Friedl weet het even niet meer. De tegels voelen koud onder haar blote voeten. Moet ze de groene pil nemen, of de rode? De nachtzuster is nergens te bespeuren. Groen betekent veilig, toch? Ze bukt zich. Dan slikt ze de rode pil. Meteen valt ze achterover. Pijn voelt ze niet, het medicijn heeft een verdovende werking. Haar haren voelen kleverig aan. Bloed? Niets dat ze nog niet heeft meegemaakt.
Friedls handen krommen onnatuurlijk terug. Haar vingers beroeren bijna haar ellebogen. Dat soort trip wordt het dus. Bij de groene pil begint de kamer te draaien, herinnert ze zich. Saai, heeft ze niks aan! Nu draait ze zelf. Al gauw zweeft ze boven de vloer. Door het hoge raam ziet ze telkens kort het kerkhof. Met steeds grotere zwaaien stijgt ze naar het plafond. Wijk voor mij, beveelt ze de latten. Bang is Friedl niet. Nooit geweest, trouwens. Ze voelt hoe de latten versplinteren als haar neus het plafond raakt. Ik ben onstopbaar! Met luid gekraak boort ze zich in de zolder. Oude ziekenhuisbedden, dooie boel. Friedl wordt nu toch wat duizelig. De rode pil neemt ze niet zo vaak. Vermoedt ze. Sinds ze in het hospitaal verblijft na de val uit de parkeergarage, is ze nergens meer zeker van. Een dakpan streelt haar voorhoofd. Je zou denken dat het hospitaal voor dikke isolatie koos, als je weet wat haar zoon maandelijks neertelt. Nee hoor. Fluks gaat Friedl door het dak. Vrijheid! Maar hoe raakt ze bij het kerkhof? Ze zwenkt de verkeerde richting uit, naar het bos. Oh ja – de groene pil houdt ze stevig tussen haar tenen geklemd. Dit is niet haar eerste trip! Maar nu heeft ze voor het eerst beide pillen gehamsterd. Een downer, dat heeft Friedl precies nu nodig. In volle vlucht brengt ze een voet naar haar mond. Dat gaat makkelijker dan je denkt na haar val. Zowat alles is gebroken, ze kan haar lichaam in de vreemdste hoeken bewegen. Trippy, man! Zodra ze de pil slikt, gaat ze langzamer draaien. Als een helikoptertje landt ze op het natte gras. Brr, een koude novembernacht. Haar pyjama is helemaal doorweekt. Ze gaat rechtop zitten en snuift de lucht op. De geur van verdorde bladeren. Heerlijk. Ze beweegt haar armen stevig langs haar lijf. Ha, haar handen gaan weer braafjes neerwaarts. Mooi, die lieverds heeft ze zo meteen nodig. Ze gunt het hospitaal geen blik meer. Vastbesloten wandelt ze naar de begraafplaats. Ze klimt over het hek – leve de krachtige pillen! – en zoekt de vertrouwde plek. ‘Aloysius Den Doncker, diepbetreurde echtgenoot.’ Steeds zo dichtbij, en toch zo veraf. Op de grafsteen staat een ijzeren sierroos, die ze er zette toen ze laatst met een verpleegster een bezoekje bracht aan haar man. Ze grijpt de roos en duwt het kleinood met forse kracht in haar nek. Haar ogen stralen van geluk. Ze zijgt neer op de grafsteen. Eindelijk is ze herenigd met haar man, die ze over de muur van de parkeergarage duwde. Berouw komt na de zonde. Dit is het zesde van acht horrorverhalen met thema 'De Nacht' dat deze week hier verschijnt. Meer informatie over onze horrorweek vindt u op 'Week van de horror'.
0 Opmerkingen
Je opmerking wordt geplaatst nadat deze is goedgekeurd.
Laat een antwoord achter. |
|