‘Kijk, daar, ik zie …’
‘Kijken, niet spreken.’ ‘Maar wat is …’ ‘Ik zei: kijken, niet spreken.’ Ik word teruggetrokken, de korf in. Het leven is niet eenvoudig voor neootjes op deze verdieping. Je moet de keuzes gaan maken die je toekomst bepalen, maar je weet nog helemaal niet waar het in het bestaan om draait. De keuzes zijn groot en belangrijk. Maar wat bepaalt of je goed kiest of niet? Welke doelen moet je bereiken? Bestaat er wel zoiets als een goede keuze? Ik vraag me af of hier op onze verdiepingen iemand weet waar het in ons bestaan om gaat. Ik heb daarover nog niets gehoord, in ieder geval: niets dat een beetje inspirerend klonk. Volgens het protocol moeten we vanaf het platform voldoende kunnen leren over de mogelijkheden die er zijn voor onze keuzes. Het proces is simpel: je loopt naar buiten, je staat stil op het platform en je kijkt de wijde ruimte in. Daar zie je dan ontelbare universa in de leegte hangen en bewegen. Soms zweeft een universum vlakbij langs - terwijl ze dichtbij hangen kun je dieper naar binnen kijken, je ziet dan de types in ruimtelijke en dimensionele en temporele structuren, de verschillen in opgerolde en uitgerolde dimensies, variaties in basale logische structuren, betekenis en waarden van fundamentele grootheden. Je ziet universa met een gloed van vloeiing en zachtheid tot universa met de harde randen van explosies en duister. Je ziet alle combinaties die denkbaar zijn en je krijgt een glimp van de oneindige aantallen concepten die ondenkbaar zijn. Elke keer als ik die nabije universa bekijk, raak ik overweldigd door de veelkleurige inventiviteit, ideeënrijkheid en schoonheid van uitvoeringen. Schoonheid lijkt zeker een criterium. Myriaden universa hangen veel verder weg, in ontelbare richtingen en tijden. Je kunt als gevolg van de grotere afstand niet diep naar binnen kijken, maar je krijgt wel een heel goed globaal beeld. Glinsterend of duister, glanzend of dof. Stil en stabiel, of juist botsend, trillend, schokkend, verklevend, stuiterend, versmeltend, pulserend, resonerend. In isolatie, in samenhangende of juist onsamenhangende clusters, in golven met vloeiende golfslag of juist in woeste stormen met spattende patronen. De mogelijkheden zijn overweldigend. Dan sta je daar dus op het platform. Je ziet al die universa. Het idee is: je zoekt er exemplaren uit die je aanspreken en je leest daarvan de instellingen. Iets in die buurt zou dan wel eens jouw favoriete keuze kunnen zijn. Je gaat waarnemen en afwegen, interpoleren en extrapoleren, kopiëren en creatief ontwerpen, voorzichtig aan knoppen draaien of juist woest experimenteren, met als centrale vraag: welke opties passen bij mij, hoe wil ik mijn eigen toekomst vorm gaan geven? Als je dan een beeld begint te krijgen, dan probeer je de daarbij horende instellingen te reproduceren. Ja, het idee is dus best simpel. Maar ik zit nog steeds met de vraag: hoe doe je het góéd? Hoe geef je betekenis? In de korf is het … Nou ja, het is de korf. Ik kan niet schatten hoeveel neootjes er op deze verdieping zijn, de ruimte strekt zich uit naar alle kanten en ik voel in alle richtingen aanwezigheid. Veel zijn net als ik jong en onzeker. Ze staan in kleine groepjes en praten met elkaar, altijd zacht en voorzichtig. Ik ga er vaak bij staan om te luisteren. Eigenlijk weet niemand iets van belang. Er zijn ook meer ervaren neootjes. Ze lijken minder zoekend en ze hebben meer karakter. Ze willen niet met mij praten en ze laten me ook niet meeluisteren met hun gefluisterde gesprekken. Ik ben te neo. Als ik te dichtbij kom sturen ze me weg, dus ik blijf op een afstand. Af en toe kan ik een flard van hun opmerkingen opvangen. Heel af en toe is het iets dat bij de jongere neootjes niet bekend is, maar veel is dat niet. De karakters van de bewoners van de korf zijn gevarieerd – ik heb bedacht: ze zijn net zo verschillend als de universa. Sommigen van de meer ervaren neo’s zijn afhankelijk of vriendelijk of zelfs smekend, anderen zijn hard of bot of arrogant of agressief. Ik kan soms aan ze voelen dat ze bijna klaar zijn voor hun keuze. Ik ken ze individueel onvoldoende om te weten of er iemand ontbreekt omdat die al besloten heeft. Tussen de groepen neootjes door zwerft af en toe een meester. Ze zijn groots, dominant, ontzagwekkend, beangstigend, ontoegankelijk. Ik heb gehoord dat zij uit hogere verdiepingen komen en ons moeten ondersteunen in onze groei. Ik heb één keer de moed opgebracht om aan een meester te vragen naar die hogere dimensies. Hij gaf geen antwoord, hij negeerde me volledig. Een andere meester vermaande mij later dat ik me moet bezighouden met dingen die me aangaan en niet met dingen die te hoog voor me zijn. Ze overleggen dus wel met elkaar, al zie ik ze nooit samen. Deze verdieping strekt zich uit in alle richtingen van alle ruimten en tijden. Het is beklemmend om de imposante afmeting ervan te ervaren. Soms voel ik me eenzaam – tenminste, ik denk dat dit een passend woord is voor mijn gevoel. Als ik in de korf omlaag of omhoog kijk, zie ik laag na laag de dimensies. Beneden zijn de dimensies waar wij neootjes vandaan schijnen te komen – ons verleden is een vast onderdeel van verhalen die ik heb gehoord. Elk neootje graaft in zijn herinneringen en leertijdgenoten vertellen dat ze zich herinneren hoe zij door oneindig veel verpoppingen zijn opgestegen van heel ver beneden tot waar we nu zijn. Meestal zijn ze er trots op. Het idee vervult me met een vreemd soort angst. De diepte naar beneden is adembenemend, verdieping na verdieping, honderden verdiepingen na honderden verdiepingen, het gaat eindeloos door tot in zwarte duisternis en misschien zelfs nog daarna. Ik kan me niets voorstellen bij een reis die ik heb af moeten leggen van die oneindige afgrond naar hier. Ik kan me er ook niets van herinneren. Ik herinner me zelfs niets van een eventuele overgang van de laatste verdieping naar hier. Is dat ooit gebeurd en wat heb ik ervoor moeten doen? Waarom herinner ik me niets terwijl anderen dat wel lijken te doen? Heb ik een merkwaardig soort geheugenverlies? Of is het bij hen illusie, verzinsel, inlegkunde, misschien wel waanzin? Naar boven strekt de korf zich uit tot heel ver in de hoogte de dimensies vervagen. Zie ik duizend verdiepingen boven me? Honderdduizend? Wat is praktisch gezien het verschil tussen duizend en oneindig voor een neootje op mijn verdieping? In de dimensies boven ons zie je ze rondzwerven. De goden. Vlak boven ons zie ik presenties in alle schitteringen van grootsheid. Creatie en vernietiging in gradaties en combinaties. Kleur en heerlijkheid en vreemdheid in alle permutaties. Nog verder naar boven worden dimensies en hun presenties vager, onstoffelijker, transparanter, ongrijpbaarder, onbevattelijker. Dat hoort bij de orde in de korf. Ik heb van een gevorderde neo wel eens gehoord dat er op verdiepingen boven ons wordt verteld dat op verdiepingen daarboven wordt verteld dat er een bovenste verdieping is, maar dat niemand dat zeker weet omdat door onbevattelijkheid het hoogste overgaat in het niets. Neootjes vertellen dat in de dimensies vlak boven ons de goden almachtig zijn. Op de dimensies daarboven zijn ze nóg almachtiger, en zo maar door. Het stopt iets voor mij te betekenen maar dan kan het natuurlijk nog realiteit zijn. Misschien bedoel ik niet ‘natuurlijk realiteit’ maar ‘onnatuurlijk realiteit’, maar dat is dan even goed nog realiteit en daarmee ook natuurlijk. Ik denk niet dat ik dat begrijp. Of ik de orde van de korf kan bevatten is niet belangrijk. Het is nu eenmaal de orde van de korf. De wetten zelf ken ik niet allemaal, ik weet wel dat het déze wetten zijn die onze korf beheersen. Waarom zijn de wetten zó en niet anders? Misschien zouden de wetten anders hebben kunnen zijn. Als ze anders zouden zijn geweest, wat zou dat dan voor de korf betekenen? In een visioen zie ik me voor me hoe er grenzeloos veel korven door een meta-korven-ruimte zweven. Ze zijn allemaal anders. Korven hebben verschillende opbouw, verschillende regels en wetten, andere structuren en indelingen en andere karakters, andere kenmerken van de bewoners en andere mogelijkheden en keuzeruimten. In dat visioen zie ik dan voor me voor me hoe vanuit een hyperkorf die korven hun vorm krijgen door keuzes die in die hyperkorf gemaakt worden. En dan zie ik voor met hoe er grenzeloos veel hyperkorven zweven door een meta-hyperkorven-ruimte. Dimensies in dimensies in dimensies in …. Mijn geest gaat op slot. Volgende-stap-informatie-sessie. Het is deze keer een technische briefing over dashboard, keuzes en knoppen. De keuzes vallen in een paar fundamentele categorieën: keuze van aantallen en definities en diepten van dimensies, keuze van ruimtewiskunde en basisnatuurwetten en systeemconstanten. We moeten begrijpen hoe die keuzes de eigenschappen van het universum bepalen. De categorieën zijn beperkt in aantal, de daarin vallende aantallen inputvariabelen zijn onoverzienbaar groot, de mogelijke waarden van de inputvariabelen zijn oneindig in aantal. De uitkomsten voor een universum zijn heel gevoelig voor heel precieze waarde van de input. De variatie in uitkomsten is eindeloos veel eindelozer dan de breedte van de input. Maar welke uitkomst vind ik gewenst? Wat geeft het universum betekenis? Wat is het doel van mijn bestaan? Het wordt niet besproken. Platformsessie. Wat zie je? Wat voelt dichtbij? Wat vult aan? ‘Dat universum dat ik zag …’ De meester zwijgt. ‘Wat zag ik?’ Ik krijg antwoord. Wonderbaarlijk. ‘Het is het taboe. Het is walgelijk ontwerp - slordig, ordeloos, oncreatief, gemakzuchtig, oppervlakkig. Het is verkwiste inspanning - leegheid in plaats van inspiratie, kwetsbaarheid in plaats van gestrengheid, vaagheid in plaats van schoonheid, kwaad in plaats van verrassing. De stank van schimmel is het bewijs van taboe.’ Ik haal het beeld terug. Een bijna leeg universum. Ik bezie het oppervlakkig - een vreemde expansie en een vreemde inhoud. Maar ik zie ook flonkeringen die me verwarmen. Kleine onopvallende flitsen die het universum op één of andere manier karakteriseren, doorstralen, verwarmen. Ze geven betekenis, maar op welke manier? En welke betekenis? ‘Wat is schimmel?’ De meester kijkt me aan. Dat doen ze nooit. Ik verschrompel onder de afkeuring, die blik moet wel afkeuring zijn. ‘Schoonheid is orde. Orde is wetmatigheid en voorspelbaarheid, uitlegbare creativiteit en navolgbare verrassing. Onvoorspelbaarheid en chaos en afbraak zijn kwaad.’ ‘Dat snap ik.’ ‘Begrip doet niet ter zake.’ De vermaning is meedogenloos en was voorspelbaar. ‘Goed is wat bij de orde past. Groot goed is wat verrassend is maar bij terugblik toch op de orde is terug te voeren. Kwaad is wat niet voorspelbaar is. Kwaad is wat bij verrassing niet op de orde is terug te voeren. Groot kwaad is vrije wil.’ De meester wendt de blik af. ‘Het is gezegd.’ Terug in de korf vind ik afzondering. Ik herinner mij het universum en doe waar de bezichtigingen voor bedoeld zijn: ik zoom in en onderzoek. Ik vind in de definitie van het universum treurig simplistische wiskunde, bizar ongecompliceerde logische structuren, belachelijk basale regelgeving met wat knopen en draden en idioot weinig knoppen. Materie en velden. Materie! Ik ga de meesters een beetje begrijpen. Hier is geen schoonheid, geen brille, geen explosie van strelende creativiteit. Maar wat is er wel? Ik zoom verder in. Ik zie veel leegte, veel ongebruikte ruimte, veel gemiste mogelijkheden en veel verkwiste opties. Magere en rommelige structuren doorkruisen de laagdimensionale ruimte. Inspiratieloos. Binnen die structuren is er op lager niveau alweer veel leegte. Onsamenhangende ruimtelijke verdelingen met een door toeval beheerste chaotische mengeling van basiselementen. Fantasieloos en oninspirerend. De simplistische grondregels veroorzaken bollen. Heel veel bollen met volledig voorspelbare, inspiratieloze ontwikkelingen. Saai. Ik zoom verder in, bijna tegen beter weten in. Dan zie ik op sommige bollen flonkeringen. Ze zijn klein, in volume betekenisloos. De kleine flitsjes komt uit een dunne vale laag op de buitenzijde van die bollen. Dit moet zijn wat de meesters schimmel noemen, realiseer ik me. Nieuwgierigheid drijft me om goed naar de schimmel te kijken. Waar komt de flonkering vandaan die mij intrigeert maar die anderen blijkbaar niet belangrijk genoeg vinden om waar te nemen? De schimmel is materie. De flonkeringen die ik zie zijn niet eigenschappen van die materie. De schimmel zelf is duf en droevig, passend bij de ongeïnspireerdheid van dit hele universum en de troosteloosheid van materie. Maar tot mijn verbazing zie ik in de schimmel hier en daar een klein stukje van de schitterende glans van keuze – het is de glans die de korf doorstraalt maar die ik nooit buiten de korf heb waargenomen. Ik heb nooit gehoord of gedacht dat keuze buiten de korf zou kunnen bestaan. Dit moet zijn wat de meesters ‘vrije wil’ noemden. Het grote kwaad. Als ik de schimmel van nog dichterbij onderzoek, herken ik het oordeel van de meesters – zoals altijd hebben ze gelijk. Ik ruik de alles doordringende rot van keuzes die schoonheid aantasten, keuzes die betekenis vernietigen, keuzes die kapot maken wat mooi had kunnen zijn en die beschadigen wat heel had moeten zijn. Ik voel mij ongelukkig worden, de geur veroorzaakt bij mij een diepe afkeer, ze is in strijd met alles wat ik ben. Op het moment dat ik me wil afkeren van dit kwaad zie ik diep in de grijsgrauwgroene schimmel een klein flits. Er ontstaat een rijtje flonkeringen. Ze zijn kort en voorzichtig, ze tasten proberend rond, sommige van de flonkeringen falen en bij andere raakt een stukje van de schimmel geïnfecteerd en wordt de flonkering groter voordat ze langzaam weer uitdooft. Het licht van de flitsjes valt bijna weg in de stank van het schimmel, maar het is er wel! De schitteringen komen op sommige plekken naar boven, ze dragen een totaal andere geur – het is een kwetsbare geur maar als ik me erop concentreer zie ik dat de geur sterk is, doordringend, vol potentie. Ik ruik de nuances van keuzes die betekenis geven waar geen betekenis was. Ik ruik ondertonen van waarderen, versterken, steunen, schoonheid maken. Ik ruik tinten van herstel en vernieuwing en verbondenheid. Ik ruik blijdschap, vrede, geduld, vriendelijkheid, goedheid, betrouwbaarheid, zachtaardigheid, zelfbeheersing. Het verwarmt me op een manier die ik niet kan verklaren. Liefde. Het woord is me te binnen geschoten. Ik ken het woord, ik weet de inhoud, maar ik weet niet waar het vandaan komt. Ik heb het nooit iemand horen gebruiken. Ik ken uit de korf geen voorbeelden van het verschijnsel dat door het woord beschreven wordt. Komt het uit mijn herinneringen van dimensies lang geleden? Ik weet het niet. Maar ik voel een zekerheid die in mijn wezen gebeiteld: dit is wat het waard is om een universum voor te creëren. Dit geeft betekenis. Dit is het enige. Ik scan de instellingen van dit universum en sla ze op. Terwijl iedereen mij nakijkt ga ik dwars over de verdieping naar het platform. Ik stap eraf, het grote multiversum in. Ik ben er klaar voor. Mijn Big Bang. ‘Er zij licht …’ Charles van Wettum
1 Comment
20/12/2022 21:59:43
Een ongelofelijk intrigerend concept! Bijzonder mooi uitgewerkt. De beschrijving van de korf vond ik heel beeldend. Ik hou van de schrijfstijl van deze auteur : zijn opsommingen (waarvoor ik zelf ook een voorliefde heb) verlenen aan het verhaal een eigen ritme, net zoals de woordkeuze. Interessant voor mij persoonlijk was dat ik dacht dat de neo zou geboren worden in het gekozen universum, terwijl ik uit het einde afleid dat de neo het universum creëert. Bij nalezing lijkt dit ook al van in den beginne een logischer verklaring. Zeer mooie link met de opdracht van de wedstrijd. Schitterend verhaal.
Reply
Leave a Reply. |
AuthorWrite something about yourself. No need to be fancy, just an overview. Archives
June 2023
Categories |