnspireerd door elkaars ideeën. Tijdens brainstormsessies stuiteren we fysiek weliswaar niet, maar onze breinen gaan steeds harder. Meer over Laura vind je hier: https://laurascheepersauteur.wordpress.com/ |
|