Theo Barkel kennen we als auteur van onder meer de Thorsen en Daine-boeken, Het chagrijnige slagzwaard, de Shadajaël-reeks en vele korte verhalen. Hij beheert ook Uitgeverij Macc, dat onder andere fantasy, horror en SF uitbrengt, en Uitgeverij Life. Theo Barkel werkte ook jarenlang voor het tijdschrift en de vereniging SF Terra, in vele functies. Hij houdt enorm van de Perry Rhodan-boeken. Vorige week lazen jullie het eerste deel van het interview. Hieronder vinden jullie het tweede deel. OOTW: Neem ons eens mee in je schrijfproces, Theo. Kan je ons vertellen hoe je inspiratie opdoet? Hoe komt een idee tot jou? Ben je een auteur die vaak verhalen/romans herwerkt of staat het meestal meteen goed op papier bij jou? Theo: Inspiratie komt op alle mogelijke en (meestal) onmogelijke momenten en uit alle hoeken die je maar kan verzinnen. Een opmerking van iemand die mijn fantasie totaal anders interpreteert dan bedoeld is, mijn kinderen of kleinkinderen die iets grappigs doen. Soms is voor een leeg blad zitten en van jezelf eisen dat er over een kwartier de basis van een verhaal op staat genoeg. Zo is Het Chagrijnige Slagzwaard trouwens ontstaan. De hoofdredacteur van SF-Terra belde mij op. Er was een artikel uitgevallen en de deadline was over twee dagen. Of ik iets had om 4 pagina’s te vullen. Nee dus, maar ik zei “ja hoor.” Dus achter een leeg papier gaan zitten en op het einde van de dag was het korte verhaal ‘Het Chagrijnige Slagzwaard’ klaar. Sommige ideeën duren langer. Zo ben ik al heel lang van plan om een post-apocalyptisch verhaal te schrijven, maar geen enkel idee was goed genoeg, totdat ik naar de Engelse detectiveserie Silent Witness zat te kijken en ik in fantasie zag hoe een patholoog tientallen meters aan metaal uit een lijk haalde in plaats van één klein dingetje. Het was de aanzet van een idee dat ik met Johan verder ontwikkelde en dat we samen gaan schrijven dit jaar. Als ik eenmaal ga schrijven, schrijf ik meestal een paar duizend woorden per dag, lees het de volgende dag of daarna door, verbeter het waar nodig en ga verder. Meestal weet ik welke richting ik uit ga en waar ik (ongeveer) wil eindigen. De rest komt vanzelf, dat is de magie van het schrijven. Ter plekke komen de beste ideeën op. De humoristische situaties in Het Chagrijnige Slagzwaard bereid ik ook meestal niet voor, dat komt op het moment tijdens het schrijven. Met korte verhalen wil ik uiteindelijk wel eens twijfelen over het eindresultaat. Ben ik niet wat ‘over the top’ gegaan? Maar dat hoor ik vanzelf van de redacteur. Over het algemeen is die twijfel overbodig, maar blijft toch een beetje. OOTW: Heb je de tijd om dagelijks / wekelijks te schrijven of is het daarvoor te druk voor jou? Wanneer schrijf je zoal? Theo: Daar is het helaas te druk voor. Ik zou wel willen, daarom schrijf ik tegenwoordig redelijk wat korte verhalen. Dat stilt de behoefte om te schrijven een beetje als ik de kriebels krijg. Als ik een langer manuscript af heb schrijf ik meestal maximaal een paar weken niet, dan houd ik het echt niet meer uit en is er altijd wel een verhaal dat eruit moet. Meestal schrijf ik dan ’s middags als ik mijn agenda grotendeels leeg heb gekregen. Goed stuk muziek op en gaan. Vaak is het dan ineens een uur of 5 en heb ik dat echt niet door. Vandaar dat het samen met Johan schrijven vaak ook zo vlot gaat, want dan steek je elkaar ook nog eens aan met ideeën. Dan bouw ik het echt in mijn agenda in en kan ik die tijd ook nemen omdat ik weet dat ik het anders toch wel doe, ook al staat mijn agenda het eigenlijk niet toe. OOTW: Je nieuwste boek is Tsaar Poetin, een verhalenbundel. Hoe kwam je bij de figuur van Poetin terecht? Zijn de verhalen thematisch aan elkaar gelinkt? Gaat het om allemaal nieuwe verhalen of zitten er ook verhalen bij die je al een tijd geleden schreef? Als liefhebber van korte verhalen wil ik jou trouwens uitdrukkelijk bedanken voor de vele verhalenbundels die Macc uitgeeft. Theo: We leven in een voor een schrijver dankbare wereld met figuren als Trump (voor de oplettende lezer) en Poetin op het wereldtoneel. Dat smeekt gewoon om speculatie over hoe dit allemaal verder gaat. Daarnaast ben ik altijd een fan geweest van de verhalen op Mars zoals De Kronieken van Mars van Ray Bradbury en Het rode zand van Mars van Arthur Clarke. Stel nou dat we echt zo dom zijn om onze Aarde ten onder te laten gaan aan oorlogen en we gedwongen worden om in de asteroïdengordel, op Mars en in ruimtesteden te gaan wonen? En wat gebeurt er dan met de schuldigen? Voor de eerste twee Verhalen Vertellers bundels had ik al enkele verhalen over Mars geschreven met een eigenzinnige geleerde in de hoofdrol en zo was er eindelijk de mogelijkheid om een bundel waarin Mars centraal staat te schrijven. Een beetje in de stijl van Clarke, dus geloofwaardig qua opzet en tijd en zo. Vervolgens is het dan wel leuk om een rode draad door de verhalen te weven waardoor ze toch allemaal aan elkaar gelinkt zijn. Dat is het leuke van dit soort verhalenbundels, verhalen die niet geschikt zijn voor een hele roman kan je zo toch tot een hele roman verwerken – en het is lekker afwisselend! Ik ben sowieso een liefhebber van verhalenbundels, maar dat zal geen verrassing zijn. Vroeger las ik Ganymedes en Galerij der Giganten. Het is een prachtige gelegenheid om kennis te maken met nieuwe schrijvers. En er zitten soms echt juweeltjes tussen die korte verhalen. Ik geniet nog steeds van bijvoorbeeld ‘In het witte hert’ van Arthur C. Clarke. Dat is ook de reden dat we met Verhalen Vertellers zijn begonnen: makkelijk kennis maken met nieuwe auteurs en de auteurs een kans te geven om zich te uiten in korte verhalen. Dat daar ooit een griezelversie op zou volgen, was eigenlijk slechts een kwestie van tijd. Zoveel griezelbundels zijn er tenslotte niet… OOTW: Je bent ook vertaler en redacteur. Uit/naar welke taal/talen vertaal je? En waarop let je vooral bij het redigeren: inhoud, taal, stijl of allemaal? In hoeverre vind je dat een redacteur een auteur en diens verhaal/roman moet/kan/mag bijsturen? Theo: Vanuit het Duits en Engels naar Nederlands en sporadisch van Nederlands naar Engels. Bij een vertaling wil je vanzelfsprekend de stijl van de auteur behouden, maar vaak ben je meer aan het ‘hertalen’ dan vertalen. Engelse uitdrukkingen zijn vaak heel anders dan Nederlandse. Duitsers hebben dan weer de neiging om hele lange zinnen te maken, en dat werkt niet goed bij ons. Dus dan vraag ik me af: “Hoe zou de auteur dit in het Nederlands gezegd hebben? Hoe vertaal ik dit zonder het geweld aan te doen?” Het gebeurt maar al te vaak dat iets bijvoorbeeld letterlijk vertaald wordt dat figuurlijk bedoeld is of er een typische uitdrukking is waar je als Nederlander helemaal niets mee kan. Daar moet je dan een equivalent voor vinden. De taak van redacteur vind ik zelf een hele leuke. Je werkt met de auteur samen om zijn manuscript naar een hoger plan te brengen. Soms begint dat met “schrap maar 10%”. Niet een opmerking die iedereen even leuk vindt, maar als ze zien hoe het manuscript ervan opknapt als je overbodige zaken eruit sloopt, draait dat meteen bij. Als je te veel moet bijsturen, dan komt het manuscript waarschijnlijk niet door de eerste keuring bij ons, want dan is het simpelweg nog niet goed genoeg om redactioneel mee aan de slag te gaan. Ik ben dan ook geen voorstander van te veel bijsturen. Het is tenslotte niet mijn verhaal, maar dat van de auteur. OOTW: Kan je ons een paar leuke anekdotes vertellen over je tijd bij SF-Terra? En wat waren daar jouw persoonlijke hoogtepunten? Theo: Haha, daar zijn zoveel leuke anekdotes over te vertellen, maar twee springen eruit. Ten tijde van het gekloonde schaap Dolly kreeg ik de opdracht om een artikel over klonen te schrijven. Vanwege de grote media aandacht zou het vier pagina’s krijgen, dus een flink artikel. Nou heeft Arthur C. Clarke in Imperial Earth een gekloonde hoofdpersoon en heeft hij in het boek tevens beschreven hoe het klonen in zijn werk is gegaan. Dus ik dacht: Wat is er leuker dan aan Arthur Clarke zelf commentaar te vragen? Dus ik belde internationale informatie op en vroeg naar het telefoonnummer van de heer Arthur C. Clarke in Colombo, Sri Lanka. Ik kreeg tot mijn verbazing moeiteloos twee nummers en belde de eerste op. Ik kreeg meteen een secretaresse aan de telefoon en vroeg of Arthur aanwezig was. “Ja hoor, ik verbind u door,” zegt de mevrouw vriendelijk en enkele seconden later hoor ik hoe Arthur Clarke zich meldt aan de andere kant… Dus na even slikken stel ik mezelf voor, vertel waarvoor ik bel en van kinds af aan een enorme fan ben. De zenuwen zullen waarschijnlijk wel aan de andere kant uit de telefoon gedropen zijn, want hij begon te lachen, stelde mij op mijn gemak en ik kreeg mijn interview. Ik heb dat vervolgens verwerkt in het artikel en opgestuurd. Het duurde niet lang voordat ik een stomverbaasd telefoontje van de hoofdredacteur kreeg. “Heb jij Arthur C. Clarke geïnterviewd?" Waarop ik zo droog mogelijk zei: “Ja, hoezo?” Een ander interview dat me altijd bij is gebleven, is dat met Jeff Wayne van het album Jeff Wayne’s Musical Version of War of the Worlds. Hij zou naar Nederland komen voor een concert. Een mooi moment om mijn liefde voor muziek te combineren met die voor SF. Via zijn productiemaatschappij lukte het me om Jeff Wayne zelf te pakken te krijgen en hem te strikken voor een telefonisch interview. Het werd een ontzettend leuk interview, vooral omdat ik muzikaal goed onderlegd ben en hij niks uit hoefde te leggen wat dat betreft. Uiteindelijk gaf hij me op het einde ook nog eens een aantal vrijkaartjes en een Meet & Greet. Dus we hebben kaartjes weggegeven in het blad en toen hij optrad in Amsterdam hebben we hem na het concert ontmoet. OOTW: Wat maakt voor jou Perry Rhodan top? Hoe leerde jij Perry Rhodan kennen? Theo: De hele opzet van de serie is geweldig. De makers, K.H. Scheer en Clark Darlton, hebben van het begin af aan groot gedacht en ze zijn erin geslaagd om een aantal geweldige schrijvers in het Duitse taalgebied te vinden. Het begin is zo simpel: Perry Rhodan landt op de maan en vindt daar een gestrand ruimteschip van de Arkoniden. Dankzij hun techniek voorkomt hij een wereldoorlog (kunnen we nu wel gebruiken denk ik), verenigt de Aarde en gaat het heelal verkennen. Waar in andere boeken of series de ruimteschepen een paar honderd meter groot zijn, zijn ze bij Perry Rhodan een paar kilometer in doorsnee. De slechteriken zijn ook een maatje groter, machtige wezens uit andere dimensies die ver boven de mensheid staan, noem maar op. Vermenigvuldig alles wat je gewend bent en doe daar een vaak hele goede verhaallijn bij en je komt in de richting van wat je kan verwachten. Regelmatig hoor ik iemand een goed, origineel verhaal vertellen van een nieuw boek dat hij onlangs gelezen heeft, waarvan ik dan denk “Heb ik 20 jaar geleden al in de Perry Rhodan gelezen”. Daarnaast is het gewoon heerlijke Space Opera. Avonturen ver in het heelal. Mijn oude buurman in Rotterdam, dat was rond 1975 dus ik was een jaar of 7, las de serie en gaf hem aan mijn vader met de opmerking dat hij het vast ook leuk zou vinden. Dat was dus inderdaad het geval en niet lang daarna ben ik ook begonnen. Dat was rond nummer 460 en we zijn nu aan 3254 (De Duitstalige reeks, in Nederland zitten ze in de 2700). OOTW: Heb je leestips voor ons in SF/F/H, zowel Nederlandstalig als anderstalig? Theo: Ik heb helaas niet zoveel tijd om andere boeken te lezen, maar als ik dat doe, blijf ik vaak in Duitsland hangen. We zijn in Nederland heel erg georiënteerd op Engeland en Amerika, maar Duitsland heeft echt hele goede auteurs. Neem Michael Peinkofer of Andreas Eschbach. Beide zijn gepubliceerd in Nederland en hebben hele goede boeken op hun naam staan. Als je echter Duits kunt lezen, zou ik toch eens een blik over de grens werpen, want daar is veel meer uitgekomen dat zeer de moeite waard is. Wat de Engelstalige schrijvers betreft vind ik Tad Williams erg goed. Wie ik in Nederland heel goed vind schrijven is Roderick Leeuwenhart. Ik heb me erover verbaasd hoe goed zijn stijl aansluit bij die van Tais Teng. OOTW: Je schrijft ook boeken samen met Johan Klein Haneveld. Hoe werkt zo’n samenwerking concreet? Gaat het makkelijk om elkaars schrijftempo te volgen? Plegen jullie vaak overleg? Staat het plot al op voorhand vast? Schrijf je overigens ook samen met nog andere auteurs? Theo: Die samenwerking met Johan is heel natuurlijk. Iemand komt met een idee dat we vervolgens samen verder uitwerken en op papier zetten, iets wat ik voor mijn eigen boeken niet doe, maar als je samen met iemand schrijf moet je wel, want je moet allebei weten waar je naartoe schrijft om te voorkomen dat je in de problemen komt. Vervolgens gaan we via Google Docs schrijven. Dat werkt uitstekend. Je kan er beide tegelijkertijd in werken, dus het komt dan ook voor dat de ene aan het schrijven is en de ander doorneemt wat er eerder is geschreven en hier en daar wat verbetert. We hebben ook afgesproken dat we elkaar mogen verbeteren, zo gaan de twee stijlen helemaal in elkaar op en weet ik vaak zelf niet meer wie wat heeft geschreven. Je houdt automatisch rekening met elkaars schrijfstijl, past die op elkaar aan en houdt rekening met de agenda van de ander. Vroeger op school heb ik met een hele goeie vriend een verhaal geschreven en toen zaten we echt bij elkaar op de slaapkamer en was het de hele avond dolle pret. Dat verhaal ligt nu bij hem, maar koesteren we en zal nooit gepubliceerd worden… Binnenkort ga ik met Roger Kilmore aan het derde deel van Het Chagrijnige Slagzwaard beginnen. In Verhalen Vertellers 6 komt daar al een klein voorproefje van. Dat derde deel was ik eigenlijk niet van plan, maar hij kwam met zo’n leuk idee dat de verhaallijn van het hele derde boek in recordtijd in elkaar zat. OOTW: Ik ben een grote horrorfan. Jouw horrorboeken en ook je griezeljaarboek, waarvan nu twee edities uit zijn en er een derde uitkomt in het najaar van 2023, zijn op dat vlak schitterende initiatieven. Vind jij persoonlijk dat er in het Nederlandse taalgebied evenveel aandacht is voor horror als voor fantasy en SF? Hoe denk je dat zowel auteurs, uitgeverijen als lezers nog meer kunnen doen om horror bij ons tot bloei te laten komen? Theo: We zijn met Uitgeverij Macc heel lang een van de weinige, misschien zelfs enige, geweest die veel deden op horrorgebied. Voor fantasy is er altijd heel veel aandacht geweest sinds de Lord of the Rings films, maar voor horror niet. SF gaat de laatste jaren gelukkig een stuk beter. Vampieren & Demonen is volgens mij zelfs de enige (jaarlijkse) griezelbundel in ons taalgebied. In de jaren tachtig heeft Tais Teng met het Griezelgenootschap veel succes gehad. Misschien moeten we weer zo’n genootschap opzetten, de Horrorbond of de VVV (Vereniging Voor Vampieren) of zo, waarin de auteurs om middernacht in een tochtig en behekst kasteel bij elkaar komen waar een demon hun verhaaltjes vertelt om vooral niet bij in slaap te vallen. Ik zou zo’n initiatief zeker toejuichen. Dus laat het wat mij betreft vooral horen! OOTW: Welke persoonlijke schrijfprojecten zou je graag nog willen realiseren? Theo: Er is één heel persoonlijk project dat ik wil realiseren. Enkele jaren geleden kwamen de specialisten in het UZA (Universitair Ziekenhuis Antwerpen) erachter dat de Nederlandse doktoren er 20 jaar lang faliekant naast hadden gezeten met hun epilepsiediagnose bij mij. Een second opinion in het UZA bracht serieuze hartproblemen aan het licht: een ritmestoornis en een lekkende hartklep. Drie ritmestoornisingrepen en een zware hartoperatie verder is het probleem zo goed als mogelijk opgelost. De specialisten in het UZA hebben hiermee mijn leven gered. Als ik op de Nederlandse artsen had vertrouwd en niet voor een second opinion naar België was gegaan, was ik er niet meer geweest. Mijn volgende SF-boek wil ik dan ook opdragen aan de drie specialisten in het UZA die mijn leven gered hebben. Het verhaal zal dan ook heel wat medische raakvlakken hebben. Het is simpelweg niet in woorden uit te drukken als je tegenover iemand zit aan wie je je leven te danken hebt. Die dankbaarheid is onbeschrijfelijk en voel ik bij alle drie de specialisten, maar het heeft een jaar geduurd voordat ik met droge ogen tegenover de hartchirurg kon zitten die mijn leven gered heeft met de laatste operatie. Dit is ook de reden dat ik me zo boos kan maken over de trieste toestand van de Nederlandse gezondheidszorg. Tien jaar liberaal beleid heeft het geen goed gedaan. Voor degene die hier meer over willen weten is mijn boek Epilepsie… of niet een aanrader. OOTW: Welke boeken staan er op stapel bij Uitgeverij Macc en Uitgeverij Life in 2024? Theo: Natuurlijk komt Verhalen Vertellers 6 eraan, en die is weer erg mooi, en de derde Vampieren & Demonen. Daarnaast werken we hard aan de nieuwe Uschi Zietsch: het zesde en laatste deel van de Woudzee Kronieken, Hatar Stygan, zal dit jaar uitkomen. Verder het eerste deel van Dark Crows, romantische horror van Nadine Stenglein. Uit België zal de nieuw Guido Eekhaut komen, Shadow Game, een cyberthriller, en we zijn bezig met een verhalenbundel van Guido. Ik heb Guido altijd erg bewonderd en ben trots om hem uit te geven. Esther Geurts, die haar debuut al heeft beleefd in Verhalen Vertellers en Vampieren & Demonen, zal met haar eerste boek uitkomen, Blogger en bewaarder. We gaan nog veel van haar horen, denk ik, want ze is erg goed. Het nieuwe boek van Johan Klein Haneveld komt eraan, De jongen die met Geesten sprak en zelf ga ik binnenkort ook aan de nieuwe Shadajaël beginnen, die zich trouwens af zal spelen in mijn geboortestad. De nieuwe Castlefest Kronieken zal van mijn hand zijn en met Het Zwarte Gat hebben we een hele goede psychologische thriller van Coen van Os, ook een nieuwe ster aan het firmament. Het volgende deel van Als Werelden Botsen van Martijn Kregting en natuurlijk komt de nieuwe Karel Smolders uit, De zwarte ster. Lekkere Sciencefiction uit België, een mooie om mee te eindigen, denk ik. www.uitgeverijmacc.nl www.uitgeverijlife.nl www.theobarkel.nl https://www.facebook.com/groups/2857124374537882 (Maccazine, de Facebookgroep van de uitgeverij) https://www.facebook.com/profile.php?id=100063606061033 (Facebookpagina van Uitgeverij Macc) https://www.tiktok.com/@uitgeverijmacc https://www.smashwords.com/profile/view/UitgeverijMacc Theo zit links, aan de rechterkant zijn vaste fotograaf , kunstenaar en goede vriend Ruud Lips (van hem komt ook de eerste omslag van Shadajaël, dus niet de omnibus met de eerste drie delen, maar het originele eerste deel) in het midden Jeff Wayne en naast hem de prijswinnaars.
0 Opmerkingen
Je opmerking wordt geplaatst nadat deze is goedgekeurd.
Laat een antwoord achter. |
|