Dieter schreef onderstaand verhaal in het kader van een writer’s challenge: schrijf op één avond een afgerond verhaal. Het verhaal is gebaseerd op een droom die hij in 2013 had en die mee zijn roman ‘Jills talisman’(2014, Zilverspoor) beïnvloedde.
Dieter draagt het verhaal op aan Think Pink Belgium (een organisatie die opkomt voor de rechten van personen met borstkanker) en SameYou. Zijn nieuwste boek is Laurens Dagboek, dat in het teken van 'Think Pink' staat. 2013 - De vrouw in de witte jurk (en haar gevallen Engel) Ergens tijdens een zonnige dag in 2013 … Licht … oogverblindend fel wit licht – het eerste beeld toen ik mijn ogen opende … na … Ja, na wat eigenlijk? Waar ik me bevond … wie of wat … allemaal vragen zonder antwoord. Ik wist helemaal niks meer – één grote, donkere vlek. Wat ik wel wist, was hoe ik me voelde – zalig … INTENS gelukkig. Niet het soort geluk zoals tijdens fijne momenten met vrienden of met je grote liefde, maar een veelvoud daarvan – bijna niet te omschrijven. Nee, zo’n gelukzalig gevoel had ik nog nooit mogen ervaren – ik durf het zelfs ‘onaards’ te noemen. Pas toen het felle licht verdween, en ik terug kon zien, merkte ik op hoe ik tussen de wolken vloog – hoog boven de grond. Ik voelde me zielsgelukkig – letterlijk als een vogel in de lucht. Onder mij zag ik geen tekenen van beschaving … geen wegen of gebouwen, zelfs geen mensen … Vragen rezen echter niet in me op … Toegegeven: wat kon het me eigenlijk schelen? Zielsgelukkig voelde ik me … En hoe verder ik vloog, des te gelukkiger ik werd. Onder mij bevond zich echte natuur – van het soort dat ongerept is; puur en prijkend van schoonheid; met tal van bergen in de verte, bossen en velden tot aan de horizon – kortom: echte natuur. En water! Rivieren en beekjes kriskras door het landschap – als een doolhof, maar o zo majestueus. Ik vloog in alle vrijheid en genoot van iedere seconde. Eigenaardig genoeg begon toen muziek te spelen. Ik kende het origineel niet, maar achteraf gezien kun je het het beste vergelijken met een hemelse versie van Paolo Conte’s ‘Max’. Zo goed klonk het – rustig en minimalistisch. Even later verscheen een zonderlinge boot in mijn zicht. Het was een houten boot, varend op een rivier midden in een open vlakte. Ze trok me aan, want hoe dichter ik vloog, des te groter de boot werd, en … des te meer het gelukzalige gevoel in mij toenam … Ik zette de landing in, want geef toe … een boot in the middle of nowhere, met daarbovenop zo’n aantrekkingskracht? De boot bleek groter dan gedacht – twee huiskamers lang en een halve breed. Een dekhuis ontbrak – enkel een boeg vooraan, en een groot houten roer achteraan. Ik minderde vaart, daalde langzaam, en concentreerde mezelf om precies in het midden van het dek te landen. Toen pas zag ik de sinistere man aan het houten roer. Hij was gekleed in vodden, beter kan ik het niet omschrijven. Ik sloeg er geen acht op, want als een magneet werd ik naar de boeg toe getrokken. Bij iedere stap die ik zette, leek het alsof ik een stapje in de richting van de hemel zette. Absoluut niet normaal! En toen zag ik haar … een vrouw, ongeveer mijn leeftijd, in een witte jurk, blootsvoets, zittend op het dek. In tegenstelling tot de man aan het roer, straalde ze. Echt! Haar lach verwarmde mijn ziel (en volgens mij ook de hele omgeving). Ze glimlachte en ontblootte daarbij haar tanden. Ze tikte met haar vingers op de houten planken van het dek en gebaarde me om naast haar te zitten. Ik zette me neer en samen genoten we een hele tijd van de stilte van de omgeving. En hoe vreemd het ook mag klinken … Samen met de jonge vrouw in haar witte jurk, stilzwijgend en genietend van het moment … Achteraf gezien was dat ene moment – met stip – het meest zalige moment uit mijn leven. Als soulmates bestaan, dan had ik de mijne gevonden … zonder twijfel. Na een tijdje doorbrak de jonge vrouw de stilte. ‘Mooie vleugels met veren van vuur,’ grinnikte ze. ‘En zo glinsterend zwart. Ik noem jou: Ravenvuur!’ Ze grinnikte opnieuw. ‘Hebben Engelen normaal geen vleugels met witte veren?’ Maar toen ik haar wilde vragen waarom ze dacht dat ik een Engel was, hoorde ik de man aan het roer. ‘Hij is geen normale Engel,’ zei hij op rustige toon. ‘Engelen met witte vleugels kunnen niet tussen werelden reizen, laat staan landen op mijn boot …’ ‘Euhm, een wat?’ vroeg ik, terwijl ik opstond. ‘Wat ben ik?’ ‘Je hoort bij de persoonlijke Engelen van de Godin,’ antwoordde de man. ‘Ik ken jou, ongehoorzaam en eigenwijs … Keer maar gauw terug vooraleer het te laat is. Je hoort hier niet thuis … Toch niet in deze “tussenwereld”.’ Verward als ik was, vroeg ik: ‘Weet je wie ik ben? En, hallo? Terug naar de levenden?’ De man gaf geen krimp. De vrouw in de witte jurk stond eveneens op. Ze kwam bezorgd naast me staan, terwijl haar glimlach als sneeuw voor de zon verdween. ‘Naar de levenden?’ vroeg ze aan de man. ‘Betekent dat … ?’ Ze raakte in paniek. ‘Daarnet voelde ik me zielsgelukkig, zonder zorgen. Ik wil ook weten wie ik ben … Wat er gebeurd is …’ Ik kneep mijn ogen tot twee kleine spleetjes samen, waarna ik de man vroeg: ‘Misschien stellen we de verkeerde vragen. Wie ben jij eigenlijk?’ De man grijnsde, al leek het geen kwaadaardige grijns – eerder zo’n grijns die voortvloeit uit verwondering. ‘Ik heet Charon – de ferryman. Jullie bevinden zich op mijn overzetboot. Een van jullie is op weg naar het hiernamaals.’ De vrouw in de witte jurk slikte. ‘Als hij een Engel is … Ben ik dan dood?!’ ‘Wat is “dood zijn” precies?’ antwoordde Charon. ‘Jullie mensen zijn toch altijd zo verschrikt door de dood … Ik breng je enkel naar het volgende hoofdstuk van je bestaan. Je zou blij moeten zijn.’ ‘Maar ik … ik … wil weten wie ik ben,’ stamelde de vrouw. ‘Doet dat ertoe?’ vroeg Charon. ‘Jouw oude leven is voorbij. Het nieuwe lacht je achter de poort toe.’ De jonge vrouw wilde antwoorden, maar ik was haar voor. ‘Ja,’ zei ik, ‘het doet ertoe. Ik wil ook wel weten wie zij is. Komaan, ze is nog jong … Wat kan er gebeurd zijn waardoor ze nu de oversteek maakt?’ ‘Mag ik jullie helaas niet vertellen,’ zei Charon. ‘Wetten en regels … En jij … Engel … kent het antwoord, maar door het reizen laat je geheugen je in de steek. Je zou beter moeten weten … Eigenwijs, koppig … Waarom de Godin jou koos … het is me een raadsel.’ Ik negeerde wat hij had gezegd, al begon ik langzaam te beseffen waar ik me bevond en vooral WAT ik was. ‘Dus je weigert ons te vertellen wie we echt zijn of wat er met haar is gebeurd?’ vroeg ik. ‘Sorry, Engel,’ zei de man. ‘In tegenstelling tot jou breek ik de wetten van de Godin niet. Straks varen we voorbij de poort van het hiernamaals. Keer terug van waar je gekomen bent!’ De jonge vrouw nam mijn arm vast en trok me naar de boeg, zodat we alleen konden praten, zonder een Charon die meeluisterde. ‘Ik wil terug, Ravenvuur,’ zei ze. ‘Ik wil weten wie ik ben, wie ik in de wereld van de levenden was, wat ik betekende … of nog zou kunnen betekenen.’ Zonder een antwoord keek ik haar aan. Eerlijk gezegd stond ik perplex. ‘Alsjeblieft,’ zei ze. ‘Je bent een Engel met zwarte veren. Breng me alsjeblieft terug. Het is het enige wat ik je vraag.’ ‘Doe geen moeite,’ riep Charon. ‘Op mijn boot verberg je geen geheimen, en … Engel … weet dat als je iemand van mijn boot pikt en terugbrengt naar de levenden … de Godin het niet zomaar laat gebeuren. Weet dat je daarna gestraft wordt …’ De jonge vrouw in de witte jurk nam paniekerig mijn hand vast, waarna ze me aankeek met zowat de meest wanhopige blik die ik ooit heb gezien. ‘Ik ben bang, Ravenvuur,’ zei ze. ‘Laat me alsjeblieft niet alleen achter.’ ‘Zal ik niet doen,’ zei ik. ‘Ik weet niet wie of wat ik precies ben, maar wat ik weet, is dat jij me naar hier hebt geleid. Je straalt als geen ander en je hart is er eentje van pure liefde … Jouw hart heeft me naar …’ ‘Hier gebracht,’ trad ze me bij. ‘Het kloppen van mijn hart is als een SOS-signaal voor jou.’ Ik knikte. ‘Antwoorden heb ik niet, laat staan herinneringen, maar ik voel gewoonweg dat ik jou moet helpen. Jouw hart straalt liefde en hoop uit … Niet normaal zoals jij je licht laat schijnen.’ ‘Ik voel het ook,’ zei ze. ‘Maar ik weet niet hoe ik erin geslaagd ben om jou met mijn hart te roepen.’ ‘Toch deed je het,’ zei ik. Ze knikte en nam me zonder enige verwittiging in haar armen – hart aan hart. Toen wist ik het zeker … Dit was mijn soulmate. ‘Zoiets is toch niet normaal?’ vroeg ze zacht. ‘Voel je ook die verbintenis?’ Ik wreef over haar rug. ‘Ben jij mijn beschermengel?’ ging ze verder. ‘Iets hogers?’ ‘Weet ik niet,’ zei ik, ‘al VOELT het wel zo.’ Charons stem liet zich opnieuw vanachter zijn roer horen. ‘We naderen de poort van het hiernamaals. Je moet NU weg, Engel.’ De jonge vrouw in de witte jurk – mijn soulmate – liet me los, waarna ze haar ogen diep in de mijne boorde. ‘Denk er niet aan, Engel,’ riep Charon. ‘De Godin neemt je je vleugels af, en verdoemt je tot een mensenleven lang tussen de levenden … Tussen de pasgeboren zielen … Een hel voor jou, en je weet het!’ De jonge vrouw nam mijn beide handen vast. ‘Alsjeblieft, ik wil terug. Laat me niet sterven, laat me niet alleen achter. Ik kan je niks geven … niks beloven … al wat ik je vraag is mijn leven …’ ‘Niemand verlaat mijn boot, Engel,’ zei Charon. ‘En als ze dat toch doen, dan is diegene die hen helpt, diegene die de straf ontvangt.’ Ik keek de jonge vrouw aan. Ze was het waard – meer dan wie ook. ‘Wil je me nog één keer in je armen nemen? Hart aan hart? Ik wil het nog één keer voelen vooraleer ik alles verlies.’ ‘Betekent dat …?’ vroeg de vrouw in de witte jurk, terwijl het leek alsof een zware last van haar schouders viel. ‘Wat is een mensenleven in tijd wanneer je leeft tot in de oneindigheid?’ vroeg ik. ‘Jij bent uniek, jouw tijd is nog niet gekomen.’ Zonder twijfelen nam ze me vast in de grootste knuffel die ik ooit van iemand kreeg. De connectie was terug – deze keer met de warmte als die van een supernova. ‘Kom, ik breng je terug,’ glimlachte ik. 'Naar je geliefden. Ik ben er zeker van dat ze je missen.' Ik tilde haar op … negeerde Charon, en spreidde mijn vleugels. De boot werd kleiner … de rivier verdween … ‘Wil je me één iets beloven,’ vroeg ik toen we richting de wolken vlogen. ‘Ja?’ ‘Beloof me dat je je licht over de wereld laat schijnen,’ zei ik. ‘Jouw licht brengt hoop.’ ‘Beloof ik.’ En ze gaf me een zoen. ‘Ik zal je nooit vergeten, Ravenvuur.’ Letterlijk een seconde later liep mijn wekker af … Liggend in bed, maar nog steeds met dat zalige gevoel in mijn hart, probeerde ik te bevatten wat er was gebeurd. Het was een droom geweest, al voelde het absoluut echt aan. Ik wilde terug, terug naar mijn pas gevonden soulmate. Maar ik besefte dat alles een droom was geweest … Niks echt. Gewassen en aangekleed startte ik een half uur later mijn wagen om de werkdag aan te vangen. Nog steeds met de jonge vrouw in mijn gedachten, wenste ik een teken van haar … Een teken dat … Ik probeerde het van me af te schudden, alles was een droom geweest – een zalige droom, maar gewoon een droom. Toen zette ik de radio aan – in een poging om haar te vergeten. Niet veel later baande een traan zich een weg over mijn gelaat … Paolo Conte’s ‘Max’ speelde hemels … Sam Ravenvuur
1 Opmerking
Anny Ryckewaert
5/1/2024 17:10:23
Mooi verhaal, proficiat Dieter.
Antwoorden
Je opmerking wordt geplaatst nadat deze is goedgekeurd.
Laat een antwoord achter. |
|