Fred schreef zijn verhalen liever ‘s nachts. Hij deed daar niet romantisch over - hij was er de man niet naar om zijn nagels en haren zwart te verven, doodshoofdringen over z’n vingers te schuiven of een schorpioen in z’n nek te laten tatoeëren. Hij schreef niet met een ganzenveer gedoopt in bloed; niet van hemzelf, niet van geofferde baby’s, zelfs niet gewoon van runderen of varkens, hoewel je dat voor geen geld bij de betere slager kunt halen. Hij had geen opgezette raaf boven de deur van zijn schrijfkamer laten aanbrengen; hij had niet eens een schrijfkamer. Hij had ook geen victoriaans landhuis, geen torenkamertje, geen kerker, maar zijn verhalen schreef hij, en hij schreef ze ‘s nachts.
Die gewoonte was, zoals zoveel gewoontes, uit noodzaak geboren. Toen hij nog getrouwd was, en de kinderen klein waren, toen hij overdag nog gewoon uit werken ging, had hij niet anders gekund dan ‘s nachts te schrijven. En zo had het ook aangevoeld: alsof hij niet anders kon. Elke dag fietste hij naar z’n werk. Hij was loopbaanadviseur, en net als ongeveer alle mensen die hij ontmoette, had hij een hekel aan zijn job. Hij fietste elke dag weer naar huis. Hij kookte. Hij las de kinderen voor. Hij zat op de bank, hij keek tv. Hij speelde tennis, twee keer per week. Maar ‘s nachts kwamen de monsters tevoorschijn. Ze ruisten achter het behang en klauwden onder het bed. “Gauw nog even een e-mail schrijven, schat. Ga maar vast slapen.” Of hij werd wakker tussen twee en drie en trakteerde zichzelf op een uurtje schrijven. Zijn vrouw sliep - of deed alsof en ging ervan uit dat hij porno keek. Maar het bloed droop van zijn scherm en ijselijke kreten weergalmden in zijn verbeelding. Hij wentelde zich in ingewanden en likkebaardde bij het lillende vlees van weerloze slachtoffers. “Normaliteit is de echte horror,” schreef hij op een briefje dat hij opvouwde en bewaarde in zijn portefeuille. Toen zijn eerste verhalen online verschenen, haalde zijn vrouw haar schouders op. Dat hij een beetje anders dan de anderen was, had ze altijd wel geweten. Maar toen hij zijn eerste roman, De weerwolven van Beervelde, in eigen beheer wilde uitgeven, vroeg ze de scheiding aan. Om het geld was het haar niet te doen geweest - ze verdiende al lang ruimschoots meer dan hij - maar in de tennisclub zou beslist op horror worden neergekeken. De roman werd in één tijdschrift vernietigend gerecenseerd - “een literaire miskleun en voorspelbare commerciële flop”. Het tijdschrift verkocht zelf slechts honderd exemplaren, maar had het verder wel bij het juiste eind. De monsters lieten hem niet met rust. De donkere kringen onder zijn ogen werden donkerder, en zelfs nadat hij vervroegd met pensioen werd gestuurd, brandde de lamp in zijn aftandse kleine studio de hele nacht door. Zijn laatste verhaal werd ook zijn enige succesje. “De nachtraaf” was een verhaal van precies vijfhonderd woorden (exclusief titel) en won een schrijfwedstrijd. Hij kreeg een boekenpakket opgestuurd. Daarmee konden de begrafeniskosten niet worden gedekt. Dit is het zevende van acht horrorverhalen met thema 'De Nacht' dat deze week hier verschijnt. Meer informatie over onze horrorweek vindt u op 'Week van de horror'.
0 Opmerkingen
Je opmerking wordt geplaatst nadat deze is goedgekeurd.
Laat een antwoord achter. |
|