Tannekin / Duivelin
Toveresse / Zwarte messe Satansbruid / Heksenkruid Gottem en Tielt / Wat heeft u bezield? (Monique Simon) Hoe heeft dit kunnen gebeuren? We hadden nota bene de purge, Anna en ik. Hoe heb ik dan kunnen sterven, onder gruwelijke folteringen, terwijl wij zo goed beschermd waren? *** Rillend en naakt sta ik in de spreekkamer van pastoor Jeronimus Rade, de vermaarde heksenjager. Moeder en ik zijn hier voor een purge, een officieel bewijs dat we geen heksen zijn. Voor moeder is het belangrijker dan voor mij, zij heeft al twee keer een proces doorstaan waarin hekserij een rol speelde. Ze was weliswaar degene die de processen aanspande, maar als de smet van hekserij eenmaal aan je kleeft, is het lastig hiervan af te komen. Op aanraden van moeders neef Hubrecht Meganck, de baljuw, zijn we naar Gottem gegaan, moeders geboortedorp. Moeder vindt het erg belangrijk dat ík deze purge krijg, ze gelooft dat zij wel veilig is, maar ze wil niet dat ik ook met deze smaad overladen word. Getuigen zijn er niet komen opdagen, ondanks dat overal plakkaten hingen, die mensen opriepen zich te melden, dus ondergaan we nu het lichamelijk onderzoek. “Vrouw de Coninck, wilt u ons even alleen laten?” De pastoor kijkt met een naar glimlachje naar mijn lichaam. “Nee, meneer pastoor, mijn dochter dient fatsoenlijk gechaperonneerd te zijn, zeker in deze staat van ontkleedheid.” Moeder is stellig en hoewel de pastoor een boos gezicht trekt, tegen het argument van een chaperonne kan hij niks inbrengen. “Loop heen en weer.” Ik doe wat hij me beveelt. Hij bekijkt ieder stukje van mijn lichaam, ook de intiemste plekken, op zoek naar duivelstekens. Voor de intiemste plekken neemt hij de meeste tijd en ik voel me vies en heel ongemakkelijk onder zijn starende ogen en voelende handen. Na dit vernederende onderzoek moet moeder hetzelfde ondergaan. Bij haar prikt hij een naald in twee moedervlekken. “Auw!” Haar gezicht vertrekt. Beide plekken bloeden en doen pijn, dus het zijn geen duivelstekens. Na het lichamelijk onderzoek mogen we ons weer aankleden. Hemd, onderrokken, hoepelrok en de rest. Onze kleren zijn modieus, met een hoge kraag, en de japon is op de nieuwste manier gemaakt, in twee delen: de borst en de bouwen (nvdr. losse rok). Onze mutsjes zijn korter dan veel mensen ze nog dragen, afgezet met kant. Moeder houdt van mooie kleren die haar schoonheid complementeren. Ze is al veertig jaar, maar desalniettemin nog steeds erg mooi. Ondanks dat in de huidige mode, naar Spaans voorbeeld, zwart de boventoon voert, siert zij het op met donkere kleuren en mooi borduursel. Dat borduren doen we zelf, ik kan het inmiddels nog beter dan zij. De heer Rade gaat nu achter zijn bureau zitten en schrijft de purges uit. “Volledige naam?” Hij kijkt mijn moeder aan. “Anna de Coninck, echtgenote van Thomas Vandermeulen.” “En jij?” “Anna Vandermeulen,” zeg ik zachtjes. We heten allebei Anna, maar moeder wordt Tanneke genoemd en ik Anna. Hij schuift de papieren naar ons toe en wijst ons waar we ons merk mogen zetten. Mijn moeder schrijft zwierig haar naam. Ik ben wat bibberig, maar weet toch netjes mijn naam op papier te zetten. De heer Rade kijkt grimmig. We hadden een kerkelijk bewijs dat noch Anna, noch ik heksen waren. Er waren geen getuigen geweest voor onze hekserij en het lichamelijk onderzoek bracht niks naar voren dat belastend kon zijn, hoe onaangenaam het ook was. Hoe heeft men mij dan toch dermate kunnen beschuldigen dat ik nu dood ben? *** Tanneke zuchtte diep. Het was gelukt. Ondanks dat ze enig kind was, was ze helaas maar ‘slechts’ een vrouw, en was het niet makkelijk geweest de hoeve te erven. Haar neef Hubrecht, baljuw van de heerlijkheid ter Beke aan de andere kant van Gottem had fanatiek geprobeerd haar dwars te zitten. Een van de dingen die in haar voordeel gesproken had, was dat ze zich een maand of wat geleden verloofd had met Thomas Vandermeulen. Hij zou later wel wat geld erven, maar zijn ouderlijke hoeve was voor zijn oudere broer. Haar verloofde was echter een ervaren boer en dat overtuigde Hubrecht ervan om af te zien van verdere processen. De wilsbeschikking van haar vader was overduidelijk geweest en Hubrecht had toch al genoeg te doen op zijn eigen landgoed. Thomas was niet haar grote romantische liefde, als uit oude verhalen, maar hij zag er goed uit en was plezierig in de omgang, al was hij wel wat bazig. Over twee weken zouden ze trouwen, en dan zou hij hier dag en nacht wonen. *** We zitten geknield in de kerk en bidden. Ondanks dat we nu volledig vrijgesproken zijn van hekserij, blijven de mensen fluisteren. Vader vindt het eigenlijk wel een mooi verhaal, in weerwil van het feit dat moeder ooit een proces tegen hem aangespannen heeft. Ik snap hun relatie niet, soms lijken ze veel om elkaar te geven, maar daar past de smaad van hekserij, of een proces wegens laster toch niet bij? Na de kerkgang loopt Ewald een eindje met ons mee op. Ik heb al vaker gemerkt dat hij naar me kijkt. Meelopen deed hij echter nooit. Zou hij nu durven, nu het bewezen is dat we geen heksen zijn? *** Tanneke en Thomas hadden het helemaal niet slecht samen. Na hun huwelijk kwamen er niet meteen kinderen en heimelijk was Tanneke daar wel blij mee. Het was al best moeilijk om eraan te wennen dat er ineens nog iemand in je huis woonde en in je bed sliep, zonder dat er nog een baby bij kwam. Omdat ze op de hoeve was opgegroeid, was ze niet volledig groen wat betreft het intieme leven en en ze merkte dat ze er plezier aan beleefde. In bed vonden Thomas en zij elkaar weer, als ze overdag hadden lopen bekvechten over het reilen en zeilen van de hoeve. Toch moest ze toegeven dat de meeste van zijn moderne ideeën niet slecht waren. Als hij het maar niet zo arrogant bracht, alsof hij het allemaal beter wist. Als hij redelijk met haar praatte, was ze voor erg veel in. Na ruim een jaar raakte ze in verwachting. Thomas en zij waren elkaar aanzienlijk nader gekomen en tot haar grote verrassing was hij net zo blij met het aanstaande kindje als zij. Thomas nam nog een knecht aan, zodat het zware werk goed verdeeld zou worden. Hij zou wat meer tijd besteden aan het dagelijkse beheer van de hoeve en Tanneke zou daardoor haar handen meer vrij krijgen voor haar kruidentuin, het pluimvee en natuurlijk het kindje. Hij werd geboren op een zonnige voorjaarsdag. Ze noemden hem Thomas, naar zijn vader. Twee jaar later kregen ze nog een zoon, die ze Hubrecht noemden, om haar neef gunstig te stemmen. Het gezin groeide voorspoedig en Tanneke voelde zich gelukkig. Die kruidentuin, en de middeltjes die ik brouwde, heeft dat me dan de das omgedaan? Of kwam het doordat Thomas me regelmatig ‘heks’ noemde? Gaf hij me op omdat ik tegen hem procedeerde? Vond hij me liederlijk omdat ik onze boelschap prettig vond? Nette vrouwen genieten daar niet van. *** De relatie tussen moeder en vader verbaast me regelmatig. De eerste keren dat vader ‘heks’ tegen moeder zei was altijd thuis. Ik zag dat ze het niet leuk vond. Later deed hij het ook in het openbaar. Moeder heeft altijd wel haar woordje klaar en zei er altijd wat van als hij dat deed. En toen het haar te gortig werd, spande ze een proces tegen hem aan wegens laster. Hoe kán je dat doen, je eigen man voor het gerecht dingen? Maar moeder kan het. En ze won het nog ook. Vader was eerst woedend. Hij ging naar de taveerne en kwam de hele nacht niet thuis. De volgende avond had zij konijnenstoofpot gemaakt, zijn favoriete kostje. De dag daarna moest hij zelfs om de situatie lachen. “Niemand kan zeggen dat ik een braaf, onderdanig vrouwtje getrouwd heb,” zei hij. Als ik later trouw – misschien met Ewald? – dan wil ik het toch anders. *** Nadat Tanneke Thomas daadwerkelijk voor het gerecht had gesleept voor laster, hadden ze ’s avonds ruzie gehad, ondanks de konijnenstoofpot. Thomas was woedend, Tanneke zegevierde; haar continu ‘heks’ noemen was ontegenzeggelijk lasterlijk. Ze waren naar buiten gegaan om tegen elkaar te kunnen schreeuwen. “Had je liever gezien dat ik als heks verbrand was?!” Thomas schrok, zo had hij er nooit over nagedacht. Zou dit zulke verstrekkende gevolgen kunnen hebben? Zijn neiging tot schreeuwen smolt als sneeuw voor de zon. “D-d-denk je echt dat dit had kunnen gebeuren?” “Ongetwijfeld. Het woord van een man weegt veel zwaarder dan dat van een vrouw. En je weet dat ik verstand van kruiden heb. Zulke vrouwen worden snel heks genoemd, ook door anderen dan gramstorige echtgenoten.” “H-h-het spijt me verschrikkelijk, Tanneke. Ik ben inderdaad wel eens boos, maar ik geef echt om je en ik wil je niet kwijt!” “We hadden eerder zo moeten praten,” gaf hij toe, na een korte stilte. “Dan had ik de gevolgen wellicht beter kunnen overzien,” Een jaar later schold een buurman, Gerhaert van der Meersch, haar voor heks uit en Thomas stond vierkant achter haar toen ze weer een proces tegen laster en smaad startte. Ook dit proces won ze, er was geen bewijs dat ze een heks was. Er was de purge, en er kwamen geen getuigen. Ik kan me niet voorstellen dat Thomas me na dit gesprek alsnog verraden heeft. Hij schrok zo dat hij stond te stotteren. We kwamen elkaar hierdoor veel nader en hij matigde zijn woedeaanvallen. We leerden zelfs af te koelen na een ruzie en daarna een goed gesprek te voeren over wat ons dwarszat. *** Ik ben nog niet verloofd met Ewald, maar we hebben wel vaste verkering. De laatste twee jaar zijn goed geweest. Nu het vaststaat dat moeder geen heks is, durven mensen hier te komen voor haar kruidenmiddeltjes, zeker omdat ze altijd goed werken. Samen werken we uren aan mijn uitzet of in de kamer waar ze haar drankjes en zalfjes bereidt. Vader en moeder zijn elkaar veel nader gekomen. Ze zijn beide pittige mensen en er vallen wel eens woorden, maar nooit meer het woord ‘heks.’ En ik tref ze steeds vaker in een kalm gesprek aan, waarin ze levendig, maar zonder schelden, zaken bediscussiëren. Moeders neef Hubrecht komt de laatste tijd steeds vaker op bezoek en hij lijkt altijd te komen als vader niet thuis is. Moeder ontvangt hem beleefd, zoals je een familielid hoort te ontvangen, maar ze is nooit echt aardig. Neef Hubrecht wel, hij neemt bloemen voor haar mee en soms een klein geschenkje. Het lijkt wel alsof hij een juffer het hof maakt. Maar moeder is een getrouwde vrouw, geen juffer … Hij vraagt altijd naar zijn naamgenoot, maar als Huub komt, luistert hij niet echt naar hem. Ook mij negeert hij meestal, al ben ik er altijd, moeder haalt me er nadrukkelijk bij. *** De kinderen werden groot en de hoeve gedijde goed. Vier kinderen hadden hun eerste levensjaren overleefd. Drie jaar na Hubrecht kregen ze een meisje, waar Tanneke zielsgelukkig mee was. Ze hield van haar zonen, maar het was heerlijk om nu een dochtertje te hebben. Na Anna kwam er een jongetje dat helaas niet ouder dan een half jaar werd. Twee jaar later werd er nog een jongetje geboren: Lieven. Omdat de hoeve floreerde, konden ze nu genoeg personeel aannemen om zelf niet het zware werk te hoeven doen. Tanneke zag erop toe dat al haar kinderen leerden lezen, schrijven en rekenen. De kinderen gingen naar school, en toen ze groter werden gingen de jongens naar de kloosterschool in Tielt, terwijl Tanneke Anna zelf thuis lesgaf. Het meisje toonde een grote vaardigheid in fijne handwerken en was een goede assistente in de tuin en kruidenkamer. Tanneke had een grote kruidentuin en zorgde grotendeels zelf voor de gezondheid van haar gezin en de arbeiders op de hoeve. Ze had kennis van kruiden en wist de meeste kleine ongemakken te genezen. Mijn middeltjes werkten altijd, iedereen op de hoeve had een behoorlijk goede gezondheid en alle mensen uit de omgeving kwamen naar me toe, toen eenmaal vaststond dat ik geen heks was. Waren mijn kruidendrankjes te goed? Was ik een heks omdat bomma me alles leerde over kruiden en bereidingen, of was er iets geheimzinnigs aan het feit dat het bijna altijd lukte? *** Ik kom thuis en tref neef Hubrecht aan. Hij heeft moeder tegen de kast aangedrukt en probeert haar te zoenen. “Nee, Hubrecht! Handen thuis! Dit wil ik niet!” Moeders stem klinkt niet bang, wel vastberaden. “Tanneke, je bent zo mooi. Toe, gun me een zoentje. Ik kan het de moeite waard maken.” Hubrecht steunt en vleit. “Ik ben gelukkig getrouwd, ik heb geen behoefte aan dit gekonkel!” “Bekijk het dan maar, dan zijn de gevolgen voor jou!” Hij stormt het huis uit, vlak langs me heen. “Wat bedoelde neef Hubrecht met de gevolgen?” “Ik weet het niet lieve, hij zal wel iets gaan proberen om me het leven onaangenaam te maken.” ’s Avonds in bed hoor ik moeder met vader praten. Haar stem klinkt nu wél ongerust. “We kunnen nergens zeker van zijn, die beschuldigingen van hekserij zijn er wel geweest…” “Maar je hebt de purge, Tanneke! Dat moet toch genoeg zijn?” “We hebben de purge, maar pastoor De Rade was boos omdat ik hem niet alleen liet met Anna tijdens het lichamelijk onderzoek. En voor boze heksenjagers ben ik een beetje bang.” “Ik ben trots op je dat je dan toch die viezerik niet maar alleen hebt gelaten.” Het kindje van de buren stierf, maar er sterven veel kinderen, veel te veel, zonder dat ik kon helpen. Hoe kan ik dat gedaan hebben? Het was nog een baby en ik heb er nooit een drankje of zalfje voor gemaakt. Was de buurman nog boos over het proces? *** Op zestien december werd Tanneke voor het eerst opgehaald. Ze brachten haar naar Tielt, waar ze werd ondervraagd. Er zou een paard en een kar zijn omgevallen in Gottem. Het kindje van de buurvrouw was overleden en ook daar kreeg ze de schuld van. Tanneke ontkende alle beschuldigingen. Ze had niks met het kindje te maken, ze had alleen de buurvrouw een versterkend soepje gebracht. De omvallende kar gebeurde nota bene aan de andere kant van het dorp! Niemand wist zeker of ze geloofd werd, maar ze werd wel vrijgelaten. Zowel Thomas als zij waren nu bevreesd. Thomas had diep berouw over het schelden. Zou dit de ondergang van zijn vrouw betekenen? Op kerstavond kwamen ze weer en nu werd Tanneke gevangengezet op de hoek van de Sint-Jansstraat en de Hoogstraat. Ze werd langdurig ondervraagd. Ze werd ervan beschuldigd een toverpoeder te bezitten, een paard te hebben gedood en ze zou de heksensabbat hebben bezocht om boelschap te hebben met de duivel. De ondervragingen begonnen ruw, maar werden steeds heftiger, naarmate Tanneke weigerde te bekennen. Ze hield vol dat de beschuldigingen ongegrond waren, dat ze reeds tweemaal eerder was vrijgesproken én een purge had. Het was een grote schande dat ze was opgesloten. De nacht dat haar vingernagels werden uitgetrokken was gruwelijk. Tanneke had nog nooit een dergelijke pijn gevoeld. Voor het eerst bekende ze dat ze wel eens kruidendrankjes brouwde. Toen de beul ook aan haar teennagels begon, viel ze flauw. De volgende ochtend trok ze haar bekentenis weer in, maar de heren hadden de smaak te pakken en baljuw Meganck was er vast van overtuigd dat deze vrouw een heks was. Toen ze dit hoorde wist Tanneke hoe de vork in de steel zat. Het was Hubert die me dit aandeed! Mijn eigen neef, die me eerst mijn erfenis wilde afnemen en me daarna ontrouw wilde laten zijn aan mijn man, omdat hij zelf geen vrouw had en mij mooi vond. De blaaskaak, die dacht dat hij rechten op mij kon laten gelden. *** Moeder is overgebracht naar de Hallentoren in Tielt en de beruchte beul Baudewijn Waelspeck uit Gent is overgekomen. Vader laat mij niet meer uitgaan, maar de jongens gaan voortdurend naar Tielt en houden de wacht bij de toren, op deze manier zijn we constant op de hoogte en is er altijd iemand dicht bij haar. Moeder heeft op een nacht bekend dat ze een heks was, maar de volgende ochtend trok ze dit weer in. We hoorden dat de beul haar met zuur overgoot, waarna hij de plekken de volgende dag aanwees als duivelstekens. Deze plekken waren bij de purge van Jeronimus de Rade niet gezien! Pastoor de Rade zwijgt echter in alle talen, hij komt niet voor moeder op, ondanks dat hij de purge heeft uitgeschreven. Moeder is nu al vier maanden weg, en omdat ze haar bekentenissen steeds intrekt, kunnen ze iedere keer opnieuw beginnen met martelen. We beginnen te vrezen dat we haar nooit meer zullen terugzien. Die vieze De Rade, die zo wellustig naar Anna loerde, deed niks! Hij heeft onze purges uitgeschreven maar de smerige hennentaster zal wel boos zijn dat ik erbij bleef als chaperonne en dat hij geen kans kreeg haar verder aan te randen dan voor het lichamelijk onderzoek noodzakelijk is. *** Tanneke werd weer uit haar cel gehaald. Ze kon al nauwelijks meer lopen en moest door de bewakers strompelend en half gedragen naar de martelkamer vervoerd worden. Nagels had ze niet meer en haar hele lichaam zat vol wonden van het zuur. In alle moedervlekken waren herhaaldelijk naalden geprikt. Ze wist niet hoe lang ze dit nog kon volhouden. Ze was erg blij dat ze helemaal geen namen had genoemd, zelfs tijdens de felste martelingen had ze zeker Anna volledig buiten schot gehouden. Ze zeiden dat een andere vrouw haar bij de heksensabbat gezien had, maar ze wist niet wie. Ze werd naar een smerige driepikkel geleid. Het was geen gewone driepikkel, maar een om te martelen. Er was een blok op bevestigd dat bovenaan in een punt bij elkaar kwam, er zat gedroogd bloed en ander lichaamsvocht op en Tanneke huiverde. Ze werd er zorgvuldig op neergezet en voelde de punt van de pikkel in haar schede dringen. Het ding was scherp en veel te groot, ze hield haar adem in en kneep haar kaken op elkaar om het niet uit te schreeuwen van de pijn. Toen zag ze de beul aankomen met de gevreesde halsband. De beul liet haar de twintig messcherpe punten zien, voor hij de halsband om haar nek sloot. Daarna maakte hij kettingen vast aan de halsband en aan vier punten in de kamer. Tanneke bleef zo stil mogelijk zitten, al kostte het haar al haar zelfbeheersing door de pijn in haar onderlichaam. Ze wist dat dit niet alles zou zijn, als ze langer zou volhouden, zouden ze het haar moeilijker maken. Wat ze vreesde werd werkelijkheid; ze had al zeker een dag lang gezeten, toen de beul vlak bij haar een vuur ontstak. Toen ze daar niet snel genoeg op reageerde, schoof hij het met een riek tot bijna onder haar voeten. Nu kon ze niet meer stilzitten en iedere beweging deed een punt in haar nek of hals prikken. De eerste keer bewoog ze onwillekeurig de andere kant op, maar dat leerde ze snel af, dan prikten aan die kant de punten. Toen de beul gewichten aan haar benen hing, voelde ze de punt van de driepikkel steeds verder in haar lichaam dringen en voelde ze de gevoelige huid van haar schede scheuren. Ze kon niet stil meer blijven, ze kreunde en gilde af en toe, maar weigerde te bekennen. De beul werd steeds kwader en ging over tot zweepslagen. Tanneke schreeuwde het uit. Door haar bewegingen drong de punt steeds verder naar binnen en prikten de scherpe punten van de halsband aan alle kanten in haar nek en hals. Krijsend van de pijn gaf ze toe aan een deel van de beschuldigingen. Ze bekende een heksenpoeder te bezitten, en mensen en dieren te hebben gedood. De beul gaf een ruk aan een van de kettingen en ze voelde het bloed over haar lichaam en langs haar benen stromen. In pure doodsangst gaf ze toe dat ze op een heksensabbat boelschap had gehad met de duivel. “En wie waren daarbij?” riep de beul, met nog een ruk aan een ketting. “Niemand!” krijste Tanneke. De beul trok met zijn hele gewicht aan de ketting en Tanneke voelde iets kraken in haar nek. En daar hang ik nu boven mijn gefolterde lichaam. Ik kan alles zien wat ze met me gedaan hebben, maar kan het, God zij gedankt, niet meer voelen. Dat moet betekenen dat ik dood ben. Als ik naar mijn arme lichaam kijk, kan ik slechts blij zijn dat ik niemand in mijn val heb meegetrokken. *** Moeder is dood. De laatste marteling heeft vier dagen geduurd. Aan het eind gaf ze toe dat ze gemeenschap had gehad met de duivel, dat zijn penis koud was en er geen sperma uitkwam. Zelfs de foltering brak haar neiging tot spotten niet, maar de beul interpreteerde het anders. Salomon Merckx, de stadschirurgijn, verklaarde dat ze niet was gestorven aan haar verwondingen, maar dat de duivel haar had gehaald. Ze gaan haar begraven in ongewijde grond. Het is twee jaar later, ik ben getrouwd met Ewald. Vader heeft een proces aangespannen tegen baljuw Hubrecht, die na moeders dood op het grootste deel van haar bezittingen beslag heeft gelegd. We hebben bijna alles teruggekregen. Behalve onze lieve moeder. Ze hebben me in Gottem begraven, de vijver in de buurt wordt nog steeds ‘de Heksenput’ genoemd. Was ik maar een echte heks geweest, dan had ik nu geweten hoe ik zou kunnen gaan spoken bij al die kerels die mij dit aangedaan hebben. Nu kan ik slechts blijven hangen in de buurt van mijn graf, of daar waar ik gestorven ben. En daar wil ik nooit meer heen! Alles wat ik kan doen, is bidden. Bidden dat zelfverzekerde vrouwen, of vrouwen die wat van kruiden afweten, nooit meer beschuldigd worden van hekserij. Bidden dat er een tijd komt dat vrouwen veilig zijn van vieze, wellustige kerels.
0 Opmerkingen
Je opmerking wordt geplaatst nadat deze is goedgekeurd.
Laat een antwoord achter. |
|