Out of this World
  • Home
  • FICTION
  • Interviews
  • Agenda
  • BOOKS
  • FILMS
  • MUSIC
  • COMICS
  • Van deze wereld
  • Academie van fantastiek
  • Reel van de Fantastische Unie
  • SF-Cafes
  • Niet van deze wereld
  • EC Bertin
    • EDDY C. BERTIN✝
    • Eerbetoon
  • Alfons Maes✝
  • Wie we zijn
  • Get In Touch

VERHALEN

Luc Vos - Adam en Eva

29/8/2023

1 Opmerking

 
De lucht is grauw buiten het raam van mijn flat op de zesenveertigste verdieping van woontoren zevenenzeventig in Amsterdam Zuid. Grauw zoals mijn hart en alles rondom mij. Soms denk ik dat ik het beter opgeef, maar dan hoor ik de woorden van vader en schud ik mijn hoofd. Vader, die ik in gezelschap voeder noemde. Ik mag niet opgeven, voor hem. Voor de anderen zoals ik die er misschien nog zijn, al weet ik niet waar. Misschien ben ik de laatste van mijn soort, maar dat weiger ik te geloven.
 
Vandaag is het Magien-dag, herdenken we de redding van onze samenleving. Vandaag hernieuwen we ook onze trouw aan de Magien, zoals geschreven door Jo.L. Driehonderd jaar is het geleden dat de Magien onze samenleving van de ondergang redde, dat oorlogen en spanningen werden verbannen en rust en kalmte overheersten.
Zeggen ze. Niet in mijn hoofd, dat raast en tolt, zoekt naar antwoorden.
‘Er is meer in deze wereld dan je ziet,’ fluisterde vader. Ademloos luisterde ik, hoopte dat er nog waren zoals ik, die meer zagen dan wat we mochten zien.
Elke nacht droom ik ervan hoe ik kan vertrekken uit dit grauwe bestaan, een uitweg vinden uit de kleurloze rij torenhoge gebouwen die doorgaan tot aan de einder.
‘Achter die horizon is een hoge muur,’ vertelde vader. ‘Daarachter zijn groene, levende velden, de bron van ons voedsel.’
‘Zag je ze?’ vroeg ik telkens als ik hem zag.
Dromerig knikte hij. ‘Eén keer, het is er wondermooi. Vol kleur en leven. Daar begint de vrijheid.’
Ik droom ervan dat ook ik de weg naar buiten kan volgen, de eindeloos glooiende velden kan zien waar kleur nog niet is verbannen. Waar groen en goud en bruin ongestoord door elkaar lopen. Met grote plassen water die zich helderblauw uitstrekken zover het oog kan zien, weerspiegeld in de even blauwe lucht. Waar niet alles gelijk is.
Vaders ogen glinsterden als hij erover vertelde, zijn hartslagmeter ging steevast in het rood.
In deze stad is niet veel groen en de blauwe lucht is nog maar zelden zichtbaar. Enkel het Magienplein heeft een boom. Een grote met een dikke bast en gigantische bladeren. Ze zijn groen, de enige kleur in deze grauwe omgeving. Soms wilde ik dat ik een blad kon plukken en meenemen naar huis, maar ik weet wat er gebeurt als ik dat probeer. Ik wilde dat ik iemand kon vragen om meer bomen te planten, ik weet niet wie.
‘De Magien ontstond uit wat men ooit liedjes noemde,’ zei vader. ‘Ze klinken wondermooi. Ze lijken op muzak, maar liedjes hebben tekst, een betekenis.’
Hij ademde sneller als hij over liedjesteksten sprak, zijn stem trilde.
‘Elke liedje vertelt een verhaal, vertolkt door zingende kunstenaars. Sommige zijn kort en snel, anderen lang, maar allemaal zijn ze vol inhoud en emotie.’ Hij huiverde. ‘Emotie die wij niet meer kennen.’
Eén keer stond een Magien-wacht aan de deur toen vaders hart te lang te hoog ging.
‘Ik ben wat ziek,’ hoorde ik hem zeggen vanuit de kast. De wachter klonk boos, loerde in de kamer, maar vertrok. Dat scheelde maar een haar.
Ik wilde dat ik die liedjes van vroeger kon horen, want de muzak van vandaag is één vormeloze brij klanken. Kalmerend, maar zonder tekst. Zonder emotie.
Ik droom van liedjes vol teksten. Vader zei dat er nog zijn bewaard, maar hij weet niet waar. Soms denk ik dat ik ze hoor. Flarden tekst, ondersteund door muziek, zweven voorbij, maar ik kan het ritme niet volgen, ik weet niet wat de woorden betekenen.
 
Het uniforme grijs brandt in mijn ogen als ik wakker schiet, hemelse klanken verlaten fladderend mijn geest. De hartslagmeter in de grauwe pyjamastof geeft een eerste piep als mijn hart de hoogte in raast, als het uitstervende lied een traan uit mijn ogen jaagt. Vluchtige wanhoop zoekt een weg naar mijn hoofd. Ik wil luisteren, genieten, de meter legt een klem om mijn keel. Ik sluit mijn ogen drie tellen, adem diep in en duw de wanhoop weg. Mijn hartslag zakt, het piepen valt stil. Een nieuwe traan verlaat mijn oog als een diep gemis de plaats inneemt van de muziek. Ik wil luisteren, genieten, maar de klanken zijn weg en ik val in een rusteloze slaap tot de wekker aangeeft dat het tijd is om te vertrekken. Ik negeer het geluid, probeer de muziek opnieuw te vangen, maar hoor niets meer.
De wekker geeft een nieuw alarm, ik stap uit bed. Het smakeloze ontbijt rolt uit de keukenkast, vindt met lusteloze bewegingen zijn weg naar mijn maag. De lauwe douche brengt geen helderheid in mijn hoofd, als een robot trek ik mijn donkergrijze Magien-dag-uniform aan en loop naar buiten. De mensenstroom is al groot, iedereen loopt in dezelfde richting. Zonder opwinding, zonder vreugde. Automatisch denk ik aan vader, ik probeer het niet te doen.
 
Grijze ogen loeren naar mij, ik denk dat het een hij is die naar mij lacht.
‘Heb je zin?’
De gladde huid en vlakke boezem kunnen bedrieglijk zijn, maar dat geeft niet. Ik ga mee en geniet van de warme aanrakingen. Ik sluit mijn ogen en laat alles komen. Ik probeer mijn helderheid te behouden en de persoon onder mij niet als hij aan te spreken. Meestal lukt dat, een keer liep het bijna mis. De hitte was zo intens, de spanning zo groot dat ik vergat wat ik nooit mocht vergeten.
‘Wat ben jij een prachtige vrouw!’ riep ik.
De schok in haar ogen zal me altijd bijblijven, maar ze zei niets en ik vertrok. Ik was bang, want onze samenleving liet het ongelijke concept van hij en zij lang geleden achter zich toen de geperfectioneerde voortplantingsfabrieken de laatste obstakels daartoe wegnamen. Hier is geen man of vrouw of x, hier is elke mens het en elke het is gelijk. Inbreuk op die wet is strafbaar. We zijn gelijk, zonder uitzondering.
Dat is niet wat vader mij leerde. Man en vrouw zijn niet hetzelfde, ongeacht wat ze ons willen doen geloven. Zij zijn verschillend en kunnen een andere voorkeur hebben, zelfs een afkeer. Ondenkbaar in deze wereld.
Ik kijk weer naar de persoon onder mij, een het die ooit gekend was als een man. Hij verwart mijn woede met lust, ik negeer de kortstondig gelukkige blik op zijn gezicht, kleed me snel weer aan en loop naar buiten waar de rij nog groter werd.
 
Het plein loopt vol, de doffe ogen van de mensen om mij heen vertonen geen enkele vorm van emotie. Behalve de persoon rechts van mij. Vluchtig kruisen onze blikken, lichtblauwe ogen houden de mijne twee tellen vast.
Ze zien mij!
Dan zijn ze weer weg.
Opwinding zoekt zich een weg door mijn lijf, het gepiep groeit. Ik moet rustig blijven. Ik kijk weg, denk aan niets, de piepjes sterven uit.
Voorzichtig kijk ik terug. De persoon die net opzij keek, loert recht naar het scherm.
Te recht.
De aandacht is te groot, het probeert te krampachtig niet opzij te kijken. Ik denk … nee, ik weet dat het een zij is. Ik zie een bolling op de bovenkant van het’s, nee verdomme, haar torso.
Ze kijkt niet meer opzij, ook ik wend mijn blik af. Ik mag niet te veel aandacht schenken aan één persoon, want er zijn geen vaste relaties meer, geen koppels. Dat leidt tot ruzie en gevechten. Oorlogen werden gevoerd uit afgunst en angst, vertelde vader. Uit jaloezie en dat mag nooit meer gebeuren, dat is een van de Kapitale Fouten die onze grote Voeder ons jaarlijks voorhoudt.
Seks mag, met iedereen die je wil. Zoals de man op weg naar hier. Elke persoon mag, want iedereen is het. Zolang ze instemmen en het mag één keer. Niet meer. Geen bezit, geen langdurige verbintenissen, dus geen jaloezie. Vrijheid en onafhankelijkheid voor elke het. De ideale wereld.
In hun ogen, maar ik word er gek van!
Ik kijk naar haar, ze staart nog steeds recht voor zich uit, maar ik voel dat ze mij ziet. Ik wil seks met haar. Ongeremd. Meerdere keren. Ik … Mijn hart versnelt, het gepiep groeit, ik kijk naar de grond, denk weer aan niets. Het stopt, ik adem diep in en kijk opzij, ze is verdwenen. Een onbekend gevoel rukt op in mijn borst.
Ik … ik mis haar!
Verwarring klauwt aan mijn hart, de piepjes in mijn oor worden luider, ik moet voorzichtig zijn. Opnieuw vul ik mijn hoofd met leegte, zoals ik zo vaak doe. Het gepiep sterft uit, zoals het gevoel dat ik haar ooit terug zal zien.
 
Het enorme scherm op het Magien-plein licht op, gesprekken over niets doven uit als iedereen diep ademhaalt om de Magien te scanderen. Overbodig verschijnt de tekst in vette letters, de woorden lichten één voor één op. Het gedreun van de verzamelde stemmen jaagt een trilling over het plein, stuurt een walging door mijn lijf. Ik adem diep in, hoop dat niemand mijn afkeer ziet.
 
Er is geen hemel
Er is geen hel
We zijn hetzelfde
We leven voor elkaar
 
Er zijn geen landen
Er is geen haat
We zijn hetzelfde
We leven voor elkaar
 
Er is geen godsdienst
Er is enkel vrede
We zijn hetzelfde
We leven voor elkaar
 
Er is geen bezit
Er is geen honger
We zijn hetzelfde
We leven voor elkaar
 
Er is geen jaloezie
Er is geen hebzucht
We zijn hetzelfde
We leven voor elkaar
 
Er is geen ras
Er is geen geslacht
We zijn hetzelfde
We leven voor elkaar
We zijn hetzelfde
We leven voor elkaar
 
Ik mompel mee alsof ik het meen, maar het voelt verkeerd. Ik begrijp niet alles, ik weet niet wat godsdienst is, maar ik weet wel wat een geslacht is.
Ik wil …
De stemmen vallen stil als het laatste refrein is uitgespuwd. De ogen van de menigte lijken emotieloos, bij enkelen zie ik onderdrukte twijfels, ze keren weg als ik hen aankijk.
Een grijs gelaat verschijnt op het scherm, welwillend kijkt de grote Voeder naar de verzamelde menigte. Ik denk dat het een vrouw is, maar het ontbreken van enige kleur, het millimeterkorte haar en de vormeloze kleren maken het moeilijk om zeker te zijn.
Ik ben bang dat de andere aanwezigen zich die vraag niet stellen, toch hoop ik dat er ooit nog iemand is zoals ik. Die weet dat de voeder niet enkel een voeder is. Zoals zij?
Onopvallend loer ik rond, zoek haar, maar vind haar niet. Ik kijk naar de gezichten. Ze staren, knikken apathisch bij de lovende woorden van de Voeder.
We zijn goed bezig, de samenleving is vol rust. Er is geen oorlog in Magien, er is geen onrust of nijd. Zolang we de Kapitale Fouten niet vergeten. Er is geen hebzucht, want we leven samen, we leven voor elkaar. En we zijn allemaal hetzelfde.
Dat zijn we niet!
 
De inhoud van de toespraak is identiek aan die van de vorige jaren, de woorden een herkauwde versie van de Magien, de reactie even georchestreerd en emotieloos. Onder zacht gemurmel loopt het plein leeg, ik volg de menigte naar buiten, loop naar mijn werkplek waar ik aanschuif aan de lange rij computers en doe wat ik elke dag doe. Ik weet niet meer wat het is, maar ik doe het, want het is goed voor ons allen.
Ik kijk naar het scherm, bedien de virtuele toetsen in de lucht en laat mijn automatische piloot zijn gang gaan. Ik kijk naar het scherm, maar ik zie haar. Kleine lachrimpels omcirkelden haar blauwe ogen en … ik … ik moet haar terugzien, maar ik weet niet hoe. Opnieuw vult mijn borst zich met een gevoel van gemis dat ik maar één keer eerder voelde, de dag dat vader verdween. Ik kijk naar het scherm en doe mijn werk.
 
Rusteloos lig ik in bed, staar naar het grijze plafond, vraag me af waar vader is. Hij was goed voor mij. Hij zocht me op, als voeder, praatte met mij als vader. Hij vertelde dingen die hij niet mocht vertellen, als we alleen waren. Dan zette hij de muzak net zacht genoeg om geen pijnlijke trilling door zijn uniform te voelen en fluisterde naar mij. Hij vertelde zonder zijn lippen te bewegen, benoemde de dingen die zijn vader hem leerde. Over deze wereld, over haar bewakers. De Magien-wacht, zij die niemand kent, die niemand ziet tot het te laat is. Het kan de persoon voor je zijn, naast je, aan de overkant van de straat. De persoon waarmee je het bed deelt. Die het’s plaats afstaat als je de tram opstapt en er voor alles op toeziet dat de regels van deze wereld worden gerespecteerd. Niemand kan ze aanwijzen, maar ze zijn er.
Een oprukkende gedachte jaagt krampen door mijn maag. Is zij een wachter? Zoekt ze mij? Omdat ze weet dat ik …
Ik huiver, kom tot rust, want het maakt niet uit, ik zie haar toch niet terug. Ik keer me om, val in slaap en droom van haar.
 
De weg van mijn werk naar huis is toonloos zoals elke dag. Ik staar voor me uit, schrik van bekende blauwe ogen die me aankijken van de overkant van de straat. Heel even, dan kijken ze weer weg, maar ik weet dat zij het is. Ik probeer mijn hartslag onder controle te houden, tracht haar niet te snel weer aan te kijken. Gepiep weerklinkt in mijn oren als ze dichterbij komt. Neutraal begroet ze mij. Zoals het hoort.
‘Hallo.’
‘Hallo.’
‘Heb je zin?’
Het gepiep wordt luider, ik adem diep in, haal licht mijn schouders op en knik.
‘Ja.’
‘Goed.’
Ik loop twee blokken achter haar aan naar haar appartement. We spreken geen woord, tot we de deur achter ons dichtslaan, de muzak luider klinkt en zij zich razendsnel omkeert. Gejaagd trekt ze haar hemd uit, met een ruk ontbloot ze haar borsten.
‘Wat ben ik?’ hijgt ze, haar ogen schieten vuur.
Enkele tellen staar ik verlamd naar haar, woorden verpulveren in mijn keel. De zekerheid dat zij een bewaker is, raast even door mijn lijf, dan knapt iets in mijn hoofd. Ik leg mijn handen op haar borsten, knijp in haar harde tepels en kijk recht in haar ogen.
‘Jij bent een vrouw!’
Ik kan niet benoemen wat het is dat explodeert in haar ogen, ik weet enkel dat ik nooit eerder voelde wat door mij stormt. Ik had vaak seks, maar wat ik met haar doe, wat zij met mij doet, is anders. Binnen een paar tellen zijn we naakt, raken we elkaar aan zoals we dat niet horen te doen. Onze harten razen, de kleren op de grond registreren niets meer. Ze berijdt mij zoals nooit eerder iemand deed. We kussen, zoals we niet horen te doen. Ik kom in haar, zij komt in mijn hoofd. Het besef dat ik niet meer alleen ben, rolt langer en intenser door mijn lijf, door haar lijf dan het eerste echte orgasme uit mijn leven.
‘Ik ben een vrouw,’ hijgt ze als ze naast mij op het bed valt, haar bezwete borsten snel op en neer gaan en ze mijn lijf kust. ‘En jij bent een man.’
Ze lacht, ik zie dezelfde vreugde in haar ogen als die door mijn lichaam raast.
‘Hoelang weet je dit al?’ vraag ik.
‘Altijd al,’ fluistert ze. ‘Moeder vertelde het mij. Jij?’
‘Ook. Vader.’
Lange tijd blijft het stil.
‘Wat nu?’ vraagt ze.
‘Ik wil hier weg.’ Ik draai me op mijn zij, maak kringetjes om haar rechtopstaande tepels, ze kreunt. ‘Naar de kleurrijke plek buiten de stad.’
‘Is die er echt?’
‘Vader zei dat die er was.’
‘Mag ik mee?’
Ik knik snel. ‘Als je dat wil?’
‘Heel graag, ik word hier gek.’
Ik lach en laat me op mijn rug vallen. Zij kruipt weer op mij, een Kapitale Fout in onze wereld. Nooit meer dan één keer seks met één persoon, het kan me niet schelen. Deze vrouw mag met mij doen wat ze wil.
‘Ken je dit?’ vraagt ze als ze opnieuw naast me neervalt en uit een doos onder haar bed een klein wit voorwerp haalt met een lange draad en dikke knopen aan het uiteinde.
‘Wat is dat?’ vraag ik, maar ik voel dat ik het weet. Opwinding jaagt kriebels onder mijn bezwete huid.
Ze duwt de knopen in mijn oren en drukt op een toets. Wilde klanken denderen door mijn lijf, mijn lichaam trilt. Onbekend, tegelijk ook niet. Hemelse muziek. Met tekst! Het ultieme bewijs dat ik gelijk heb.
When I get to the bottom I go back to the top of the slide
And I stop and I turn and I go for a ride
And I get to the bottom and I see you again, yeah, yeah
Helter Skelter
Eindeloos herhalen de woorden in mijn oren. Ik begrijp ze niet, maar ik hoor ze, ik luister, ik knik.
‘We moeten weg.’
Ook zij knikt. ‘Ik ga mee. Vannacht. We moeten snel zijn, voor ze ons ontdekken. Ze zijn overal en zullen proberen ons tegen te houden.’
Even schrik ik, dan knik ik. Logisch. Wij zijn anders.
‘We vertrekken zodra het donker is. We nemen niet veel mee, ik weet de weg, vader vertelde me hoe we moeten gaan.’ Ik zie de opwinding in haar ogen, ik deel ze. ‘Ik ben blij.’
‘Ik ook. En ik ben Eva.’
 
Dit was mijn laatste dag in Magien. Vanavond vertrek ik, samen met deze vrouw. Ik weet niet of het ons lukt, maar we moeten het proberen. We moeten trachten een weg terug te vinden naar de wereld zoals hij was. Met muziek, versierd met teksten. Een wereld met schilderijen, met een mening. Een wereld vol boeken, met een verhaal.
Een wereld met mannen en vrouwen. Met voorkeuren en afkeren.
Een wereld met kleuren. En eindeloos veel verschillen.
Mijn naam is Adam, ik ben een man. Ik vertrek met Eva, een vrouw.
Dit is ons afscheid van Magien.
Ja, we zijn allemaal gelijk, maar verdorie nee! We zijn zeker niet hetzelfde.
1 Opmerking
Marion Reeuwijk
30/8/2023 23:25:46

Wat een geweldig verhaal Luc, het zo zo verfilmd kunnen worden. Ik zou die film graag zien.

Antwoorden

Je opmerking wordt geplaatst nadat deze is goedgekeurd.


Laat een antwoord achter.

    Inhoudstafel fictie
    Oproep verhalen

Powered by Maak je eigen unieke website met aanpasbare sjablonen.
  • Home
  • FICTION
  • Interviews
  • Agenda
  • BOOKS
  • FILMS
  • MUSIC
  • COMICS
  • Van deze wereld
  • Academie van fantastiek
  • Reel van de Fantastische Unie
  • SF-Cafes
  • Niet van deze wereld
  • EC Bertin
    • EDDY C. BERTIN✝
    • Eerbetoon
  • Alfons Maes✝
  • Wie we zijn
  • Get In Touch