In de tijd dat de goden nog op aarde verbleven, was er een koning met zorgen.
Koning Raul de Negende heerste over de Vlakte van de Vijf Rivieren, een goed en vruchtbaar land. Toegang tot de zee had zijn volk niet, dat was een gemis, en hij zond onderhandelaars naar het zeevarend buurland om handelsakkoorden te sluiten en uit te breiden. De zonnegodin Xin, beschermster van leiders en heersers, had al enkele keren aangedrongen om dat buurland te veroveren en het probleem voor eens en altijd op te lossen, maar daar wilde koning Raul niets van weten. In alle andere opzichten was hij een trouw aanhanger van Xin. Hij bracht offers, bad tot haar en liet spelen organiseren, maar oorlog voeren deed hij niet. Hij vreesde dat Xin hem dat kwalijk nam. Erger nog: zijn beide kinderen, Isabella en Samuel, waren niet geïnteresseerd in politiek. Samuel hield van leren en onderwijzen en had zich gewijd aan Ena, de godin van de wijsheid. Isabella vluchtte naar de tuin wanneer ze maar kon. Ze verzorgde er groenten, kruiden en bomen als de beste. Het zou zonde zijn om haar in het paleis op te sluiten. Zij werd tuinierster en zwoer trouw aan Rati, beschermer van de boeren en brenger van regen. Er waren geen goede opvolgers in de familie, of hij moest al ver zoeken en dan was de ene al even goed als de andere. "Als ik er één kies, zal de helft van het land iemand anders steunen," vertrouwde hij toe aan zijn vrouw Clara. "Voor we het weten zitten we met rellen of zelfs een burgeroorlog." "Laat één van onze kinderen trouwen met een aanhanger van Xin," zei Clara. "Die kan het land regeren en de legitimiteit komt via de onze." Het was geen slecht idee. Helemaal niet. Niet zo lang daarna was er een bal aan het koninklijk hof. De knapste jonkers en jonkvrouwen waren uitgenodigd, allen van adel en aanhangers van de zonnegodin. Men fluisterde dat prinses Isabella naar een bruidegom zocht, of prins Samuel naar een bruid of misschien wel allebei. Iedereen zag er schitterend uit. Zelfs Isabella had haar werkkledij geruild voor een zeegroene jurk met witte kant. Er stak een speld met smaragden in haar haar. Maar de ster van de avond was ongetwijfeld een vreemde jonkvrouw in oranje, geel en wit. Haar hele lichaam schitterde alsof ze talloze juwelen in goud en diamanten droeg, maar wanneer iemand haar recht aankeek kon hij geen sieraad ontwaren. "De hemel sta me bij," fluisterde Samuel. "Dat is een godin. Het is Xin zelf." "Je hebt geluk," zei Isabella. Een godin als bruid, een godin als koningin. Er zou een gouden tijd aanbreken. Overdag zou ze haar dans aan de hemel uitvoeren en 's avonds en 's nachts zou ze haar broer bijstaan op alle mogelijke manieren. "Dat weet ik zo nog niet." Hij blikte opzij, naar de dansende menigte, niet naar Xin. Hij sprak verder. "Ze wil oorlog. Vader heeft dat altijd geweigerd maar..." Zijn blik week opnieuw uit en deze keer zag Isabella naar wie: naar Joanna, de dochter van hertog Carlos. Ze besefte dat hij verloren was. Uiteindelijk durfde de prins de godin aan te spreken. "Ik heb het allergrootste respect voor u," zei hij. "Maar ik kan..." "Ik hoor het al," zei Xin. "Je hebt me niet nodig." Het volgende moment was ze verdwenen, zonder overgang, alsof ze nooit het bal bezocht had. "Idioot," zei Isabella. "Wat moest ik doen? Liegen? Alsof ze zoiets niet zou doorhebben." Het feest ging verder, het leven ging verder. De volgende dag, voor dag en dauw, wachtten koning Raul en prins Samuel op de zonsopgang. De koning deed dit alle dagen, voor de prins was het de eerste keer. Hij beet zijn nagels. Wat als de zon niet meer zou opkomen? Wat als Xin hen volledig in de steek zou laten? De einder werd roze en oranje. Opgelucht zei Samuel het rituele gebed. "Xin heeft je eerlijkheid op prijs gesteld," zei zijn vader. "Dank u, Xin." "Ja. Dank u, Xin," zei Samuel ook. Het voelde niet juist aan. Hij had het idee dat er niemand naar hem luisterde, alsof de zon, nu volledig zichtbaar, niet meer was dan een lamp in de lucht. Xin had het land verlaten. Ze beantwoordde geen gebeden, bezocht geen tempels en inspireerde niemand tot ambitie of politiek inzicht. Prins Samuel trouwde met Joanna en liet het huwelijk inzegenen door priesters van Xin. Toen hij koning werd, liet hij een prachtige tempel voor haar bouwen. "We mogen haar niet vergeten," zei hij. "Als ze terugkeert moet ze zien dat we haar niet vergeten zijn." Het duurde achtenveertig jaar. Voor een onsterfelijke godin slechts een oogwenk, bij de mensen een lange tijd. Het land was veranderd. Xin merkte het meteen toen ze op bezoek kwam. Ze had zich vermomd als sterveling, geen jonkvrouw van bovennatuurlijke schoonheid maar een onopvallende verkoopster. Ze reisde 's nachts, omdat ze overdag hemel en aarde verlichtte. Het land was kleiner geworden en heette nu de Vlakte van de Drie Rivieren, maar het leek rijker en vruchtbaarder dan ooit. Het was een land van boeren en handelaars, van handwerkers en leerkrachten en kunstenaars, zoals het altijd al geweest was. Xin zocht naar leiders. Ze ging naar hertogen en baronnen, naar werfleiders en voormannen en voorzitters van gildes. Overal vond ze hetzelfde. Ze waren niet geïnspireerd. Ze hadden geen ambitie. Ze beschouwden het leiding geven als een job, als iets dat moest gebeuren, iemand moest het wel doen. Zelfs de leerkrachten, hoe verstandig en gemotiveerd ze ook waren, misten gezag in de klas. "Ze hebben mij nodig," zei Xin. Alleen leken de mensen dat zelf niet te beseffen. Ze hadden het niet slecht, ondanks het gebrek aan leiderschap, en waren tevreden met hun leven. Ze waren haar vergeten. Toen zij in de hoofdstad kwam, had ze een pesthumeur. Hier zou het net zo zijn als overal: vervallen tempels, zwakke leiders die geminacht werden in plaats van gerespecteerd. Toch wilde ze weten wat er met Samuel en zijn Joanna gebeurd was. Ze kwam op het centrale plein en haar mond viel open. Vlak voor haar stond de grootste en mooiste tempel die ze al in dit land gezien had, rond, met een koepel en een gouden bol erbovenop. Echt goud, dat zag ze zelfs zonder dat haar licht erop viel, en gesmeed in een filigrein zodat het zou schitteren maar niet verblinden. Een zon waar de mensen naar konden kijken en die ze konden aanbidden. "Van wie is die tempel?" vroeg ze aan een voorbijganger. "Onze koning, Samuel, heeft hem laten bouwen en hij geeft subsidie zodat er priesters zijn en er onderhoud is... Jammer eigenlijk. Hij heeft veel goede dingen gedaan, maar dit is pure verspilling. De tempel is leeg." "Kun je hem bezoeken?" "Ja, maar je zult er geen godheid vinden. Xin heeft nooit bestaan." "Nooit bestaan? Nooit bestaan?" riep Xin. "Zie en aanbid mij!" Ze wierp haar vermomming af en toonde haar ware gedaante, niet die van een bovennatuurlijk mooie jonkvrouw maar die van de zon zelf. De man hief geschrokken zijn armen maar was te laat. Hij werd blind, net zoals de anderen die in de buurt waren en de pech hadden om haar richting uit te kijken. Anderen, verder van het centrale plein, zagen de plotse schittering. Ze omhelsden elkaar en dachten dat het einde der tijden gekomen was. "De godin is terug," zeiden koning Samuel en koningin Joanna. "Xin is terug!" Ze renden naar de tempel toe in plaats van ervan weg en wierpen zich voor haar voeten. Ook zij werden blind, door de zon van zo dichtbij te aanschouwen. "Vergeef ons," zei koning Samuel. "Help ons," zei koningin Joanna. Maar het beste antwoord kwam van de man die eerst met Xin gesproken had en die het eerste blind geworden was. Hij heette Pedro. "Het is hun schuld niet dat die tempel leeg was," bromde hij. Daarna keerde hij zich om en zocht zich een weg naar de tempel toe. "Jullie daar!" riep hij uit. "Toneelspelers die beweren priesters van Xin te zijn en jullie zakken vullen met geld uit de staatskas. Kom naar buiten als je durft. Aanschouw de godin, want ze is teruggekeerd." "Hij is... een leider," zei Xin. "Een echte." Ze verhulde haar schittering en nam de gedaante aan van de jonkvrouw. Niet dat het veel verschil maakte, want geen van de aanwezigen zag het. "Alles is vergeven," zei ze. Koning Samuel en koningin Joanna leefden niet zo lang meer, ze waren al oud, maar ze waren gelukkig. Ze waren beide blind en dat bleven ze ook, want zelfs de goden konden zulke zaken niet ongedaan maken. Toch regeerden ze met wijsheid en kracht, de wijsheid van Ena bij Samuel en de kracht van Xin bij Joanna. Pedro werd opperpriester, want hij had Xin in haar ware gedaante aanschouwd en hij had het aangedurfd om haar terecht te wijzen. En Isabella? Zij was in de tuin, natuurlijk, toen Xin haar ware gedaante toonde. Zij had de godin niet gezien en was ook niet blind geworden. Zij bleef aan het hof en hielp haar broer en schoonzus telkens als ze ogen nodig hadden. Dit alles gebeurde al zo lang geleden, toen de goden nog op aarde kwamen, en zo zijn de blinden op aarde gekomen. Meer verhalen van Joke kan je lezen op haar website
0 Opmerkingen
Je opmerking wordt geplaatst nadat deze is goedgekeurd.
Laat een antwoord achter. |
|